a. Wettelijke vrijstelling
Verenigingen en instellingen wier primaire activiteiten zijn vrijgesteld op grond
van artikel 11, lid 1, onderdelen c, d, e, f, o, 1°, of t, van de Wet, die leveringen
en diensten van bijkomstige aard verrichten, zijn, voor zover die leveringen en diensten
voortvloeien uit activiteiten ter verkrijging van financiële steun voor deze verenigingen
en instellingen, met inachtneming van de bij of krachtens artikel 11, lid 1, onderdeel
v, van de Wet gestelde beperkingen, terzake vrijgesteld. Artikel 11, lid 1, onderdeel
v, van de Wet stelt in dit verband de voorwaarde dat de ontvangsten ter zake van leveringen
niet méér bedragen dan € 68.067 per jaar en ter zake van diensten niet méér dan €
22.689 per jaar, met dien verstande dat laatstgenoemd bedrag voor op grond van artikel
11, lid 1, onderdeel e, van de Wet, vrijgestelde sportorganisaties € 31.765 bedraagt.
Van de bevoegdheid om, in verband met het voorkomen van een ernstige verstoring van
de concurrentieverhoudingen, bij ministeriële regeling bepaalde leveringen en diensten
uit te sluiten van de vrijstelling, is nog geen gebruik gemaakt. Een voorbeeld van
een fondswervende dienst is het maken van reclame voor ondernemers (in het kader van
‘sponsoring’ door het bedrijfsleven of door het opnemen van advertenties in ‘ledenbladen’).
Daarnaast kan, in de gevallen waarin de desbetreffende vereniging of instelling geen
beroep kan doen op toepassing van de kantineregeling, ook de verstrekking van spijzen
en dranken voor gebruik ter plaatse als ‘normale nevenactiviteit’ worden aangemerkt
als een fondswervende dienst.
b. Vrijstelling bij wijze van goedkeuring
Verenigingen en instellingen wier primaire activiteiten zijn vrijgesteld op andere
gronden dan die welke in onderdeel 2.a zijn genoemd, of wier primaire activiteiten
niet worden belast, kunnen een vrijstelling toepassen op leveringen en diensten van
bijkomstige aard, voor zover die leveringen en diensten voortvloeien uit activiteiten
ter verkrijging van financiële steun voor die primaire activiteiten, mits het totaal
van de ontvangsten ter zake van de fondswervende leveringen niet méér bedraagt dan
€ 68.067 per jaar en ter zake van fondswervende diensten niet méér dan € 22.689 per
jaar. Bij de hiervoor bedoelde verenigingen en instellingen gaat het om niet-commerciële
verenigingen en instellingen die werkzaam zijn op sociaal, recreatief of cultureel
terrein. Voor verenigingen en instellingen waarvan het boekjaar niet samenvalt met
het kalenderjaar geldt, indien de omzetgrens gedurende het boekjaar wijzigt, een omzetbedrag
dat wordt berekend op basis van beide in het boekjaar geldende bedragen naar tijdsgelang.
Bij toepassing van deze goedkeuring kan terzake geen voorbelasting in aftrek worden
gebracht.
Bij de fondswervende diensten die op grond van de eerste alinea van dit onderdeel
worden vrijgesteld, kan onder meer worden gedacht aan door verenigingen geheven entreegelden
(bijv. voor uitvoeringen van amateurtoneelverenigingen of voor tentoonstellingen door
kleindierenverenigingen die de door de leden gefokte dieren tentoonstellen). Tot deze
entreegelden behoren ook de bijdragen van leden en donateurs, die in wezen geacht
moeten worden de vergoeding te zijn voor het verlenen van toegang tot uitvoeringen
enz. Een voorbeeld van een fondswervende dienst is het maken van reclame voor ondernemers
(in het kader van ‘sponsoring’ door het bedrijfsleven of door het opnemen van advertenties
in ‘ledenbladen’). Daarnaast kan, in de gevallen waarin de desbetreffende vereniging
of instelling geen beroep kan doen op toepassing van de kantineregeling, ook de verstrekking
van spijzen en dranken voor gebruik ter plaatse als ‘normale nevenactiviteit’ worden
aangemerkt als een fondswervende dienst.
De goedkeuring is niet van toepassing op de verstrekking van spijzen en dranken ter
gelegenheid van in de persoonlijke sfeer van derden of individuele leden gelegen evenementen,
zoals bijvoorbeeld bruiloften, feesten en jubilea (deze evenementen leiden als ‘niet-normale’
nevenactiviteiten ook tot het vervallen van de mogelijkheid om de kantineregeling
toe te passen) De goedkeuring ziet evenmin op de verstrekking van spijzen en dranken
ter gelegenheid van en het verlenen van toegang tot evenementen die worden georganiseerd
voor een ruimere kring van bezoekers dan de leden van de vereniging of degenen die
aan de instelling verbonden zijn (en hun familie) of evenementen waarvoor artiesten
worden aangetrokken om het evenement op te luisteren, zoals dorpsfeesten, muziek-
en volksdansfestivals enz. (het gaat hier om dezelfde evenementen als bedoeld in onderdeel
11 van de kantineregeling).
Bij overschrijding van de omzetgrens van € 68.067 (voor fondswervende leveringen)
respectievelijk € 22.689 (voor fondswervende diensten) dient onverkort, overeenkomstig
de geldende voorschriften, omzetbelasting over de gehele omzet te worden voldaan.
Ter zake van de wederverkoop van loten, zoals loten voor de Grote-Clubactie of krasloten,
worden verenigingen en instellingen wier fondswervende prestaties, op grond van artikel
11, lid 1, onderdeel v, van de Wet of op grond van dit besluit van omzetbelasting
zijn vrijgesteld, ongeacht de omvang van de hiermee behaalde opbrengst, niet in de
heffing van omzetbelasting betrokken, mits terzake geen voorbelasting in aftrek wordt
gebracht. De opbrengst van de wederverkoop van deze loten blijft ook buiten beschouwing
bij de beoordeling of de omzetgrens voor fondswervende prestaties door de desbetreffende
vereniging of instelling wordt overschreden.