Regeling doven luchtvaartuiglichten militaire jachtvliegtuigen

[Regeling vervallen per 08-12-2004.]
Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 24-09-2000 t/m 07-12-2004

Regeling doven luchtvaartuiglichten militaire jachtvliegtuigen

De Staatssecretaris van Defensie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op artikel 56 van het Luchtverkeersreglement;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 08-12-2004]

Ten aanzien van vluchten met militaire jachtvliegtuigen, waarbij door het doel van de vlucht niet kan worden voldaan aan de bij en krachtens artikel 28 van het Luchtverkeersreglement gestelde regels met betrekking tot het voeren van luchtvaartuiglichten, gelden de volgende nadere regels:

  • a. de noodzaak tot het uitvoeren van een deel van de vlucht met gedoofde luchtvaartuiglichten blijkt uit de vluchtopdracht,

  • b. het uitvoeren van het deel van de vlucht met gedoofde luchtvaartuiglichten vindt uitsluitend plaats in het bijzondere luchtverkeersgebied EHR-4A tot en met 4D of in een temporary reserved airspace (TRA),

  • c. bij het uitschakelen van de luchtvaartuiglichten wordt de nachtzichtapparatuur ingeschakeld, en

  • d. het jachtvliegtuig is uitgerust met een functionerend radar beantwoordingsysteem (SSR-transponder) met 4096 code mogelijkheden in mode A en automatische hoogterapportering in mode C.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 08-12-2004]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 08-12-2004]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling doven luchtvaartuiglichten militaire jachtvliegtuigen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 19 september 2000

De

Staatssecretaris

van Defensie,

H.A.L. van Hoof

Naar boven