Personeel in dienstbetrekking
[Regeling vervallen per 29-06-2007 met terugwerkende kracht tot en met 13-06-2007]
Ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, van de Wet op de omzetbelasting
1968 geldt thans een uitzondering op de sportvrijstelling voor watersportverenigingen
die voor hun dienstverlening gebruik maken van één of meer personen die in dienstbetrekking
werkzaam zijn ten behoeve van de vereniging. Of een vereniging voldoet aan het criterium
voor belastingheffing dient per verenigingsjaar te worden beoordeeld. Dit betekent
dat indien in de loop van een verenigingsjaar personeel in dienstbetrekking werkzaam
is ten behoeve van de vereniging, de vereniging in de heffing dient te worden betrokken
voor de diensten die met behulp van dat personeel worden verricht met betrekking tot
de vaartuigen, terwijl alsdan tevens de terbeschikkingstelling van lig- en bergplaatsen
gedurende dat jaar wordt belast.
Het begrip dienstbetrekking moet in dezen worden verstaan overeenkomstig de bepalingen
van het burgerlijk recht. Om te voorkomen dat iedere dienstbetrekking in deze zin
tot BTW-heffing leidt, keur ik in samenhang met het vorenstaande goed dat de vrijstelling
toepassing vindt, indien het personeel dat werkzaam is ten behoeve van de vereniging
over het gehele jaar genomen daarvoor niet meer dan € 4.538 aan vergoeding ontvangt.
Hierbij dienen alle vergoedingen in aanmerking te worden genomen, dus ook bij voorbeeld
onkostenvergoedingen en beloningen in natura. Voorts geldt de genoemde grens voor
alle personen die werkzaam zijn ten behoeve van de vereniging tezamen en niet per
persoon. Dit betekent dat, indien er in de loop van het jaar meer personen werkzaam
zijn die niet afzonderlijk maar wel gezamenlijk meer dan € 4.538 ontvangen, de vrijstelling
niet van toepassing is.
Voor de toepassing van de € 4.538-grens kan buiten beschouwing worden gelaten de vergoeding
aan personen die zich in het geheel niet bezighouden met de werkzaamheden in de haven
als zodanig (onder deze werkzaamheden vallen onder meer werkzaamheden met betrekking
tot vaartuigen, haventerreinen en technische faciliteiten ten behoeve van de vaartuigen;
ook de bewaking van terreinen en vaartuigen valt onder deze werkzaamheden). Werkzaamheden
van bij voorbeeld kantinebeheerders die uitsluitend kantinewerk verrichten vallen
hier niet onder.
Indien overschrijding van de € 4.538-grens redelijkerwijs niet kon worden voorzien
kan de heffing van omzetbelasting in het desbetreffende jaar achterwege blijven. Als
in een dergelijk geval echter het volgende jaar zich opnieuw een overschrijding voordoet
dan dient in dat jaar in elk geval heffing plaats te vinden.
Mocht achteraf blijken dat prestaties ten onrechte in de heffing zijn betrokken omdat
de € 4.538-grens niet werd overschreden, dan kan een verzoek om teruggaaf worden gedaan
bij de inspecteur, mits voor de in rekening gebrachte omzetbelasting credit-facturen
worden afgegeven. Uiteraard is hieraan tevens de voorwaarde verbonden dat de vrijstelling
ook wordt toegepast voor de aftrek van belasting. Bij het verzoek om teruggaaf dient
een berekening van de correctie in dezen te worden gevoegd.
Ingeval een vereniging twee (of meer) geografisch volledig gescheiden havens exploiteert
die ieder over eigen personeel beschikken, zodat de havens in feite zelfstandig functioneren,
kan de toetsing aan de voorwaarde voor belastingheffing per afzonderlijke haven geschieden.