Regeling testmethoden driftarme doppen Lozingenbesluit open teelt en veehouderij

[Regeling vervallen per 01-01-2013.]
Geraadpleegd op 17-04-2024.
Geldend van 02-03-2001 t/m 31-12-2012

Regeling testmethoden driftarme doppen Lozingenbesluit open teelt en veehouderij

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op artikel 15, achtste lid, onderdeel b, van het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij,

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Het volumepercentage van druppels van spuitdoppen die kunnen worden aangemerkt als driftarme doppen wordt bepaald volgens de methode die is beschreven in de artikelen 2 tot en met 7.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Bij de test wordt leidingwater als spuitvloeistof gebruikt.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Bij de test wordt per spuitdop van een bepaald type en een bepaalde grootte gebruik gemaakt van:

  • a. 3 testdoppen die zijn geselecteerd overeenkomstig de in artikel 4 beschreven procedure;

  • b. 1 referentiedop zijnde de grensdop van de klasse fijn en midden volgens de British Crop Protection Council (BCPC)-klassificatie (31-030-F110 bij 3 bar) zoals deze is vastgesteld op 7 en 8 april1997.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Per spuitdop van een bepaald type en een bepaalde grootte worden uit een willekeurige partij ongebruikte en onbeschadigde spuitdoppen 10 doppen genomen.

  • 2 De vloeistofafgifte (l/min)van de doppen wordt gemeten.

  • 3 De mediaan van de vloeistofafgiftes wordt bepaald.

  • 4 De 3 doppen waarvan de vloeistofafgifte het dichtst bij de mediaan ligt gelden als de in artikel 3, onderdeel a, bedoelde testdoppen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De druppelgroottekarakteristieken DV10, DV50(VMD), DV90 en volumepercentage V100 van de testdoppen en de referentiedop worden gemeten volgens de methode die is beschreven in artikel 6.

  • 2 Bij het meten wordt het door de producent aangegeven drukbereik van de doppen aangehouden. Binnen het drukbereik wordt in stappen van 0,5 bar gemeten.

  • 3 Bij het meten van de druppelgroottekarakteristieken van niet-standaard hydraulische spuitdoppen, zoals luchtvloeistofmengdoppen en schijfvernevelaars, worden tevens de door de producent aangegeven driftarme instellingen van de dop aangehouden.

  • 4 Bij het meten van de druppelgroottekarakteristieken van de referentiedop wordt een werkdruk van 3 bar aangehouden.

  • 5 Het meten van de druppelgroottekarakteristieken van de referentiedop vindt direct aansluitend op het meten van de druppelgroottekarakteristieken van de testdoppen plaats.

  • 6 Het meten van de druppelgroottekarakteristieken van de testdoppen en de referentiedop vindt met dezelfde meetinstrumenten en meetinstellingen en onder dezelfde meetomstandigheden plaats.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De druppelgroottekarakteristieken worden op een afstand van 0,35 m of 0,50 m onder de uitstroomopening van de dop gemeten.

  • 2 Tijdens het meten wordt een minimale meethoogte van 0,50 m boven het grondoppervlak aangehouden.

  • 3 De doppen spuiten verticaal naar beneden.

  • 4 De spuitkegel wordt in minimaal vijf banen gescand.

  • 5 Het meetpatroon is zodanig ingericht dat de banen gelijkmatig zijn verdeeld over de breedte van de kegel en evenwijdig lopen aan de hoofdas van de elliptische doorsnede van de spuitkegel.

  • 6 De middelste baan loopt door het centrum van de spuitkegel.

  • 7 De banen bestrijken de hele horizontale kegeldoorsnede.

  • 8 Indien het scannen baan voor baan wordt uitgevoerd vinden baanwisselingen buiten de spuitkegel plaats.

  • 9 De horizontale scansnelheid is niet hoger dan 5% van de gemiddelde verticale druppelsnelheid op meethoogte.

  • 10 Het meten wordt zodanig uitgevoerd dat een representatief deel van de spuitkegel wordt bemonsterd.

  • 11 Aan het vereiste in het tiende lid is in elk geval voldaan indien per dop 10.000 druppels zijn gemeten.

  • 12 Per dop wordt driemaal gemeten.

  • 13 Het gemiddelde van de resultaten van de drie metingen wordt per druppelgroottekarakteristiek berekend en geldt als de waarde van de respectievelijke druppelgroottekarakteristieken.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Een spuitdop van een bepaald type en een bepaalde grootte, waarvan het volumepercentage V100 bij een bepaalde spuitdruk lager is dan 50% van het volumepercentage V 100 van de met die dop geteste referentiedop, wordt voor die spuitdruk aangemerkt als driftarme dop.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Het testcertificaat als bedoeld in artikel 1, onderdeel pp, van het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij bevat ten aanzien van spuitdoppen die voldoen aan artikel 7, in ieder geval:

  • a. een aanduiding van de merknaam, het type en de grootte van de testdoppen;

  • b. een overzicht van de overeenkomstig de artikelen 5 en 6 gemeten druppelgroottekarakteristieken van de testdoppen, en de daarbij gemeten referentiedop;

  • c. een aanduiding van

    • 10 de meetinstrumenten;

    • 20 de meetinstellingen en meetomstandigheden;

    • 30 het spuitdrukbereik in stappen van 0,5 bar en

    • 40 de driftarme instellingen,

    • als bedoeld in artikel 5;

  • d. gegevens waaruit blijkt dat bij het meten van de testdoppen en de referentiedop de horizontale scansnelheid niet hoger is dan 5% van de gemiddelde verticale druppelsnelheid op meethoogte;

  • e. de locatie en de datum waarop het meten van de testdoppen en de referentiedop heeft plaatsgevonden;

  • f. gegevens over de vloeistofafgifte van de overeenkomstig artikel 4 gemeten doppen;

  • g. de naam van het deskundig onafhankelijk instituut verantwoordelijk voor de afgifte van het testcertificaat.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Met de in deze regeling bedoelde testmethode worden gelijkgesteld testmethoden, die rechtmatig zijn ontwikkeld en worden toegepast in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, en die aan ten minste gelijkwaardige technische eisen voldoen.

  • 2 Aan de in de artikelen 2 tot en met 7 beschreven testmethode zijn in ieder geval gelijkwaardig:

    • a. testmethoden op grond van het Local Environmental Risk Assesment for Pesticides Scheme gericht op de klassificatie van driftreducerende technieken met twee of meer sterren door middel van LERAP-low drift star rating, uitgevoerd door het Silsoe Reseach Institute te Bedford en het Central of Science Laboratory te York, Verenigd Koninkrijk.

    • b. testmethoden op grond van de `Richtlinien für die Prüfung von Planzenschutzmitteln und Planzenschutzgeräten Teil VII 1-2.3.3 Verfahren zur Eintragung von Planzenschutzgeräten in den Abschnitt Abtrift des Verzeichnisses Verlustmindernde Geräte' gericht op het onderscheiden van driftreducerende technieken in de driftreductieklasse van 50% of meer, uitgevoerd door de Biologische Bundesanstalt fur Land- und Forstwirtschaft (BBA) Braunschweig en Berlijn, Duitsland.

  • 3 Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing op de inhoud van testcertificaten voor spuitdoppen die op grond van de in het eerste en het tweede lid bedoelde testmethoden als driftarme dop zijn aangemerkt.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling testmethoden driftarme doppen Lozingenbesluit open teelt en veehouderij.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Verkeer en Waterstaat,

J.M. de Vries

De

Staatssecretaris

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G.H. Faber

Naar boven