Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders

[Regeling vervallen per 01-02-2023.]
Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-03-2005 t/m 31-01-2023

Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op artikel 94 juncto artikel 57, tweede lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet,

Besluit:

Artikel I

[Regeling vervallen per 01-02-2023]

De verordening, bedoeld in artikel 57, tweede lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet, wordt als volgt vastgesteld.

Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders

Artikel 1 (algemeen)

De gerechtsdeurwaarder gedraagt zich zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt.

Artikel 2 (onafhankelijkheid en onpartijdigheid)

De gerechtsdeurwaarder oefent zijn beroep zo uit dat zijn onafhankelijkheid en ambtelijke onpartijdigheid niet in gevaar komen.

Artikel 3 (beroepsuitoefening)

De gerechtsdeurwaarder oefent zijn beroep zodanig uit dat een goede vervulling van zijn ambtelijke verplichtingen gewaarborgd is.

Artikel 4 (organisatie)

De gerechtsdeurwaarder zorgt ervoor dat de inrichting en de organisatie van zijn kantoor voldoen aan de eisen van een goede praktijkuitoefening. Hij ziet er op toe dat zijn medewerkers over de bekwaamheid beschikken die is vereist voor het verrichten van de aan hen opgedragen werkzaamheden.

Artikel 5 (geheimhouding)

De gerechtsdeurwaarder verwerkt vertrouwelijke gegevens die in de uitoefening van zijn beroep te zijner kennis zijn gekomen, niet verder of anders, en aan die gegevens geeft hij niet verder of anders bekendheid, dan voor de zorgvuldige vervulling van zijn beroep wordt vereist en hem bij of krachtens de wet is toegestaan.

Artikel 6 (weigering opdracht; informatieplicht)

Indien de gerechtsdeurwaarder meent een aan hem verstrekte opdracht niet te kunnen uitvoeren stelt hij zijn opdrachtgever hiervan onverwijld in kennis.

Dit geldt ook in geval van onzekerheid of onduidelijkheid omtrent een opdracht.

Artikel 7 (teruggave opdracht)

Indien de gerechtsdeurwaarder voorziet dat hij een opdracht niet tijdig kan uitvoeren geeft hij deze zo spoedig mogelijk terug.

Artikel 8 (uitoefenen van druk)

De gerechtsdeurwaarder oefent geen druk uit door het aankondigen van maatregelen, welke hij niet uit hoofde van zijn opdracht, de wet en de hem verstrekte titel daadwerkelijk kan nemen.

Artikel 9 (correspondentie in rechte)

De gerechtsdeurwaarder is gerechtigd de door hem met de raadsman van de wederpartij gewisselde brieven in het geding te brengen, tenzij hij weet of moet begrijpen dat de inhoud daarvan een zo vertrouwelijk karakter draagt, dat toestemming ter zake van de raadsman van de wederpartij niet kan worden gemist.

Artikel 10 (financiële aangelegenheden)

De gerechtsdeurwaarder handelt nauwgezet en zorgvuldig in financiële aangelegenheden. Hij maakt geen onnodige kosten.

Artikel 11 (tarieven; proportionaliteit kosten)

De gerechtsdeurwaarder legt jegens de opdrachtgever vast welke tarieven hij hanteert. De gerechtsdeurwaarder informeert de opdrachtgever indien de kosten verbonden aan de uitvoering van de opdracht - gelet op alle omstandigheden - onevenredig hoog dreigen te worden.

Artikel 12 (optreden gerechtsdeurwaarder)

Wanneer de gerechtsdeurwaarder zich presenteert doet hij dit zorgvuldig en in overeenstemming met de eisen van zijn beroep.

Artikel 13 (gefinancierde rechtsbijstand)

Indien de gerechtsdeurwaarder goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, wijst hij deze cliënt op de mogelijkheid daartoe.

Artikel 14 (bijhouden vakbekwaamheid)

De gerechtsdeurwaarder zorgt dat zijn vakkennis en praktische vaardigheid in overeenstemming blijven met de eisen die maatschappelijke en beroepsmatige ontwikkelingen daaraan stellen.

Artikel 15

1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders.

2. Het bestuur van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) is bevoegd tot het geven van nadere regels betreffende de in deze verordening behandelde onderwerpen.

3. De nadere regels als bedoeld in het tweede lid zijn slechts verbindend voor de leden en de organen van de KBvG en treden in werking met ingang van de eerste dag van de tweede maand na de dag van bekendmaking of zoveel eerder als zij zelf bepaalt, met dien verstande dat tussen de dag van de bekendmaking en die van de inwerkingtreding ten minste een termijn van één maand ligt.

4. De nadere regels als bedoeld in het tweede lid kunnen bij besluit van de Ledenraad worden vernietigd tot het moment waarop deze in werking zijn getreden.

Artikel II

[Regeling vervallen per 01-02-2023]

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 57, tweede lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet in werking treedt.

Deze regeling zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 9 juli 2001

De

Staatssecretaris

van Justitie,

N.A. Kalsbeek

Naar boven