Op dit moment is tuberculose de enige infectieziekte waaraan het vreemdelingenrecht
gevolgen verbindt, zowel op het gebied van toezicht (zie artikel 54, eerste lid, onder e, Vreemdelingenwet, artikel 4.46 Vreemdelingenbesluit en A3/3.5 Vreemdelingencirculaire) als ook bij de verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.
De bereidheid om het onderzoek (en zonodig de behandeling) te ondergaan en daaraan
mee te werken, is een algemene voorwaarde voor de verlening (zowel op aanvraag als
ambtshalve) van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Indien tuberculose
wordt vastgesteld, vormt dat op zichzelf nog geen grond om de aanvraag af te wijzen.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder e, Vreemdelingenwet kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
als bedoeld in artikel 14 Vreemdelingenwet worden afgewezen indien de vreemdeling niet bereid is om medewerking te verlenen
aan een medisch onderzoek naar een ziekte aangewezen bij of krachtens de Infectieziektewet,
ter bescherming van de volksgezondheid of een medische behandeling tegen een dergelijke
ziekte te ondergaan. Op grond van artikel 16, tweede lid, Vreemdelingenwet kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over
de toepassing van deze grond. Dergelijke regels zijn neergelegd in artikel 3.79 Vreemdelingenbesluit.
Keuring en behandeling
Artikel 3.79. Vreemdelingenbesluit:
1 De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld
in artikel 14 van de Wet, kan slechts op grond van artikel 16, eerste lid, onder e,
van de Wet worden afgewezen, indien de vreemdeling niet bereid is een onderzoek naar
of behandeling voor tuberculose te ondergaan of daaraan niet meewerkt.
2 De aanvraag kan niet op grond van artikel 16, eerste lid, onder e, van de Wet worden
afgewezen, indien de vreemdeling de nationaliteit bezit van een van de bij ministeriële
regeling vast te stellen landen.
Beleidsregel: De aanvraag wordt afgewezen indien de vreemdeling niet bereid is een
onderzoek naar of behandeling van tuberculose aan de ademhalingsorganen te ondergaan
of indien hij niet meewerkt aan dat onderzoek of die behandeling, tenzij hij de nationaliteit
bezit van een van de bij ministeriële regeling vast te stellen landen. Ontbreken van
bedoelde bereidheid of medewerking staat ook in de weg aan ambtshalve verlening van
verblijfsvergunningen.
Vrijstellingen
In artikel 3.18 Voorschrift Vreemdelingen zijn de landen vermeld, waarvan de onderdanen van dit vereiste zijn vrijgesteld.
Het betreft onderdanen van de Europese Unie, de lidstaten van de Overeenkomst betreffende
de Europese Economische Ruimte, Australië, Canada, Israël, Japan, Monaco, Nieuw-Zeeland,
Suriname, de Verenigde Staten van Amerika en Zwitserland. In deze landen komt verhoudingsgewijs
weinig tuberculose voor.
Omdat het vereiste alleen geldt voor de eerste verblijfsaanvaarding kunnen aanvragen
om voortgezet verblijf niet op deze grond worden afgewezen. Indien de vreemdeling
houder van een verblijfsvergunning (asiel of regulier, voor bepaalde of onbepaalde
tijd) of Nederlander is geweest, en een aanvraag heeft ingediend, geldt het vereiste
niet, indien wordt geoordeeld dat redelijkerwijs sprake is van voortgezet verblijf.
Dat betekent dat, indien wordt geoordeeld dat niet redelijkerwijs kan worden of behoort
te worden gesproken van voortgezet verblijf, het vereiste wel geldt, met name gelet
op het tweede lid van artikel 3.82 Vreemdelingenbesluit.
Artikel 3.82. Vreemdelingenbesluit:
1 Indien de niet-tijdig ingediende aanvraag tot het wijzigen of het verlengen van de
geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 van de Wet, naar
het oordeel van Onze Minister is ontvangen binnen een redelijke termijn nadat het
rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, van de
Wet, of als Nederlander, is geëindigd, zijn de artikelen 3.71, 3.77, 3.78 en 3.79
niet van toepassing en zijn de artikelen 3.86 en 3.87 van overeenkomstige toepassing.
2 Het eerste lid is niet van toepassing, indien de vreemdeling:
-
a. zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd;
-
b. onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden, terwijl die
gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen
zouden hebben geleid, of
-
c. in Nederland wil verblijven als geestelijk voorganger of godsdienstleraar, tenzij
de houder verblijfsrecht ontleent aan het Associatiebesluit 1/80 van de Associatieraad
EEG/Turkije.
Met een redelijke termijn wordt blijkens de toelichting op dit artikel gedoeld op
een termijn van zes maanden na het einde van het rechtmatig verblijf of als Nederlander.
Procedure
Idealiter heeft de vreemdeling die zich bij de burgemeester van de gemeente van zijn
woon- of verblijfplaats meldt om aldaar fysiek een aanvraag tot het verlenen van een
verblijfsvergunning regulier in te dienen, reeds bij de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst
(GGD) een onderzoek naar tuberculose aan de ademhalingsorganen ondergaan. Hiervan
kan bij voorbeeld sprake zijn indien de vreemdeling zich in een eerder stadium reeds
bij de burgemeester van zijn woon- of verblijfplaats heeft vervoegd ter verkrijging
van het aanvraagformulier waarmee hij een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning
regulier kan indienen.
Veelal zal de vreemdeling dat onderzoek nog niet hebben ondergaan. In die situatie
verwijst de burgemeester van de gemeente waar de vreemdeling woon- of verblijfplaats
heeft de vreemdeling door naar de meest nabij gelegen GGD. Voor deze verwijzing maakt
hij gebruik van het formulier model M38.
Op het formulier vult de burgemeester alle persoonsgegevens in die uit het document
voor grensoverschrijding en eventuele andere bescheiden kenbaar zijn. Het formulier
wordt vervolgens als verwijzingsformulier aan de te onderzoeken vreemdeling gegeven.
De te onderzoeken vreemdeling vervoegt zich bij de aangewezen GGD. Naast het document
voor grensoverschrijding dat bij de gemeente is overgelegd, wordt het verwijzingsformulier
aan de onderzoeksarts overgelegd. De arts belast met het onderzoek vergelijkt de gegevens
in het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling met de gegevens op het
formulier. De onderzoeksarts vult na het onderzoek het formulier in en zendt het naar
het juiste kantoor van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), dat de aanvraag
in behandeling heeft.
In het kader van het medisch onderzoek zoals bedoeld in de onderhavige paragraaf is
het van belang twee situaties van elkaar te scheiden; de bereidheid tot medisch onderzoek
en de bereidheid tot het ondergaan van een medische behandeling.
Door ondertekening van een daartoe strekkende verklaring op het formulier model M38 verklaart de vreemdeling zich in beginsel bereid zijn medewerking te verlenen aan
het onderzoek naar tuberculose aan de ademhalingsorganen alsmede zijn medewerking
te verlenen aan behandeling van eventuele tuberculose. Indien de vreemdeling niet
tot ondertekening is overgegaan wordt hem een termijn van twee weken gegund om dat
alsnog te doen, dan wel gemotiveerd aan te geven waarom hij daartoe niet bereid is.
In beginsel wordt de aanvraag afgewezen indien de vreemdeling niet bereid is gebleken
bedoelde verklaring op het formulier model M38 te ondertekenen.
De bereidheid tot medisch onderzoek
Uit het feit dat de vreemdeling zich inderdaad bij de onderzoeker heeft gemeld en
het onderzoek naar tuberculose aan de ademhalingsorganen daadwerkelijk heeft ondergaan,
wordt de bereidheid van de vreemdeling om een medisch onderzoek te ondergaan vastgesteld.
De bereidheid om een onderzoek naar tuberculose te ondergaan blijkt uit het feit dat
het originele verwijzingsformulier (formulier model M38) aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is teruggezonden. Met de ontvangst
van dat originele formulier door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) wordt
de bereidheid van de vreemdeling om een onderzoek naar tuberculose aan de ademhalingsorganen
te ondergaan, geacht reeds ten tijde van de aanvraag aanwezig te zijn geweest. Eerst
nadat de vreemdeling het onderzoek heeft ondergaan en het originele formulier model M38 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is ontvangen, kan de vergunning
worden verleend, indien ook aan de overige voorwaarden wordt voldaan.
Bereidheid medische behandeling
De bereidheid van de vreemdeling om een medische behandeling te ondergaan en daaraan
medewerking te verlenen, blijkt uit de ondertekening van de daartoe strekkende verklaring
op het formulier model M38.
Het enkele feit dat bij de vreemdeling tuberculose aan de ademhalingsorganen is geconstateerd,
leidt er overigens niet toe dat de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning
wordt afgewezen. Indien de verklaring is ondertekend, wordt de vergunning verleend.
Gelet op de duur van de tuberculosebehandeling is het immers niet opportuun om de
bereidheid om mee te werken aan die behandeling eerst na voltooiing van de behandeling
vast te stellen.
Indien na verlening van de vergunning blijkt dat de vreemdeling ondanks bedoelde ondertekening
niet daadwerkelijk bereid is gebleken de behandeling te ondergaan of daaraan mee te
werken, wordt de vergunning ingetrokken op grond van het feit dat er onjuiste gegevens
zijn verstrekt.
Achterwege laten van uitzetting
Indien de vreemdeling bij wie tuberculose is geconstateerd, niet in aanmerking komt
voor een verblijfsvergunning, kan dat een reden vormen om de uitzetting van die vreemdeling
en diens eventuele gezinsleden achterwege te laten, omdat het gelet op de gezondheidstoestand
van de vreemdeling niet verantwoord is om te reizen (zie artikel 64 Vreemdelingenwet).
Er kan een tweetal situaties worden onderscheiden.
-
1. De vreemdeling heeft een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier
ingediend en nog voordat de voorbereiding van de uitzetting is aangevangen, is reeds
bekend dat de vreemdeling vanwege zijn gezondheidstoestand niet uitgezet zal kunnen
worden.
Hierbij zij met nadruk vermeld dat de vraag of uitzetting op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet achterwege moet blijven, zich niet eerder kan voordoen dan vanaf het moment waarop
een uitzetting ingevolge de Vreemdelingenwet zou kunnen plaatsvinden. Derhalve kan geen beroep op artikel 64 van de Vreemdelingenwet worden gedaan indien de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft ingevolge artikel 8 Vreemdelingenwet. Wanneer de vreemdeling zich bijvoorbeeld in de situatie bevindt waarin hij de beslissing
op een bezwaarschrift gericht tegen de afwijzing een verblijfsvergunning regulier
te verlenen, in Nederland mag afwachten, is artikel 64 Vreemdelingenwet nog niet aan de orde. Wanneer de vreemdeling zich daarentegen in de situatie bevindt
waarin de werking van een besluit tot afwijzing van een aanvraag tot verlening van
een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet (langer) is opgeschort, is
een beroep op artikel 64 Vreemdelingenwet mogelijk, ongeacht de vraag of de uitzetting daadwerkelijk aan de orde is.
-
2. De vreemdeling heeft hetzij nimmer een aanvraag ingediend, hetzij de politie is reeds
met uitzettingshandelingen begonnen, alvorens blijkt dat de gezondheidstoestand van
de vreemdeling zich verzet tegen zijn uitzetting
In de situatie als bedoeld onder “1” stelt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)
vast of de vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder j, Vreemdelingenwet, of dat een situatie zal ontstaan waarin de vreemdeling rechtmatig verblijf zal verkrijgen
in de zin van artikel 8, onder j, Vreemdelingenwet. Indien dat het geval is vult een medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst
(IND) ten behoeve van de aanmelding van de betreffende vreemdeling bij het COA het
aanvraagformulier voor Rva-verstrekkingen in, waarin tevens wordt verklaard dat de
uitzetting van de betreffende vreemdeling op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet achterwege blijft dan wel dat de vreemdeling in een medisch vergelijkbare situatie
verkeert maar nog in procedure is over zijn verblijfsrecht. De vreemdeling verzendt
het volledig ingevulde aanvraagformulier naar het Centraal Bureau van het COA te Rijswijk,
t.a.v. de Afdeling Spreiding en Plaatsing, Postbus 3002, 2280 ME te Rijswijk. Het
Centraal Bureau zorgt voor de administratieve inschrijving van de vreemdeling en of
zijn gezinsleden in het dichtstbijzijnde opvangcentrum, alsmede voor de inschrijving
in de WA-verzekering en ziektekostenregeling. De inschrijvingsbewijzen voor de ziektekostenregeling
en de beslissing tot toekenning Rva-verstrekkingen worden door het Centraal Bureau
naar de aanvrager of diens gemachtigde gezonden. Voor de verstrekking van de wekelijkse
financiële toelage kan de betreffende vreemdeling zich periodiek moeten melden. Het
COA zorgt voor de betaling van de financiële toelage en zonodig voor de plaatsing
van betrokkene en zijn eventuele gezinsleden in een opvangvoorziening.
Het medisch onderzoek wordt uitgevoerd door de forensisch arts of de medisch adviseur
van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De medisch adviseur van de Immigratie-
en Naturalisatiedienst (IND) wordt slechts geraadpleegd, indien daartoe aanleiding
bestaat gelet op de diagnose van een andere arts.
Indien vanwege ziekenhuisopname of besmettingsgevaar geen medisch onderzoek door een
van deze artsen kan worden uitgevoerd, kan worden volstaan met een ondertekende medische
verklaring van de tbc-arts van de GGD of de behandelend arts of specialist.
In de situatie als bedoeld onder “2” stelt de korpschef vast of de vreemdeling rechtmatig
in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder j, Vreemdelingenwet. Indien dat het geval is, voorziet de korpschef de sticker voor verblijfsaantekeningen
van de aantekening ‘uitzetting blijft achterwege tot …… (datum)’. De korpschef vult
ten behoeve van de aanmelding van de betreffende vreemdeling bij het COA het aanvraagformulier
voor Rva-verstrekkingen in, waarin tevens wordt verklaard dat de uitzetting van de
betreffende vreemdeling op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet achterwege blijft. De vreemdeling verzendt het volledig ingevulde aanvraagformulier
naar het Centraal Bureau van het COA te Rijswijk, t.a.v. de Afdeling Spreiding en
Plaatsing, Postbus 3002, 2280 ME te Rijswijk. Het Centraal Bureau zorgt voor de administratieve
inschrijving van de vreemdeling en of zijn gezinsleden in het dichtstbijzijnde opvangcentrum,
alsmede voor de inschrijving in de WA-verzekering en ziektekostenregeling. De inschrijvingsbewijzen
voor de ziektekostenregeling en de beslissing tot toekenning Rva-verstrekkingen worden
door het Centraal Bureau naar de aanvrager of diens gemachtigde gezonden. Voor de
verstrekking van de wekelijkse financiële toelage kan de betreffende vreemdeling zich
periodiek moeten melden. Het COA zorgt voor de betaling van de financiële toelage
en zonodig voor de plaatsing van betrokkene en zijn eventuele gezinsleden in een opvangvoorziening.
Het medisch onderzoek wordt uitgevoerd door de politie-arts, de forensisch arts of
de medisch adviseur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De medisch adviseur
van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) wordt slechts geraadpleegd, indien
daartoe aanleiding bestaat gelet op de diagnose van een andere arts. Indien vanwege
ziekenhuisopname of besmettingsgevaar geen medisch onderzoek door een van deze artsen
kan worden uitgevoerd, kan worden volstaan met een ondertekende medische verklaring
van de tbc-arts van de GGD of de behandelend arts of specialist.
Indien de vreemdeling vanwege zijn medische gesteldheid of het besmettingsgevaar niet
in staat is zich in persoon te melden bij de korpschef, stelt de korpschef aan de
hand van een verklaring van de behandelend arts of specialist dan wel van de GGD-arts
tuberculosebestrijding vast of er sprake is van de in artikel 64 Vreemdelingenwet bedoelde situatie. Uit de verklaring moet blijken dat de vreemdeling in behandeling
is, niet in staat is zich vanwege de medische gesteldheid of besmettingsgevaar in
persoon te melden bij de korpschef, en gedurende welke termijn de vreemdeling niet
in staat kan worden geacht zich in persoon te melden. In eerste instantie wordt vastgesteld
dat er gedurende die termijn sprake zal zijn van de in artikel 64 Vreemdelingenwet bedoelde situatie. De vreemdeling dient zich direct aansluitend op het einde van
die termijn te vervoegen bij de korpschef.
Aanspraak op Rva-verstrekkingen bij de situatie analoog aan artikel 64
Het indienen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier
schort het beëindigen van de verstrekkingen, voor zover hiervan sprake is, niet op.
Ook doet een reguliere aanvraag geen recht op opvang ontstaan. De aanspraak op verstrekkingen
is -ingevolge de Rva- immers in beginsel gerelateerd aan een eerste asielaanvraag.
Vreemdelingen die een reguliere (vervolg)aanvraag doen, bijvoorbeeld met als doel
‘het ondergaan van medische behandeling’, maken dan ook géén aanspraak op verstrekkingen.
Dit is slechts anders indien zij zich feitelijk in dezelfde medische situatie bevinden
als vreemdelingen die met de uitzetting worden bedreigd en niet in staat zijn om te
reizen. Deze vreemdelingen hebben rechtmatig verblijf ex artikel 8 aanhef en onder f, of h, Vreemdelingenwet en vallen derhalve niet onder de werking van artikel 64 Vreemdelingenwet. Er dreigt immers geen uitzetting. Evenmin is er sprake van een rechtsplicht om Nederland
te verlaten.
In geval er echter sprake is van feitelijk dezelfde situatie, zoals bedoeld in artikel 64 Vreemdelingenwet, kunnen ook deze vreemdelingen – voor wat betreft het verlenen van verstrekkingen
– analoog aan artikel 64 Vreemdelingenwet worden behandeld. Het belang van de vreemdeling ligt in dat geval niet in het achterwege
laten van de uitzetting – hij heeft immers rechtmatig verblijf –, maar in het (her)krijgen
of behouden van de verstrekkingen ingevolge de Rva. Het enkele beroep op analoge toepassing
van artikel 64 Vreemdelingenwet geeft nog geen recht op opvang.
In deze gevallen dient de vreemdeling zich allereerst te wenden tot de Immigratie-
en Naturalisatiedienst (IND) met het verzoek om vast te stellen dat er in zijn geval
sprake is van de situatie analoog aan die als bedoeld in artikel 64 Vreemdelingenwet. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) stelt, na advies te hebben ingewonnen
van de medisch adviseur, vast of de vreemdeling medisch gezien kan reizen en of er
derhalve sprake is van een situatie analoog aan artikel 64 Vreemdelingenwet. Het medisch onderzoek wordt uitgevoerd door de medisch adviseur van het Bureau Medische
Advisering dan wel een andere arts die door de medisch adviseur hiertoe wordt ingeschakeld.
Indien het beroep op analoge toepassing van artikel 64 Vreemdelingenwet is gehonoreerd, vult een medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)
– ten behoeve van de aanmelding van de betreffende vreemdeling bij het COA – het aanvraagformulier
voor Rva-verstrekkingen (model M54) in, waarin tevens wordt vermeld dat de vreemdeling
zich feitelijk in dezelfde situatie bevindt als bedoeld in artikel 64 Vreemdelingenwet en in procedure is omtrent zijn verblijfsrecht. Ook de duur van de periode waarin
verwacht wordt dat de medische beletselen aanwezig zijn, dient te worden vermeld.
Hierbij zij voorts verwezen naar het beleid zoals neergelegd in A4/7.
De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zendt het volledig ingevulde aanvraagformulier
naar het Centraal Bureau van het COA te Rijswijk, t.a.v. de Afdeling Plaatsing/Instroom,
directie Huisvesting, Postbus 3002, 2280 ME te Rijswijk. Het Centraal Bureau zorgt
voor de administratieve inschrijving van de vreemdeling en of zijn gezinsleden in
een opvangcentrum, alsmede voor de inschrijving in de WA-verzekering en ziektekostenregeling.
De inschrijvingsbewijzen voor de ziektekostenregeling en de beslissing tot toekenning
Rva-verstrekkingen worden door het Centraal Bureau naar de aanvrager of diens gemachtigde
gezonden. Voor de verstrekking van de wekelijkse financiële toelage kan de betreffende
vreemdeling gevraagd worden zich periodiek te melden. Het COA zorgt voor de betaling
van de financiële toelage en zonodig voor de plaatsing van betrokkene en zijn eventuele
gezinsleden in een opvangvoorziening.
De aanspraak op verstrekkingen ontstaat niet door de vaststelling van de Immigratie-
en Naturalisatiedienst (IND) dat er sprake is van een situatie analoog aan artikel 64 Vreemdelingenwet, maar pas nadat het COA de aanvraag van betrokkene heeft getoetst aan de bepalingen
van de Rva. Het is namelijk denkbaar dat een vreemdeling slechts een deel van de voorzieningen
nodig heeft, bijvoorbeeld omdat hij verblijf bij partner beoogt en bij die partner
daadwerkelijk verblijft.
Indien geen sprake is van de situatie analoog aan artikel 64 wordt de vreemdeling hiervan door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in
beginsel schriftelijk op de hoogte gebracht, veelal onder verwijzing naar het medisch
advies. In dat geval wordt het aanvraagformulier voor de Rva-verstrekkingen niet ingevuld.
Tegen deze vaststelling staat op grond van artikel 72 derde lid Vreemdelingenwet het rechtsmiddel bezwaar open. Het bezwaarschrift dient binnen vier weken te worden
ingediend bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
Indien de vreemdeling, tijdens de periode dat de analoge toepassing van artikel 64 Vreemdelingenwet van kracht is, en dientengevolge gebruik wordt gemaakt van de Rva-verstrekkingen,
in de situatie komt dat hij (bijvoorbeeld door afwijzing van zijn verblijfsaanvraag)
geen rechtmatig verblijf meer heeft ingevolge artikel 8, aanhef en onder f, of h, Vreemdelingenwet, verkrijgt de vreemdeling van rechtswege rechtmatig verblijf ex artikel 8, aanhef en onder j juncto artikel 64 Vreemdelingenwet. Voor de resterende periode hoeft de vreemdeling geen separaat beroep te doen op
artikel 64 Vreemdelingenwet, omdat feitelijk geen verandering intreedt in de medische situatie van de vreemdeling.
In dat geval eindigt het rechtmatig verblijf ex artikel 8 aanhef en onder j Vreemdelingenwet op de laatste dag van de periode waarin sprake is van de situatie als bedoeld in
artikel 64 Vreemdelingenwet.