Taal is een van de belangrijkste factoren bij het behalen van schoolsucces.
Kinderen met een andere moedertaal dan het Nederlands moeten zich tijdens hun schoolloopbaan
het Nederlands eigen maken en tegelijkertijd de reguliere schoolvakken leren. Het
vergroten van hun onderwijskansen hangt daarom vooral samen met de vraag in hoeverre
het onderwijs erin slaagt deze leerlingen het Nederlands als tweede taal aan te leren.
Om het rendement van het onderwijs aan leerlingen met een andere moedertaal dan het
Nederlands te verbeteren moet de school beschikken over deskundig opgeleide leraren
die het Nederlands als tweede taal(NT2) kunnen verzorgen.
Met het oog daarop is met ingang van het studiejaar 1995-1996 op initiatief van enige
hogescholen een éénjarige post-hbo-opleiding tot leraar NT2 gestart. Gedurende de
eerste drie cursusjaren heeft het departement voor deze opleiding subsidie verleend.
Het is gebleken dat de belangstelling voor deze opleiding de laatste jaren sterk is
teruggelopen. Deze terugloop vindt zijn oorzaak in de geringe bekendheid bij de basisscholen
met deze opleiding; ook is het wegvallen van de financiële bijdrage door het departement
van invloed geweest op de terugloop in de belangstelling.
Voor de kwaliteit van het onderwijs aan tweetalige leerlingen is het van het grootste
belang dat deze post-hbo-opleiding behouden blijft. In het kader van het onderwijskansenbeleid
waarbinnen taalbeleid een hoge prioriteit heeft, mag ook worden verwacht dat de behoefte
aan deze opleiding zal toenemen.
Om de deelname aan de opleiding te stimuleren is besloten opnieuw een subsidie te
verlenen en is door middel van de publicatie van 21 september 2000, kenmerk PO/PJ-00/35216,
gepubliceerd in Uitleg Gele katern, nummer 23 van 4 oktober 2000, opnieuw de aandacht
gevestigd op de opleiding Nederlands als tweede taal.
Hierin werd onder meer meegedeeld dat deze opleiding met ingang van 1 december 2000
van start zou gaan. Gebleken is echter dat als gevolg van het startmoment midden in
het schooljaar zich te weinig deelnemers hebben aangemeld.
Bovendien bleek het noodzakelijk dat het opleidingsmodel moest worden geactualiseerd.
De consequentie van het een en ander is: