Regeling typegoedkeuring Besluit vluchtige organische stoffen Wms 2000

[Regeling vervallen per 28-04-2006.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 02-08-2000 t/m 27-04-2006

Regeling typegoedkeuring Besluit vluchtige organische stoffen Wms 2000

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu-beheer,

Gelet op artikel 3.1, eerste lid, van het Besluit vluchtige organische stoffen Wms;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Besluit:

het Besluit vluchtige organische stoffen Wms;

b. certificaat voor typegoedkeuring:

certificaat als bedoeld in artikel 3.2, vierde lid van het Besluit.

§ 2. Voorwaarden voor beproeving, verband houdend met de typegoedkeuring

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

De aanvrager van een typegoedkeuring stelt op verzoek van de instantie die de beproeving uitvoert, alle zaken en informatie ter beschikking die voor uitvoering van de beproeving nodig zijn.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

De meetomstandigheden voor de beproeving zijn:

  • a. de temperatuur van de beproevingsruimte bedraagt 293,13 K met een afwijking van ten hoogste 1 K in plus en min;

  • b. de relatieve luchtvochtigheid bedraagt ten hoogste 80%;

  • c. de luchtdruk is de heersende luchtdruk.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Benodigd voor de beproeving zijn:

  • a. een afzuigwand met een oppervlak van 4 m x 2 m (b x h);

  • b. een hangende kettingbaan;

  • c. een aluminium plaat met een oppervlak van 50 cm x 100 cm met een breedte van 50 cm;

  • d. materiaal om de plaat, bedoeld onder c, aan de kettingbaan, bedoeld onder b, te bevestigen;

  • e. aluminium folie van ten minste 55 cm x 105 cm met een breedte van ten minste 55 cm;

  • f. een high-solid blanke lak met een gehalte aan vluchtige organische stoffen van niet meer dan 420 g/liter en een spuitviscositeit van 16-20 sec, gemeten volgens DIN-cup 4;

  • g. een twee-componenten lak met een gehalte van niet meer dan 420 g/liter en een spuitviscositeit van 16 tot 20 sec, gemeten volgens DIN-cup 4;

  • h. een gekalibreerde stopwatch;

  • i. een persluchtinstallatie met een capaciteit van ten minste twee maal de benodigde hoeveelheid lucht per minuut bij een druk van ten minste 7 bar;

  • j. een installatie waarmee de massa van de folie en de hoeveelheid lak of verf met een nauwkeurigheid van 1% in plus of min kan worden bepaald.

§ 3. Uitvoering van de beproeving

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

  • a. Stel de afzuigwand op een afstand van 50 cm achter de horizontale kettingbaan op, gemeten van de voorkant van de aluminium plaat met strak daarop bevestigd de aluminium folie. Alvorens deze te bevestigen is de folie gedurende ten minste 1200 sec verhit op een temperatuur van ten minste 423,13 K; na afkoeling is de massa ervan bepaald.

  • b. Stel de afzuigsnelheid van de afzuigwand ter hoogte van de testplaat in op 25 tot 30 cm/sec met een afwijking van ten hoogste 5 cm/sec in plus en min.

  • c. Stel de omloopsnelheid van de kettingbaan af op een egale snelheid van 5 m/min met een afwijking van ten hoogste 2 cm in plus en min. De opstelling is geplaatst voor een afzuigwand van 4 x 2 m; de afstand tot deze afzuigwand bedraagt 0,50 m.

  • d. Breng voor de beproevingen voldoende lak op de door de aanvrager van de typegoedkeuring geadviseerde spuitviscositeit die moet liggen tussen 16 en 20 sec en bepaal vervolgens het vaste-stofgehalte volgens ISO 3251.

  • e. Voorzie het te beproeven spuitpistool van een reduceerventiel met manometer aan de luchtingangszijde en van een meetluchtkap met manometer voor het meten van de druk van de vernevelingslucht in de luchtkap. Stel de ingangsluchtdruk vast bij een vernevelingsluchtdruk van 0,7 bar. De afwijking van de gebruikte manometers bedraagt ten hoogste 1% in plus en min.

    Monteer de door de aanvrager van de typegoedkeuring geadviseerde naald en nozzle.

  • f. Bepaal het debiet van de verfspuit door het te beproeven spuitpistool aan te sluiten op een tandradpomp met elektronisch regelbaar toerental en pomp de lak gedurende niet meer dan 20 seconden rond. Voer de lak bij openstaand spuitpistool met een druk van 1,25 bar met een afwijking van ten hoogste 0,25 bar in plus en min door het spuitpistool zonder toevoer van vernevelingslucht. Vang ten minste vijf maal gedurende een te meten tijd de uitstromende lak op in een vat waarvan de massa bekend is en bepaal opnieuw de massa van het vat met inhoud.

    Het debiet bij het gekozen toerental van de pomp is de totale toename van de massa, gedeeld door de totale tijd in sec.

  • g. Stel het te beproeven spuitpistool op 20 cm van een horizontale lijn door het hart van het kruispunt van de diagonalen van de aluminium plaat op, loodrecht op die plaat. Breng daarna de aan de kettingbaan hangende plaat met daarop de aluminiumfolie in een zodanige positie dat de beproeving zoals bedoeld in onderdeel h, kan beginnen.

  • h. Stel het pistool af op een vlak spuitpatroon met een druk gemeten aan de nozzle van 0,7 bar en vervang de meetluchtkap door een luchtkap met dezelfde codering.

  • i. Schakel het spuitpistool in zonder de instellingen te wijzigen, zodra de aandrijving van de kettingbaan is ingeschakeld en de rechterzijde van de plaat de nozzle-opening van het te testen spuitpistool passeert en schakel terzelfder tijd de stopwatch in.

  • j. Schakel spuitpistool en stopwatch uit zodra de linkerzijde van de plaat de nozzle-opening is gepasseerd.

  • k. Neem vervolgens de folie los en droog de folie gedurende de tijd en bij de temperatuur waarbij ook het vaste-stofgehalte van de lak is bepaald.

  • l. Bepaal na afkoelen van de folie de massa van de folie met daarop de droge lak.

  • m. Bepaal de massa A van de op de folie aangebrachte lak door de massa van de folie in mindering te brengen. De hoeveelheid verspoten lak B bedraagt spuittijd maal debiet maal vaste-stofgehalte, gedeeld door 100. De overdracht is gelijk aan A gedeeld door B, vermenigvuldigd met 100 en wordt uitgedrukt in procenten.

  • n. Voer deze proef met beide testlakken ten minste drie maal uit tot drie resultaten zijn verkregen die niet meer dan 10% in plus en min van elkaar verschillen en bepaal het rekenkundige gemiddelde van die drie resultaten. Dat is de vast te stellen overdracht.

  • o. De beproeving mag ook worden uitgevoerd met een stilstaand verticaal oppervlak waarop gespoten wordt en een bewegend, gerobotiseerd spuitpistool onder overigens gelijke omstandigheden.

§ 4. Controle

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

  • 1 Ter controle van de meetomstandigheden wordt onmiddellijk na de laatste proef met het te beproeven spuitpistool een referentiebeproeving uitgevoerd met een testlak en een spuitpistool van DeVilbiss, type jga, met een voor drukvoeding geschikte luchtkap, code 765, en voorzien van een nozzle met een opening van 1,4 mm, ingesteld op een vlak spuitpatroon met een luchttoevoerdruk van 3,5 bar.

  • 2 Indien de overdracht 57% bedraagt met een afwijking van ten hoogste 2,5% in plus en min, is de beproeving zodanig uitgevoerd, dat de uitslag betrouwbaar is.

§ 5. Certificaat

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Indien de beproeving, bedoeld in de artikelen 5 en 6, aantoont dat de overdracht op basis van het terugkaatsprincipe ten minste 72% met een tolerantie van ten hoogste 2% bedraagt, wordt door de keuringsinstantie aan de aanvrager van de typekeuring een certificaat voor typegoedkeuring verstrekt.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

  • 1 Een certificaat van typegoedkeuring heeft een geldigheidsduur van drie jaren, te rekenen van de dag van afgifte ervan.

  • 2 Op het certificaat van typegoedkeuring worden ten minste vermeld:

    • a. de naam van de fabrikant en van de aanvrager van de typekeuring;

    • b. de type-aanduiding van het goedgekeurde model met de daarbij behorende specificaties;

    • c. de nozzle;

    • d. de naalddiameter;

    • e. de luchtkapcode, en

    • f. het symbool, bedoeld in artikel 3.2, vierde lid, van het Besluit.

  • 3 Het certificaat vermeldt voorts het unieke nummer van het spuitpistool waarbij het behoort.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

De houder van een typegoedkeuring stelt een afschrift van het certificaat voor typegoedkeuring ter beschikking aan de koper van onder die goedkeuring vallende spuitapparatuur.

§ 6. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 28-04-2006]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling typegoedkeuring Besluit vluchtige organische stoffen Wms 2000.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 14 juli 2000

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.P. Pronk

Naar boven