Verordening PT Vakheffing Bloembollen Plantgoed 2002

[Regeling materieel uitgewerkt per 01-06-2003.]
Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m heden

Verordening van het Productschap Tuinbouw van 3 juli 2001, houdende de vaststelling van aan telers van en handelaren in bloembollen op te leggen heffing voor het jaar 2002 (Verordening PT Vakheffing Bloembollen Plantgoed 2002)

Het bestuur van het Productschap Tuinbouw;

gelet op artikel 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 14, 15 en 19 van de Instellingsverordening Productschap Tuinbouw 1998;

op voorstel van de Sectorcommissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen;

besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze verordening en de daarop berustende bepalingen worden overgenomen de begripsbepalingen van de artikelen 2 en 3 van de Instellingsverordening Productschap Tuinbouw 1998.

  • 2 In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a.

    productschap

    :

    het Productschap Tuinbouw;

    b.

    bestuur

    :

    het bestuur van het productschap;

    c.

    voorzitter

    :

    de voorzitter van het productschap;

    d.

    bloembollen

    :

    bollen of knollen van bloemgewassen;

    e.

    bloembollen plantgoed

    :

    1e. soorten en variëteiten van bloembollen die in de lijst, welke als bijlage bij de Verordening PT Vakheffing Bloembollen Leverbaar 2002 is gevoegd, zijn vermeld voorzover deze beneden de daarachter genoemde minimum-maten zijn verhandeld;

         

    2e. afgebroeide bloembollen;

         

    3e. geholde en gesneden hyacinten;

         

    4e. eenjarige bollen van geholde en gesneden hyacinten, voorzover verhandeld per bed of per mand;

         

    5e. bollen van hyacinten, die zijn verkocht onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat deze zullen worden gebruikt als werkbollen, in welk geval deze voorwaarde op het koopbriefje dient te worden vermeld;

         

    6e. groen te velde per bed of per mand voor 15 juni van het kalenderjaar waarin het koopseizoen aanvangt verhandelde hyacinten, geplant in de maat onder zift 10, droog gesorteerd;

         

    7e. schubbollen van lelies;

         

    8e. voortkwekingsmateriaal, voorzover bestemd voor de teelt van bloembollen, met uitzondering van zaden;

    f.

    handelskaarthouder

    :

    de ondernemer die in het bezit is van een op zijn naam gestelde handelskaart als bedoeld in artikel 4 van de Verordening PT Vakheffing Bloembollen Leverbaar 2002;

    g.

    factuurbedrag

    :

    het bedrag van de factuur, exclusief behandelingskosten en exclusief kosten kleinverpakkingsmateriaal;

    h.

    veiling

    :

    de veilingen c.q. bemiddelingsbureaus: Hobaho BV., Coöperatieve Nederlandse Bloembollencentrale (b.a.), Floralia en Bloembollenbemiddelingsbureau Cebeco Nederland BV;

    i.

    koopseizoen

    :

    de periode van 1 juni 2001 tot en met 31 mei 2002.

  • 3 Deze verordening is niet van toepassing indien het betreft:

    • a. bloembollen, waarvan wordt aangetoond door overlegging van aankoopnota's dat deze in Nederland zijn geïmporteerd en nadien niet in Nederland zijn opgeplant;

    • b. transacties waarbij partijen groen te velde worden verhandeld en die de koper direct accepteert en waarvan hij het telen voortzet.

§ 2. Heffingsplicht

Artikel 2

  • 1 De koper en verkoper van bloembollen-plantgoed zijn aan het productschap een heffing verschuldigd over de koopseizoenen voorzover deze in het jaar 2002 vallen, ten behoeve van de algemene kosten van het productschap, alsmede ten behoeve van aangelegenheden als milieu-aangelegenheden, onderzoek, kwaliteitscontrole en voorlichtings-, promotionele en marketingsactiviteiten.

  • 2 De heffing, bedoeld in het eerste lid, wordt opgelegd bij wege van een aanslag, met in achtneming van het in de volgende artikelen bepaalde.

Artikel 3

  • 1 Ter uitvoering van artikel 2 doen de koper en verkoper bij het productschap aangifte van de door hen gekochte, respectievelijk verkochte bloembollen-plantgoed.

  • 2 De opgave, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan op een door het productschap te verstrekken aangifteformulier, met inachtneming van de daarop gestelde vragen en gegeven aanwijzingen.

§ 3. Grondslag en hoogte

Artikel 4

  • 1 De heffing die de koper en verkoper van bloembollen-plantgoed zijn verschuldigd, wordt per transactie opgelegd

  • 2 De heffing, bedoeld in het eerste lid bedraagt 2,1% van het factuurbedrag.

  • 3 Het bestuur kan op voorstel van de sectorcommissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen het percentage, bedoeld in het tweede lid, verlagen

Artikel 5

  • 1 Degene die bloembollen-plantgoed verkoopt of heeft verkocht door tussenkomst van een veiling, is aan het productschap een heffing verschuldigd ter grootte van 2,1% van het factuurbedrag.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde heffing dient door de verkoper te worden betaald aan de desbetreffende veiling, die daartoe namens het productschap het betrokken heffingsbedrag inhoudt op de aan de verkoper toekomende koopsom en de aldus geïncasseerde heffing rechtstreeks aan het productschap overmaakt. Door deze betaling voldoet de verkoper aan de heffingsplicht, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Het tweede lid laat onverlet de bevoegdheid van het productschap om in voorkomende gevallen zelf tot oplegging en invordering van de ingevolge het eerste lid verschuldigde heffing over te gaan.

Artikel 6

  • 1 Degene die, niet-handelskaarthouder zijnde, bloembollen-plantgoed koopt of heeft gekocht door tussenkomst van een veiling is aan het productschap een heffing verschuldigd ter grootte van 2,1% van het factuurbedrag.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde heffing dient door de koper te worden betaald aan de desbetreffende veiling, die daartoe namens het productschap de koper het betrokken heffingsbedrag in rekening brengt en de aldus geïncasseerde heffing rechtstreeks aan het productschap overmaakt; door deze betaling voldoet de koper aan de heffingsplicht, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Het tweede lid laat onverlet de bevoegdheid van het productschap om in voorkomende gevallen zelf tot oplegging en invordering van de ingevolge het eerste lid verschuldigde heffing over te gaan.

Artikel 7

  • 1 Degene die zonder tussenkomst van een veiling bloembollen-plantgoed verkoopt of heeft verkocht aan handelskaarthouders, is aan het productschap een heffing verschuldigd over iedere levering van deze producten ter grootte van 2,1% van het factuurbedrag.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde heffing dient door de verkoper te worden betaald aan de desbetreffende handelskaarthouder, die daartoe namens het productschap het betrokken heffingsbedrag inhoudt op de aan de verkoper toekomende koopsom en de aldus geïncasseerde heffing, tegelijk met inzending van het aangifteformulier aan het productschap overmaakt; door deze betaling voldoet de verkoper aan de heffingsplicht bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Het tweede lid laat onverlet de bevoegdheid van het productschap om in voorkomende gevallen zelf tot oplegging en invordering van de ingevolge het eerste lid verschuldigde heffing over te gaan.

  • 4 Indien en voorzover daartoe naar het oordeel van een door het bestuur van het productschap ingestelde prijzencommissie termen aanwezig zijn, kan bij de toepassing van het eerste lid als factuurbedrag worden aangemerkt de marktwaarde van de desbetreffende bloembollen op het tijdstip van verkoop.

Artikel 8

  • 1 Degene die, niet-handelskaarthouder zijnde, door hem geteelde bloembollen-plantgoed zonder tussenkomst van een veiling verkoopt of heeft verkocht aan niet-handelskaarthouders, is aan het productschap een heffing verschuldigd over iedere levering van deze producten ter grootte van 4,2% van het factuurbedrag.

Artikel 9

  • 1 De handelskaarthouder die bloembollen-plantgoed inkoopt voor de verkoop of voor aanwending in het eigen bloemkwekerij- en/of bloembollenteeltbedrijf, is aan het productschap een heffing verschuldigd ter grootte van 2,1% van het factuurbedrag.

Artikel 10

De handelskaarthouder is aan het productschap een heffing verschuldigd van 4,2% over het factuurbedrag van de door hem verkochte uit eigen teelt verkregen bloembollen-plantgoed.

Artikel 11

Degene die, anders dan in de hoedanigheid van detaillist, zonder tussenkomst van een veiling bloembollen-plantgoed verkoopt aan niet-handelskaarthouders, is verplicht 2,1% van het factuurbedrag van de door hem aldus verkochte bollen aan de desbetreffende kopers door te berekenen.

Artikel 12

  • 1 Degene die bloembollen-plantgoed afkomstig uit eigen kraam aanwendt voor de teelt van bolbloemen is over die bloembollen-plantgoed aan het productschap een heffing verschuldigd ter grootte van 2,1% van de verkoopwaarde van de desbetreffende bloembollen.

  • 2 De verkoopwaarde van de bloembollen-plantgoed wordt vastgesteld door een door het bestuur van het productschap in te stellen commissie.

Artikel 13

  • 1 Degene die, niet-handelskaarthouder zijnde, aantoont:

    • a. dat hij door hem in een verkoopseizoen ingekochte bloembollen-plantgoed in dat zelfde seizoen door tussenkomst van een veiling of aan een handelskaarthouder heeft doorverkocht en

    • b. dat hij de over deze inkoop en verkoop op grond van de bepalingen van deze verordening verschuldigde vakheffing heeft voldaan,

    ontvangt van het productschap een restitutie ter grootte van 4,2% van het verkoopfactuurbedrag van de bloembollen-plantgoed.

  • 2 Aanvragen tot restituties, dienen bij het productschap te worden ingediend binnen twee jaar na de datum van de betaling van de betreffende bloembollen.

Artikel 14

  • 1 In geval van verkoop van groen te velde verhandelde bollen van tulpen of narcissen, anders dan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, bedoelde partijen, wordt de heffing berekend:

    • a. voor zover het betreft tulpen over de helft en

    • b. voor zover het betreft narcissen: over 1/5 gedeelte van het factuurbedrag van de desbetreffende partij.

  • 2 In geval van verkoop van mud- en kilogramgoed van tulpen of narcissen, normaal aflopend ongeraapt, wordt de heffing berekend:

    • a. voor zover het betreft tulpen:

      • 1e. indien daarin de maten zift 10, zift 11 en zift 12/op aanwezig zijn: over 50%

      • 2e. indien daaraan de maat zift 12/op ontbreekt: over 70% en

      • 3e. indien daaraan de maten zift 11 en zift 12/op ontbreken: over 90% van het factuurbedrag van de desbetreffende partij;

    • b. voor zover het betreft narcissen: over 20% van het factuurbedrag van de desbetreffende partij.

  • 3 In geval van mud- en kilogramgoed van krokussen en/of irissen, normaal aflopend ongeraapt, wordt de heffing berekend:

    • a. voor zover het betreft krokussen: over 20% en

    • b. voor zover het betreft irissen: over 50% van het factuurbedrag van de desbetreffende partij.

  • 4 In geval van mud- en kilogramgoed van monbretia's, nat van het veld en normaal aflopend ongeraapt, wordt de heffing berekend over 60% van het factuurbedrag van de desbetreffende partij.

Artikel 15

De handelskaarthouder, die bloembollen-plantgoed leverbaar verkoopt door tussenkomst van een veiling dan wel rechtstreeks aan andere handelskaarthouders, ontvangt een restitutie van 4,2% over het factuurbedrag van de betreffende bloembollen.

§ 4. Oplegging en inning

Artikel 16

Indien een heffingsplichtige gegevens die hem krachtens de Verordening PT Algemene bepalingen ten behoeve van de onderhavige verordening of krachtens deze verordening zijn gevraagd niet, niet tijdig of niet volledig verstrekt, wordt de heffing berekend over de dan te ramen omvang van de grondslag die op de heffingsplichtige ingevolge deze verordening van toepassing is, in welk geval de heffing wordt verhoogd met € 40 in verband met administratiekosten.

Artikel 17

  • 1 In die gevallen dat de heffing niet is voldaan op de wijze bedoeld in de artikelen 5, tweede lid, 6, tweede lid en 7, tweede lid, vindt de oplegging van de krachtens deze verordening verschuldigde heffing plaats na afloop van het jaar waarover de heffing verschuldigd is en geschiedt deze door toezending of uitreiking aan de heffingsplichtige van een heffingsnota.

  • 2 Iedere heffingsnota is gedagtekend en bevat:

    • a. naam en adres van de heffingsplichtige;

    • b. een specificatie of toelichting omtrent de wijze waarop de heffing is berekend;

    • c. het totaal van de heffing.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan de heffingsplichtige een voorlopige heffing worden opgelegd tot het bedrag waarop de heffing vermoedelijk zal worden vastgesteld. De voorlopige heffing wordt verrekend met de krachtens deze verordening verschuldigde heffing.

Artikel 18

Indien uit de ter beschikking gekomen gegevens blijkt dat de verstrekking van de gegevens of een raming, niet in overeenstemming met de werkelijkheid, kan een opgelegde heffing aan de hand van deze gegevens worden herzien en opnieuw worden opgelegd.

Artikel 19

  • 1 Betaling geschiedt binnen 30 dagen na dagtekening van de heffingsnota.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de nota terstond invorderbaar:

    • a. zodra het faillissement van de heffingsplichtige is aangevraagd;

    • b. zodra de ondernemer het drijven van de onderneming beëindigt of van het voornemen daartoe blijkt;

    • c. zodra de ondernemer zich metterwoon in het buitenland heeft gevestigd of van het voornemen daartoe blijkt.

Artikel 20

Aan de heffingsplichtige, die niet of niet geheel binnen de in artikel 19 bedoelde termijn heeft betaald, kunnen de daaruit voortvloeiende extra kosten van maximaal € 22,50 in rekening worden gebracht, alsmede de wettelijke interest over het niet betaalde bedrag, te berekenen vanaf de dag waarop de betaling diende te zijn verricht ingevolge de aanmaning bedoeld in artikel 127, tweede lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

Artikel 21

Een koper en verkoper van bloembollen wordt geacht, indien hij bloembollen door tussenkomst van een veiling verhandelt, aan zijn verplichtingen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 ten aanzien van de op vorenbedoelde wijze verhandelde producten te hebben voldaan, indien hij de desbetreffende veiling heeft gemachtigd namens hem aan het productschap de door hem verschuldigde heffing te voldoen en deze heffing door het productschap is ontvangen.

Artikel 22

De voorzitter is belast met de oplegging en inning van de heffing en de daarmee samenhangende kosten, bedoeld in de artikelen 5 tot en met 20.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 23

  • 1 Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002.

  • 2 Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst wordt uitgegeven na 31 december 2001 treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van publikatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 2002.

Zoetermeer, 3 juli 2001

J. van der Veen

voorzitter

C. Kuijvenhoven

secretaris

Naar boven