Besluit orde van dienst gerechten

Geraadpleegd op 06-05-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 07-11-2003

Besluit van 10 december 2001, houdende regels voor de orde van dienst binnen de gerechten (Besluit orde van dienst gerechten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 6 november 2001, nr. 5130698/01/6;

Gelet op artikel 11 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

De Raad van State gehoord (advies van 28 november 2001, nr. W03.01.0583/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 5 december 2001, nr. 5136853/01/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Paragraaf 1. Definitiebepaling

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder «bestuur van een gerecht»: de Hoge Raad, het bestuur van een rechtbank dan wel het bestuur van een gerechtshof.

Paragraaf 2. Zittingen

Artikel 2

  • 1 De dagen waarop de gewone zittingen worden gehouden en de tijdstippen waarop de zittingen aanvangen, worden door het bestuur van een gerecht vastgesteld bij reglement.

  • 2 Het reglement wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 3

De voorzitter van de meervoudige kamer of degene die zitting heeft in een enkelvoudige kamer kan bepalen dat in verband met de omstandigheden in een bepaalde zaak danwel de organisatie van het gerecht, buitengewone zittingen worden gehouden.

Artikel 4

  • 1 De voorzitter van de meervoudige kamer of degene die zitting heeft in een enkelvoudige kamer bepaalt de duur van zittingen.

  • 2 Het bestuur van een gerecht draagt zorg voor het op tijd aanvangen van de zittingen.

Artikel 5

De voorzitter van de meervoudige kamer of degene die zitting heeft in een enkelvoudige kamer is belast met de handhaving van de orde tijdens de zittingen. Hij is bevoegd aan de procespartijen, advocaten, procureurs, gemachtigden en in persoon procederende partijen, die optreden in zaken in zijn kamer aanhangig, inlichtingen te vragen naar aanleiding van de processtukken en de mondelinge voordrachten.

Paragraaf 3. Indeling kamers

Artikel 6

  • 1 De leden van een kamer zijn bevoegd, na kennisgeving aan het bestuur onderscheidenlijk de president van de Hoge Raad, zich te laten vervangen door een lid van een andere kamer, tenzij de gang van zaken binnen laatstgenoemde kamer zich daartegen verzet.

  • 2 Een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast heeft, indien hij dit wenst, niet langer dan vier achtereenvolgende jaren zitting in dezelfde sector.

Paragraaf 4. De griffie

Artikel 7

  • 1 Het bestuur van een gerecht draagt zorg voor de bewaring van de aan de griffie toegezonden of ter griffie neergelegde stukken en geldbedragen.

  • 2 Het bestuur van een gerecht draagt er zorg voor dat binnen vierentwintig uur aan het openbaar ministerie kennis wordt gegeven van de ontvangst van processtukken in strafzaken die ingevolge de wet aan de griffie moeten worden toegezonden of ter griffie moeten worden neergelegd.

Artikel 8

  • 1 Processtukken en, buiten de gevallen bij de wet bepaald, bevelschriften en in raadkamer genomen beschikkingen in strafzaken worden verzonden in minuut.

  • 2 Onder processtukken worden niet verstaan:

    • a. de vonnissen en arresten gewezen in de openbare terechtzitting;

    • b. de processen-verbaal van hetgeen is voorgevallen op de terechtzitting;

    • c. de aantekeningen of verklaringen die in krachtens de wet te houden openbare registers worden ingeschreven.

Artikel 9

  • 1 De arresten of vonnissen, in strafzaken gewezen, worden binnen het Rijk op de minuut betekend.

  • 2 Indien de betekening of tenuitvoerlegging geschiedt binnen het Rijk worden op de minuut ten uitvoer gelegd en betekend:

    • a. beschikkingen in raadkamer genomen;

    • b. bevelen tot voorlopige aanhouding, gevangenhouding, gevangenneming en medebrenging.

  • 3 De minuten worden afgegeven aan degenen die met de uitvoering zijn belast.

Artikel 10

  • 1 De ambtenaren van het openbaar ministerie kunnen de minuten van alle uitspraken in strafzaken gewezen op hun parket ontvangen, met uitzondering van de stukken ten behoeve van de betekening.

  • 2 Indien het parket gevestigd is buiten de gemeente waar het gerecht zijn hoofdplaats heeft, geschiedt de verzending van uitspraken in minuut per dienstbrief of op een andere veilige wijze.

Artikel 11

De griffie is in de hoofdplaats, de nevenvestigingsplaats en de nevenzittingsplaats:

  • a. op de dagen waarop terechtzittingen worden gehouden tenminste een half uur voor de aanvang daarvan geopend;

  • b. op zaterdagen geopend, mits op een dergelijke dag zittingen worden gehouden;

  • c. op zondagen en dagen die bij of krachtens de Algemene termijnenwet zijn aangemerkt als algemeen erkende feestdagen gesloten, tenzij op een dergelijke dag een zitting wordt gehouden.

Artikel 12

Naast de bij of krachtens de wet aan de griffier opgedragen taken bestaan griffierswerkzaamheden in ieder geval uit:

  • a. het bijwonen van terechtzittingen en verhoren;

  • b. het bijwonen van andere dan de onder a genoemde bijeenkomsten, tenzij de voorzitter van de betrokken kamer of degene die zitting heeft in een enkelvoudige kamer anders beslist;

  • c. het maken van aantekeningen zoals vereist door de wet of door een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast, en

  • d. het bieden van ondersteuning aan een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast in al diens ambtsverrichtingen.

Paragraaf 5. Verdeling zaken

Artikel 13

  • 1 Het bestuur van een gerecht draagt er zorg voor dat een algemene rol wordt gehouden voor burgerlijke zaken waarop alle zaken worden ingeschreven:

    • a. in de volgorde waarin zij worden aangebracht,

    • b. met de namen van de partijen, de advocaten, de gemachtigden en de procureurs,

    • c. onder toekenning van een afzonderlijk nummer, en

    • d. voorzien van een korte aantekening van al hetgeen in de zaak voorvalt.

  • 2 Indien binnen de gerechten meerdere kamers zijn gevormd voor de behandeling van burgerlijke zaken, krijgt elke kamer een afzonderlijke rol. De zaken worden in dat geval onverwijld aangebracht bij de kamer die daartoe is aangewezen in het bestuursreglement, bedoeld in artikel 19, en in het geval van de Hoge Raad in het reglement, bedoeld in artikel 75, vierde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Artikel 14

  • 1 Het bestuur van een rechtbank of gerechtshof geeft voor burgerlijke zaken die met een dagvaarding worden ingeleid en die in een nevenvestigings- of nevenzittingsplaats worden of kunnen worden behandeld, in het bestuursreglement, bedoeld in artikel 19 van de Wet op de rechterlijke organisatie, aan in welke plaats de rolbehandeling plaatsvindt.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op zaken die door de kantonrechter worden behandeld.

Artikel 15

  • 1 Het bestuur van een gerecht draagt er zorg voor dat voor elke zitting een uittreksel van de rol beschikbaar is, die de zaken vermeldt die moeten worden opgeroepen.

  • 2 Indien de zaken gereed zijn voor voordracht, gebeurt dit in de volgorde waarin zij op de rol voorkomen.

  • 3 Indien de behandelend rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast dit noodzakelijk acht in verband met de spoedeisendheid van een zaak, kan deze zaak worden voorgedragen in afwijking van de volgorde op de rol.

Artikel 16

Indien een zaak niet tijdens een zitting kan worden afgedaan, wordt de behandeling op een andere dag voortgezet, waarbij de oorspronkelijke volgorde van de zaken gehandhaafd blijft.

Artikel 17

Indien tegen een bij verstek gewezen vonnis of arrest in verzet wordt gekomen, herneemt de zaak haar oude plaats op de rol, tenzij de voorzitter van de meervoudige kamer of degene die zitting heeft in een enkelvoudige kamer een dag vaststelt waarop het verzet wordt behandeld.

Artikel 18

Het bestuur van een rechtbank of een gerechtshof draagt er zorg voor dat een afzonderlijke rol wordt gehouden voor de zaken die door de voorzieningenrechter in kort geding worden behandeld.

Artikel 19

Het bestuur van een gerecht draagt er zorg voor dat een rol wordt gehouden voor strafzaken waarop alle zaken die op de openbare terechtzitting worden behandeld, worden ingeschreven, overeenkomstig de onderdelen van a tot en met d van artikel 13, eerste lid.

Artikel 20

Het bestuur van een gerechtshof draagt er zorg voor dat een rol wordt gehouden voor belastingzaken waarop alle zaken worden ingeschreven, overeenkomstig de onderdelen a tot en met d van artikel 13, eerste lid.

Paragraaf 6. Inzage stukken

Artikel 21

In strafzaken waarin de stukken ingevolge de wet aan de griffie moeten worden toegezonden of ter griffie ter inzage moeten worden neergelegd, bepaalt het bestuur van een gerecht de tijden waarop inzage in de stukken kan worden verkregen door de rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, de ambtenaren van het openbaar ministerie of van het parket bij de Hoge Raad en de raadslieden van de verdachten.

Artikel 22

Indien een verdachte of een raadsman van een verdachte ingevolge de wet bevoegd is kennis te nemen van de processtukken wordt hem daartoe de gelegenheid geboden hetzij ter griffie hetzij, indien de verdachte rechtens van zijn vrijheid is beroofd, daar waar hij zich bevindt hetzij elders.

Artikel 23

  • 1 De mogelijkheid tot kennisneming wordt aldus geboden:

    • a. van de stukken wordt het origineel dan wel een afschrift voorgelegd;

    • b. de betrokkene kan uit de stukken aantekeningen maken;

    • c. aan de verdachte die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, worden desgewenst de voor het maken van de aantekeningen vereiste middelen ter beschikking gesteld.

  • 2 De kennisneming wordt indien noodzakelijk onder toezicht gehouden.

Artikel 24

Indien noodzakelijk geschiedt de kennisneming onder verantwoordelijkheid van:

  • a. de rechter-commissaris tijdens het gerechtelijk vooronderzoek;

  • b. leden van het openbaar ministerie tijdens het overige voorbereidend onderzoek;

  • c. de voorzitter van de kamer dan wel degene die zitting heeft in een enkelvoudige kamer door wie de zaak wordt behandeld van het tijdstip af, bedoeld in artikel 33 van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 25

Op hun verzoek worden afschriften van processtukken waarvan de kennisneming wettelijk is toegestaan, zo spoedig als mogelijk is verstrekt aan de verdachte of diens raadsman, zonder dat daardoor het onderzoek vertraging ondervindt.

Paragraaf 7. Openbaar ministerie en procureur-generaal bij de Hoge Raad

Artikel 26

Het nemen van een conclusie op de daarvoor vastgestelde dag door ambtenaren van het openbaar ministerie of de procureur-generaal bij de Hoge Raad, kan slechts eenmaal worden uitgesteld.

Artikel 27

  • 1 De leden van het openbaar ministerie en van het parket bij de Hoge Raad nemen geen deel aan de beraadslagingen in de raadkamer over het opmaken van een beschikking, vonnis of arrest.

  • 2 De ambtenaren van het openbaar ministerie en van het parket bij de Hoge Raad zijn bevoegd om in de registers van de gerechten hun requisitoiren in te schrijven indien zij dat noodzakelijk achten.

Hoofdstuk 2. Hoge Raad

Paragraaf 1. De griffier en de gerechtsvergadering

Artikel 28

  • 1 De griffier bij de Hoge Raad is het hoofd van de griffie en draagt zorg voor de boekerij en de bij de Hoge Raad in behandeling zijnde stukken.

  • 2 Bij afwezigheid van de griffier treedt als hoofd van de griffie op een substituut-griffier dan wel, bij afwezigheid van een substituutgriffier, een waarnemend griffier, op basis van een volgorde die, na overleg met de president, door de griffier is vastgesteld.

Artikel 29

  • 2 De president is voorzitter van de gerechtsvergadering.

  • 3 Het bijeenroepen geschiedt door een schriftelijke kennisgeving van de president. Hij doet dit ten minste zeven dagen voorafgaand aan de bijeenkomst.

  • 4 De bij de Hoge Raad werkzame gerechtsambtenaren kunnen op uitnodiging deelnemen aan de gerechtsvergadering.

Paragraaf 2. Behandeling bijzondere zaken

Artikel 30

  • 2 De behandeling op de openbare terechtzitting vindt plaats door een andere, eveneens bij het reglement van orde aangewezen, kamer dan de kamer, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 31

  • 1 De ambtenaren van het openbaar ministerie werkzaam bij de ressortsparketten en bij de arrondissementsparketten zenden een afschrift van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, arrest of uitspraak van een rechtbank of gerechtshof in burgerlijke zaken en belastingzaken naar de procureur-generaal bij de Hoge Raad, indien dit naar hun mening in aanmerking komt voor cassatie in het belang der wet.

  • 2 De inzending van de afschriften, bedoeld in het eerste lid, wordt met redenen omkleed.

Artikel 32

  • 1 De ambtenaren van het openbaar ministerie zenden een afschrift van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest in strafzaken van een rechtbank of gerechtshof waarbij hun arrondissementsparket onderscheidenlijk ressortsparket gevestigd is, naar de procureur-generaal bij de Hoge Raad, indien dit naar hun mening onder zijn aandacht moet worden gebracht vanwege het algemeen belang of een andere reden.

  • 2 De inzending van de afschriften, bedoeld in het eerste lid:

    • a. wordt met redenen omkleed;

    • b. behelst de naam van het gerecht;

    • c. behelst de namen van de procespartijen, en

    • d. geschiedt maandelijks.

  • 3 De vonnissen van de rechtbank worden door het hoofd van het arrondissementsparket gezonden aan het hoofd van het ressortsparket. Deze zendt de ingekomen stukken tezamen met de vonnissen of arresten van het gerechtshof aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad.

Artikel 33

  • 1 De president van de Hoge Raad stelt een verzoek om dispensatie of gratie onverwijld in handen van de procureur-generaal bij de Hoge Raad.

  • 2 Over het verzoek, bedoeld in het eerste lid, verschaft de procureur-generaal inlichtingen of brengt hij een schriftelijk advies uit, aan de kamer die het verzoek behandelt. Alvorens zijn advies uit te brengen vraagt de procureur-generaal inlichtingen aan de bij deze zaak meest betrokken ambtenaar van het openbaar ministerie, wanneer hij deze voor de behandeling van het verzoek noodzakelijk acht.

  • 3 De voorzitter van de kamer, bedoeld in het tweede lid, benoemt een rapporteur. Op basis van diens rapport brengt de kamer een met redenen omkleed advies uit aan de regering. Het advies is ondertekend door de voorzitter van de kamer en de griffier.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 december 2001

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de twintigste december 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven