Collectieve verzoeken door fiscaal transparante buitenlandse lichamen om vermindering van Nederlandse dividendbelasting

[Regeling vervallen per 01-08-2008 met terugwerkende kracht tot en met 18-07-2008.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 24-04-2001 t/m 17-07-2008

Collectieve verzoeken door fiscaal transparante buitenlandse lichamen om vermindering van Nederlandse dividendbelasting

De Directeur-Generaal voor Fiscale Zaken heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-08-2008 met terugwerkende kracht tot en met 18-07-2008]

In toenemende mate worden vragen voorgelegd over collectieve verzoeken door buitenlandse fiscaal transparante lichamen namens de achterliggende participanten (deelgerechtigden) om vermindering van Nederlandse dividendbelasting voor dividenden op aandelen in Nederlandse vennootschappen. Het gaat om een vermindering die is voorzien in belastingverdragen. De achterliggende participanten kunnen natuurlijke personen of lichamen zijn.

Bij de fiscaal transparante lichamen kan het bijvoorbeeld gaan om Gesellschaften nach bürgerliches Recht (Duitse civielrechtelijke vennootschappen waarin familieleden deelnemen) of om Ierse werknemersspaarfondsen of Franse werknemersspaarbanken met honderden werknemers als deelnemer. Het kan bijvoorbeeld ook gaan om Britse trusts, Amerikaanse Limited Partnerships of om buitenlandse onroerend-goedfondsen.

In al deze gevallen gaat het om lichamen die volgens de nationale belastingwetgeving van het andere land als fiscaal transparant worden aangemerkt en die dus zelf niet als fiscaal inwoner van dat land worden beschouwd. Deze lichamen zijn dan ook geen inwoner van de betrokken landen in de zin van de belastingverdragen, zodat zij geen zelfstandig beroep kunnen doen op de voordelen van de belastingverdragen. Het zijn de achterliggende participanten die een beroep kunnen doen op verdragstoepassing. Indien de achterliggende participanten als uiteindelijk gerechtigde tot het Nederlandse dividend (beneficial owner) bij een zelfstandig beroep op verdragstoepassing recht hebben op verdragsvoordelen, komen zij elk apart in aanmerking voor die verdragsvoordelen. In beginsel moeten zij dan elk apart, via een formulier IB 92 of IB 95, een verzoek om verdragstoepassing doen overeenkomstig de procedure die is voorgeschreven in de Nederlandse uitvoeringsregelingen bij belastingverdragen. Bij afwezigheid van een uitvoeringsregeling geldt de procedure die is opgenomen in het Besluit van 4 januari 1999, nr. IFZ98/1470M (Infobulletin 99/78).

2. Besluit van 19 maart 1997

[Regeling vervallen per 01-08-2008 met terugwerkende kracht tot en met 18-07-2008]

In het Besluit van 19 maart 1997, nr. IFZ97/204M (Infobulletin nr. 97/232), is een regeling getroffen voor verdragstoepassing bij kwalificatieverschil van een buitenlandse entiteit tussen Nederland en een ander land en het eventueel toekennen van verdragsvoordelen aan achterliggende participanten. In dat besluit is onder voorwaarden een algemene machtiging (goedkeuring) onder alle verdragen en ten aanzien van alle fiscaal transparante buitenlandse lichamen opgenomen voor het indienen van een collectief verzoek om teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting namens alle achterliggende participanten die voor verdragstoepassing kwalificeren.

In het Besluit van 19 maart 1997 is niet geregeld of bij het collectief verzoek van buitenlandse fiscaal transparante lichamen de woonplaatsverklaring die, bij individuele verzoeken, op een formulier IB 92 wordt vereist op grond van de Nederlandse uitvoeringsregeling bij het desbetreffende verdrag of op grond van het in punt 1 genoemde Besluit van 4 januari 1999, per achterliggende participant moet zijn bijgevoegd op het genoemde formulier. In de praktijk diende echter voor elke achterliggende participant een formulier IB 92 met een woonplaatsverklaring van de buitenlandse fiscus te worden overgelegd, zodat slechts beperkt gebruik werd gemaakt van de mogelijkheid om collectieve verzoeken om teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting in te dienen namens de achterliggende participanten. Vanwege de eis van een formulier IB 92 met een woonplaatsverklaring voor elke achterliggende participant was het verschil tussen collectieve verzoeken en individuele verzoeken immers gering.

Voor enkele buitenlandse transparante lichamen was een afzonderlijke regeling getroffen (zie hierna punt 5).

3. Vereenvoudiging van de administratieve procedure voor collectieve verzoeken

[Regeling vervallen per 01-08-2008 met terugwerkende kracht tot en met 18-07-2008]

Aangezien steeds vaker gevraagd werd om vereenvoudiging van de procedure voor collectieve verzoeken door buitenlandse transparante lichamen om vermindering van Nederlandse dividendbelasting namens hun achterliggende verdragsgerechtigde participanten heb ik, mede gelet op aanzienlijke werkbesparing en inperking van de formulierenstroom, in aanvulling op het Besluit van 19 maart 1997 de volgende regeling getroffen.

Buitenlandse fiscaal transparante lichamen hebben het recht om namens al hun achterliggende participanten uit verdragslanden een collectief verzoek in te dienen om teruggaaf van ingehouden Nederlandse dividendbelasting overeenkomstig de toepasselijke verdragstarieven voor dividenden. Indien een transparant lichaam van dit recht gebruik wil maken, kan het daartoe een verzoek om een algemene machtiging indienen bij de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland Heerlen. Pas na afgifte van een dergelijke machtiging kan het buitenlandse fiscaal transparante lichaam bij de genoemde eenheid te Heerlen een collectief verzoek indienen om teruggaaf namens al zijn achterliggende participanten uit verdragslanden. Aan een collectief verzoek om teruggaaf, dat op grond van een afgegeven machtiging wordt gedaan, worden de volgende voorwaarden verbonden:

  • 1. het collectieve verzoek dient alle verdragsgerechtigde participanten te betreffen en dient, afhankelijk van de status van de participanten, te worden gedaan door het indienen van een gezamenlijk formulier IB 92, formulier IB 95 en/of formulier IB 96 per verdragsland op naam van het transparante lichaam;

  • 2. bij het gezamenlijke formulier per verdragsland wordt door het transparante lichaam een lijst gevoegd, waarop de namen, adressen en waar nodig de fiscale status (bijvoorbeeld vrijgesteld pensioenfonds) van de achterliggende verdragsgerechtigde participanten zijn vermeld, alsmede hun aandeel in het transparante lichaam;

  • 3. de per verdragsland op te stellen lijst met de gegevens van de participanten wordt door de fiscus van de betrokken verdragsstaat voorzien van een verklaring dat voor de toepassing van het verdrag met die staat alle op de lijst vermelde participanten inwoner van die verdragsstaat zijn;

  • 4. op het gezamenlijke formulier IB 92, formulier IB 95 en/of formulier IB 96 bevestigt het transparante lichaam voor elke achterliggende participant de op het formulier gevraagde verklaringen, andere dan de woonplaatsverklaring als bedoeld in voorwaarde 3 hiervoor; de verklaringen kunnen ook worden vermeld op een apart blad;

  • 5. het formulier is voorzien van de dividendnota(’s) of een gewaarmerkt afschrift daarvan of een ander bewijsstuk (uit dit andere bewijsstuk moet de desbetreffende opbrengst blijken en het geeft aan dat de terug te geven belasting ten laste van de werknemer is ingehouden);

  • 6. bij het formulier wordt een algemene machtiging (met vermelding van het daaraan toegekende nummer) gevoegd van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland Heerlen, waaruit blijkt dat het transparante lichaam verzoeken kan indienen voor alle achterliggende verdragsgerechtigde participanten; ook kan met een stempelafdruk en vermelding van het toegekende machtigingsnummer op het gezamenlijke formulier worden aangegeven dat een algemene machtiging is afgegeven;

  • 7. het transparante lichaam doet de collectieve verzoeken tegelijk zowel voor de inwoners van de staat waarin ook het lichaam is gevestigd, als voor de inwoners van andere verdragsstaten.

Aanvullende opmerkingen

[Regeling vervallen per 01-08-2008 met terugwerkende kracht tot en met 18-07-2008]

De woonplaatsverklaring als bedoeld in voorwaarde 3 geldt voor twee jaar, te rekenen vanaf de datum van de woonplaatsverklaring. Indien binnen die twee jaar meerdere dividenduitkeringen worden gedaan, hoeft dus niet voor elke dividenduitkering een nieuwe woonplaatsverklaring te worden overgelegd. Bij wijziging in de participanten dient evenwel een nieuwe woonplaatsverklaring te worden bijgevoegd.

Voorwaarde 3 inzake de woonplaatsverklaring is niet van toepassing op inwoners van de Verenigde Staten van Amerika, omdat de Amerikaanse fiscale autoriteiten nog geen woonplaatsverklaringen kunnen verstrekken. Aan de andere voorwaarden dient uiteraard wel voldaan te worden.

In het Besluit van 19 maart 1997 is bepaald dat ter voorkoming van misbruik de kwalificerende participant zijn aandeel in het buitenlandse transparante lichaam gedurende een bepaalde periode dient te bezitten en dat in verband daarmede het verzoekende lichaam moet bewijzen dat de voor verdragstoepassing kwalificerende participant ten minste een jaar onafgebroken eigenaar is van zijn aandeel in het lichaam. Ingeval het naar het oordeel van de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland Heerlen duidelijk is dat er geen misbruik in het geding is, kan hij afwijken van de bedoelde eenjaarseis. Hierbij kan gedacht worden aan de punt 1 hiervoor genoemde buitenlandse werknemersspaarfondsen of werknemersspaarbanken.

4. Centrale werknemersfondsen en aandelenspaarplannen van ondernemingen

[Regeling vervallen per 01-08-2008 met terugwerkende kracht tot en met 18-07-2008]

Het kan ook voorkomen dat ondernemingen voor hun werknemers centrale werknemersfondsen hebben opgericht of aandelenspaarplannen hebben ontwikkeld. Daaraan kunnen de eigen werknemers van de onderneming deelnemen. Deze werknemers kunnen dan aandelen kopen in de onderneming waaraan zij verbonden zijn. Hierdoor kan het aantal kleine particuliere aandeelhouders van de onderneming aanzienlijk toenemen. De werknemers kunnen woonachtig zijn in verdragslanden. Onder werknemers worden in dit verband ook begrepen gepensioneerde werknemers en nabestaanden van werknemers.

Indien de aandelen van de bedoelde werknemers in hun onderneming worden gehouden door een lichaam namens deze werknemers, kan de regeling van punt 3 hiervoor ook gelden. Dit betekent derhalve dat het laatstbedoelde lichaam een algemene machtiging kan aanvragen voor een collectief verzoek namens de werknemers/aandeelhouders en dat pas na afgifte van de machtiging het collectief verzoek kan worden gedaan. Het betekent voorts dat de voorwaarden van punt 3 (met inbegrip van de aanvullende opmerkingen), die gelden voor transparante lichamen, van overeenkomstige toepassing zijn, met uitzondering van voorwaarde 3. Anders dan bij de transparante lichamen mag het hiervoor bedoelde lichaam zelf namelijk de lijst met gegevens van de verdragsgerechtigde werknemers voorzien van een woonplaatsverklaring. De inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland Heerlen kan echter steekproefsgewijs verzoeken om woonplaatsverklaringen van de fiscus van een verdragsstaat ten aanzien van personen die op de bedoelde lijst voorkomen.

5. Intrekking van verleende goedkeuringen

[Regeling vervallen per 01-08-2008 met terugwerkende kracht tot en met 18-07-2008]

  • a. Amerikaanse Limited Partnerships

    Bij brief van 5 februari 1993, nr. IFZ92/1391, is aan Amerikaanse Limited Partnerships, die voor de toepassing van de Amerikaanse fiscale wetgeving als fiscaal transparant worden aangemerkt, onder voorwaarden een versoepelde procedure toegestaan voor teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting.

  • b. Britse trusts

    Bij brief van 15 maart 1993, nr. IFZ92/1522, is aan Britse trusts, die in het Verenigd Koninkrijk als fiscaal transparant worden aangemerkt, onder voorwaarden eveneens een versoepelde procedure toegestaan voor teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting.

  • c. Amerikaanse onroerend-goedfondsen

    Bij brief van 15 februari 2000, nr. IFZ1999/675U, is tenslotte aan een drietal Amerikaanse fondsen, die wereldwijd opereren als onroerend-goedfondsen en in de Verenigde Staten van Amerika als fiscaal transparant worden beschouwd, onder voorwaarden goedgekeurd dat zij namens de achterliggende verdragsgerechtigde participanten collectieve verzoeken om teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting konden indienen.

Gelet op het algemene karakter van de in dit besluit getroffen regeling van punt 3, hebben de onder letters a, b en c hiervoor verleende goedkeuringen hun belang verloren. De verleende goedkeuringen worden hierbij dan ook ingetrokken.

Volledigheidshalve zij opgemerkt dat de in dit besluit getroffen regelingen voor collectieve verzoeken namens achterliggende participanten dan wel werknemers alleen betrekking hebben op de teruggaafprocedure, en niet op de vrijstellingsprocedure. Het is derhalve niet mogelijk collectieve verzoeken in te dienen voor vermindering van Nederlandse dividendbelasting bij de inhouding. Voorts zij nog vermeld dat het in punt 2 genoemde Besluit van 19 maart 1997 zijn belang behoudt tenzij anders in het onderhavige besluit zou zijn bepaald.

Tenslotte is het nog van belang op te merken dat het aanvragen van een algemene machtiging om een collectief verzoek in te dienen inhoudt dat na afgifte van de machtiging het verzoekende lichaam en niet de individuele participant aansprakelijk is voor eventuele onjuiste teruggaven.

Naar boven