Uitvoeringsregeling BSE 2000-IA

[Regeling vervallen per 11-06-2005.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 16-12-2000 t/m 10-06-2005

Uitvoeringsregeling BSE 2000-IA

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 5, en 6, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma's;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

  • 1 Als programma als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma's wordt vastgesteld het programma opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1, onder A.

  • 2 Voor het in bijlage 1, onder A, opgenomen onderdeel van het programma worden subsidieplafonds vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in bijlage 1, onder B.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde bedragen zijn beschikbaar voor aanvragen die zijn ontvangen in de in bijlage 1, onder C, opgenomen periode.

  • 4 De bedragen voor onderdeel A (Energiebesparing in industriële bedrijven) van bijlage 1, onder A, worden verdeeld op de wijze zoals omschreven in artikel 9, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma's.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling BSE 2000-IA

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 6 juli 2000

De

Minister

van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma Energiebesparing in industriële en agrarische bedrijven en algemene energieconversie 2000 (deel 2)

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Op 28 maart jl. is de Uitvoeringsregeling BSE 2000-I (Stcrt. 62) gepubliceerd, waarbij het programma Energiebesparing in industriële en agrarische bedrijven en algemene energieconversie 2000 is vastgesteld. In deze aanvullende regeling wordt een onderdeel aan dit programma toegevoegd.

Het doel van het programma energiebesparing in industriële en agrarische bedrijven en algemene energieconversie 2000 is het bevorderen van de ontwikkeling en toepassing van energiebesparende methoden en technieken en van duurzame energie in industriële en agrarische bedrijven, en de verbetering van het energievoorzieningsysteem.

Beoordelingsaspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstelling van het programma, wordt bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de nieuwheid van het project;

  • c. de potentiële energieverdienste van het project;

  • d. de milieuverdienste van het project;

  • e. de projectkosten in relatie tot de potentiële bijdrage van het project aan de doelstelling van het programma;

  • f. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid;

  • g. de mate waarin relevante kennisoverdracht plaatsvindt;

  • h. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;

  • i. de mate waarin het project aansluit bij een aanwezig innovatietraject van de aanvrager of van anderen;

  • j. de mate waarin wordt samengewerkt met andere (markt)partijen, bijvoorbeeld in technologieclusters of in marktclusters;

  • k. indien van toepassing, de mate waarin wordt bijgedragen aan de realisatie van de doelstelling van een Meerjaren Afspraak (MJA).

Toelichting op de bovengenoemde aspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

ad a. Indien de slaagkans van een project te gering wordt geacht, zal het verlenen van subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen van de slaagkans van een project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische, juridische en bestuurlijke aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager.

ad b. Onder het nieuwheidcriterium wordt in dit programma verstaan:

  • -

    het toepassen van nieuwe technologieën;

  • -

    het geven van nieuwe toepassingen aan bestaande technologieën.

Er dient sprake te zijn van voor Nederland in meer of mindere mate grensverleggende toepassingen.

ad d. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met:

  • -

    de mate waarin CO2-emissies worden vermeden;

  • -

    de mate waarin emissies van andere milieubelastende stoffen worden gereduceerd;

  • -

    de mate waarin wordt vermeden dat verschuivingen van milieueffecten van het ene milieucompartiment naar het andere optreden.

ad e. De projectkosten worden getoetst aan de mogelijke energieverdienste. Hiertoe worden de projectkosten onder andere beoordeeld in termen van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energiedragers (gulden/GJ).

ad g. Naast de bereidheid van de aanvrager tot het schrijven van een artikel, het organiseren van een workshop of het openstellen van technologie voor derden, wordt hierbij met name aandacht besteed aan de participatie van relevante partijen in het project.

ad h. Een project wordt mede beoordeeld op basis van inzicht in de markttoepassing of het herhalingspotentieel van het specifieke project of product.

ad i. Van belang is dat projecten zoveel mogelijk aansluiten op reeds eerder door de aanvrager of door anderen gegenereerde kennis en dat voor wat betreft haalbaarheids- en onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten doublures worden vermeden.

Onderdeel A. Energiebesparing in industriële bedrijven

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van dit onderdeel is het bevorderen van energiebesparing in de Nederlandse industrie, zodat in de periode 2000-2010 een jaarlijkse efficiencyverbetering van het energieverbruik (inclusief grondstoffen) van meer dan 2% wordt bereikt. Dit conform de doelstelling van de Energiebesparingsnota 1998.

De voornaamste soorten projecten die in 2000 voor subsidie in aanmerking komen, zijn haalbaarheidsprojecten en kennisoverdrachtprojecten. Tevens kunnen onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten gericht op het meten en evalueren van demonstratie- en marktintroductieprojecten voor subsidie in aanmerking komen. Het gaat daarbij om de volgende aandachtsgebieden:

  • *

    verlaging van het totale energieverbruik van een fabriek respectievelijk fabrieksinstallatie;

  • *

    vernieuwing en verbetering van processen;

  • *

    vernieuwing en verbetering van utilities;

  • *

    het opstellen van meerjarenplannen en monitoringsystematieken voor een bedrijfstak;

  • *

    het verbeteren van de procesefficiency in bedrijven, door onder andere het opstellen van energiebesparingsplannen, het invoeren van integrale energiezorg, procesintegratie, procesregelingen, het verbeteren van de interne logistiek en reductie van het niet-energetisch gebruik van energiedragers;

  • *

    het verbeteren van de product efficiency door onder andere dematerialisatie, het gebruik van hernieuwbare grondstoffen, nieuwe producttechnologie en productontwikkeling;

  • *

    het stimuleren van industriële samenwerking op het gebied van onder andere transportoptimalisatie, hergebruik van materialen en ketensamenwerking;

  • *

    bestudering van de mogelijkheden van en toepassing van duurzame energie in de industrie;

  • *

    het verbeteren van kennisoverdracht binnen de branch, bijvoorbeeld door middel van communicatieplannen, workshops en opleidingen.

Dit onderdeel is ingedeeld in drie subonderdelen:

  • A1. Energiebesparing in energie-intensieve industriële bedrijven;

  • A2. Energiebesparing in middelgrote energie gebruikende industriële bedrijven;

  • A3. Energiebesparing in energie-extensieve industriële bedrijven.

A1. Energiebesparing in energie-intensieve industriële bedrijven

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit subonderdeel is met name gericht op de ijzer en staal industrie, de aardolieraffinage-industrie, de chemische industrie, de glasindustrie, de suikerindustrie, de cementindustrie, de papier- & kartonindustrie en de non-ferro industrie.

Aan de doelstelling van dit subonderdeel kunnen met name bijdragen bedrijven in de hiervoor genoemde bedrijfstakken. Tevens richt dit subonderdeel zich op bedrijven of organisaties die invloed kunnen uitoefenen op het toekomstige energieverbruik in de hiervoor genoemde bedrijfstakken, zoals universiteiten, onderzoeksinstellingen, ingenieursbureaus en de apparatenindustrie.

A2. Energiebesparing in middelgrote energie gebruikende industriële bedrijven

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit subonderdeel is gericht op middelgrote energie gebruikende industriële bedrijven, met name de olie- en gaswinning industrie, de zuivelindustrie, de margarine, oliën en vetten industrie, de grof- en fijn keramische industrie, de aardappelverwerkende industrie, de vleesindustrie, de bierbrouwerijen, de cacao-industrie, de koffiebranderijen en de natwasserijen.

Aan de doelstelling van dit subonderdeel kunnen met name bijdragen bedrijven in de hiervoor genoemde bedrijfstakken. Tevens richt het subonderdeel zich op bedrijven of organisaties die invloed kunnen uitoefenen op het toekomstige energieverbruik in de hiervoor genoemde bedrijfstakken, zoals universiteiten, onderzoeksinstellingen, ingenieursbureaus en de apparatenindustrie.

A3. Energiebesparing in energie-extensieve industriële bedrijven

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

1. Dit subonderdeel is gericht op de energie-extensieve industriële bedrijven, met name op:

  • -

    ijzergieterijen;

  • -

    de oppervlaktebehandelende industrie;

  • -

    de industriële loonkoel- en vriesbedrijven;

  • -

    de tapijtfabrikanten;

  • -

    de kunststofverwerkende industrie;

  • -

    de rubberverwerkende industrie;

  • -

    de textielindustrie;

  • -

    de frisdrankenindustrie;

  • -

    de groente- en fruitverwerkende industrie;

  • -

    de asfaltindustrie;

  • -

    de grafische industrie;

  • -

    de metalektro industrie.

Aan de doelstelling van dit subonderdeel kunnen met name bijdragen:

  • -

    individuele bedrijven;

  • -

    vertegenwoordigers van industriesectoren en groepen bedrijven, waaronder brancheorganisaties en branchetechnologiecentra.

Tevens richt het subonderdeel zich op bedrijven of organisaties die invloed kunnen uitoefenen op het toekomstige energieverbruik in de hiervoor genoemde bedrijfstakken, zoals universiteiten, onderzoeksinstellingen, ingenieursbureaus en de apparatenindustrie.

B. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op in 2000 ontvangen aanvragen met betrekking tot het programma Energiebesparing in industriële en agrarische bedrijven en algemene energieconversie 2000 bedraagt voor onderdeel A f 16.638.000,00 als volgt verdeeld over de subonderdelen:

  • A1: f 6.550.000,00;

  • A2: f 5.425.000,00;

  • A3: f 4.663.000,00 .

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot onderdeel A van het programma Energiebesparing in industriële en agrarische bedrijven en algemene energieconversie 2000 (deel 2) moeten door Novem zijn ontvangen in de periode van [ ] juni 2000 tot en met 1 december 2000.

Nadere informatie is te verkrijgen bij:

Novem B.V

Postbus 8242

3503 RE Utrecht

Telefoon: 030-2393493

Naar boven