Regeling impuls beroepsonderwijs 2000/2001 voor instellingen van voorbereidend en middelbaar groen onderwijs

[Regeling vervallen per 24-01-2004.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 28-03-2001 t/m 23-01-2004

Regeling impuls beroepsonderwijs 2000/2001 voor instellingen van voorbereidend en middelbaar groen onderwijs

Artikel 1

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

wet:

Wet educatie en beroepsonderwijs;

instelling:

instelling als bedoeld in artikel 1.3.3 van de wet alsmede een instelling als bedoeld in artikel 10a van de Wet op het voortgezet onderwijs met uitsluitend een afdeling landbouw en natuurlijke omgeving;

project:

samenhangend geheel van werkzaamheden gericht op de doelstellingen, bedoeld in artikel 2;

vmbo-groen:

voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs verzorgd aan een instelling als bedoeld in onderdeel c;

mbo-groen:

middelbaar beroepsonderwijs verzorgd aan een instelling als bedoeld in onderdeel c;

AOC-raad:

Vereniging AOC-raad.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Aan een instelling wordt een aanvullende vergoeding verleend ten behoeve van projecten met als doelstelling:

    • a. het verbeteren van de aansluiting van het vmbo-groen met het mbo-groen;

    • b. het verbeteren van de aansluiting van het vmbo-groen met het middelbaar beroepsonderwijs in regionale opleidingscentra;

    • c. het versterken van de relatie van het vmbo-groen en mbo-groen met het regionale bedrijfsleven;

    • d. actualisering van de onderwijsinhoud en innovatie van de onderwijsvormgeving, of

    • e. imagoversterking van het agrarisch onderwijs.

  • 2 De instellingen verlenen de AOC-raad een vergoeding ten behoeve van landelijke coördinatie van de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde projecten.

  • 3 De hoogte van de vergoeding, bedoeld in het vorige lid, wordt door de AOC-raad aan de instellingen bekendgemaakt.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De minister verleent de aanvullende vergoeding indien het bevoegd gezag van de instelling uiterlijk op 15 maart 2001 een verzoek daartoe, door tussenkomst van de AOC-raad, indient bij de minister.

  • 2 In het verzoek is opgenomen:

    • a. de naam van de contactpersoon bij de instelling voor het project;

    • b. de verdeling van de inzet van middelen tussen vmbo-groen en mbo-groen;

    • c. een verklaring dat de instelling voor 15 maart 2001 een projectvoorstel aan de AOC-raad zendt;

    • d. een verklaring dat de instelling voor 1 juli 2001 een tussenrapport aan de AOC-raad zendt, en

    • e. een verklaring dat de instelling voor 1 februari 2002 een eindrapportage aan de AOC-raad zendt.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De aanvullende vergoeding voor het jaar 2000 bedraagt voor het vmbo-groen per instelling een voor de instelling evenredig gedeelte van het totale voor dat jaar beschikbare bedrag van f 3.880.000,- en voor het mbo-groen per instelling een voor de instelling evenredig gedeelte van het totale voor dat jaar beschikbare bedrag van f 3.300.000,-.

  • 2 De aanvullende vergoeding voor het jaar 2001 bedraagt voor het vmbo-groen per instelling een voor de instelling evenredig gedeelte van het totale voor dat jaar beschikbare bedrag van f 3.390.000,- en voor het mbo-groen per instelling een voor de instelling evenredig gedeelte van het totale voor dat jaar beschikbare bedrag van f 1.500.000,-.

  • 3 De hoogte van de aanvullende vergoeding wordt voor een instelling als bedoeld in artikel 1.3.3 van de wet berekend naar rato van de rijksbijdrage voor het jaar 2000 ten behoeve van het mbo-groen onderscheidenlijk het vmbo-groen in het agrarisch opleidingscentrum en ten behoeve van een instelling als bedoeld in artikel 10a van de Wet op het voortgezet onderwijs op basis van de rijksbijdrage voor het schooljaar 1999-2000.

  • 4 De minister maakt de hoogte van de beschikbare aanvullende vergoeding uiterlijk 1 mei 2001 aan de instelling bekend.

  • 5 De vastgestelde vergoeding wordt uiterlijk 1 augustus 2001 aan de instelling verstrekt.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Het bevoegd gezag verantwoordt de aanvullende vergoeding door middel van:

    • a. een inhoudelijke verantwoording bestaande uit de tussen- en eindrapportage, die uiterlijk 1 juli 2001 respectievelijk 1 februari 2002 aan de AOC-raad worden gezonden, en

    • b. een financiële verantwoording.

  • 2 De financiële verantwoording, bedoeld in het eerste lid, wordt gegeven op de wijze zoals omschreven in de Regeling Financieel jaarverslag (jaarrekening) voor instellingen/organen in de BVE-sector met ingang van het verslagjaar 2000. Een instelling als bedoeld in artikel 10a van de Wet op het voortgezet onderwijs geeft een financiële verantwoording op de wijze zoals omschreven in de Regeling Financieel jaarverslag scholen voor voortgezet onderwijs met ingang van het verslagjaar 2000.

  • 3 De tussenrapportage, bedoeld in het eerste lid omvat tenminste:

    • a. de uitwerking van de doelstellingen, bedoeld in artikel 2;

    • b. een duidelijke en concrete omschrijving van de voorgestelde opbrengst van het project op 1 juli 2001 en de wijze waarop deze opbrengst bijdraagt aan het bereiken van de doelstellingen, bedoeld in artikel 2;

    • c. een duidelijke en concrete omschrijving van de uitvoering van de activiteiten van het project, en

    • d. de wijze waarop tussen mbo-groen, vmbo-groen en het landelijk orgaan als bedoeld in artikel 1.5.1 van de wet wordt samengewerkt.

    3. De eindrapportage bedoeld in het eerste lid omvat tenminste de gerealiseerde opbrengst van het project op 31 december 2001.

  • 4 Het project wordt voor 1 februari 2002 afgerond.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De AOC-raad verantwoordt aan de minister de besteding van de aanvullende vergoeding door middel van:

    • a. een inhoudelijke verantwoording bestaande uit de tussen- en eindrapportages van de instellingen met een overzicht van de voor het gehele vmbo-groen en mbo-groen behaalde resultaten, en

    • b. een verantwoording van de in artikel 2, tweede lid, genoemde vergoeding door middel van een goedkeurende accountantsverklaring.

  • 2 De verantwoording geeft in ieder geval inzicht in:

    • a. de wijze waarop de programmacoördinatie door de AOC-raad is vormgegeven en uitgevoerd;

    • b. de wijze waarop en de mate waarin de resultaten van de projecten door de verschillende instellingen zijn uitgewisseld, en

    • c. de meerwaarde van de samenwerking tussen de instellingen, de AOC-raad en de ondersteunende instellingen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

De aanvullende vergoeding kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd van een aanvrager indien:

  • a. er uiterlijk 1 juli 2001 geen tussenrapportage die voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 5, is ingediend bij de AOC-raad;

  • b. er uiterlijk 1 februari 2002 geen eindrapportage die voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 5, is ingediend bij de AOC-raad;

  • c. de aanvrager onjuiste, niet tijdige of voor de beoordeling van de uitvoering van de regeling onvolledige gegevens heeft verstrekt;

  • d. het project niet is gestart, aanzienlijk is vertraagd of voortijdig wordt beëindigd;

  • e. de ontvanger van de aanvullende vergoeding heeft gehandeld in strijd met de verplichtingen die aan de aanvullende vergoeding zijn verbonden;

  • f. de ontvanger van de aanvullende vergoeding kennelijk in strijd met het doel van de aanvullende vergoeding heeft gehandeld, of

  • g. de ontvanger een projectplan heeft ingediend en uitgevoerd voor een lager bedrag dan het evenredig gedeelte genoemd in artikel 4, eerste en tweede lid.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na plaatsing in de Staatscourant en werkt terug tot 1 december 2000.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling impuls beroepsonderwijs 2000/2001 voor instellingen van voorbereidend en middelbaar groen onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

vanLandbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L.J. Brinkhorst

Naar boven