Het te verwachten gehalte van een bestrijdingsmiddel in de bodem wordt berekend in
twee, opeenvolgende stappen; de eerste stap wordt altijd uitgevoerd, de tweede is
optioneel en afhankelijk van de uitkomst van de voorgaande stap en van de beschikbare
gegevens. Na elke stap kan een beslissing worden genomen.
Stap 1: berekening op basis van laboratorium gegevens
[Regeling vervallen per 23-12-2005]
Voor alle werkzame stoffen en omzettingsprodukten, die in de bodem in een stoffractie
van groter dan of gelijk aan 10% kunnen ontstaan. Wordt op basis van de experimenten
naar de omzettingssnelheid en de mobiliteit de DT50 en de Kom bepaald, evenals hun standaardafwijkingen (zie Bijlage 1 van deze regeling). De gemiddelde
DT50- en Kom-waarden worden gebruikt als invoergegevens voor het model PEARL zoals opgenomen in
UBS, dan wel een model met dezelfde aannames ten aanzien van sorptie en omzetting,
vergelijkbaar Nederlands scenario en gevalideerd in het relevante uitspoelingstraject.
Van belang voor de beoordeling zijn de bodem en klimaatomstandigheden zoals in genoemde
publikaties zijn omschreven. Voor de beoordeling worden alle invoergegevens, behalve
DT50 en Kom, constant gehouden, zodat een uniforme beoordeling mogelijk is. De berekening met
PEARL geeft het verwachte percentage van de dosering dat 1 jaar na toepassing nog
aanwezig is in de bovenste 20 cm van de bodem (op de plaats van toepassing) bij een
effectieve belasting van de bodem met 1 kg/ha (1 kg/ha bereikt het bodemoppervlak).
In de hiervoor genoemde publikaties is uitgegaan van een toepassing van het bestrijdingsmiddel
in het voorjaar (in het scenario vastgesteld op 25 mei). Voor stoffen die uitsluitend
of tevens ook in het najaar worden toegepast, worden berekeningen uitgevoerd met het
najaarsscenario. (Het najaarsscenario is gelijk aan het standaardscenario; het toepassingstijdstip
van het middel is echter 1 november.) Stoffen met een voorgeschreven toepassing in
de periode 1 maart - 31 augustus worden beoordeeld overeenkomstig het voorjaarsscenario
(= standaardscenario); stoffen met een voorgeschreven toepassing in de periode 1 september
- 28 (29) februari worden beoordeeld overeenkomstig het najaarsscenario. Bij de berekening
van de belasting van de bodem wordt gecorrigeerd voor de interceptie door het gewas
zoals beschreven in UBS.
De effectieve belasting van de bodem (binnen één seizoen) wordt bepaald volgens formule
1:
Be,ai= F
|
(100-V-I)
|
Dm,ai
|
(1)
|
100
|
|
waarin:
Be,ai de effectieve belasting van de bodem (kg ha-1) met de werkzame stof
F de in de gebruiksvoorschriften aangegeven maximale toepassingsfrequentie (zonder
eenheid) (binnen één groeiseizoen) dan wel een in de milieuevaluatie gegeven maximale
frequentie.
V het percentage (%) van een enkelvoudige dosering dat als spuit verlies kan worden
aangemerkt (bij gebrek aan een gegeven wordt standaard 10% aangehouden)
I de interceptie (%) door het gewas (als percentage van de enkelvoudige dosering);
hiervoor wordt de tabel gebruikt die ook in UBS is opgenomen
Dm,ai de maximale enkelvoudige dosering (kg ha -1) zoals aangegeven in het wettelijk gebruiksvoorschrift.
Het te verwachten gehalte van de werkzame stof in de bovenste 20 cm van de bodem één
jaar na de toepassing wordt nu berekend met formule 2:
Gp,ai,1=Be,ai
|
R%ai
|
(2)
|
Lp
|
|
waarin:
Gp,ai,1 het gehalte (mg kg-1) van de werkzame stof in de bouwvoor (binnen het perceel) één
jaar na de toepassing
R%ai het percentage van de stof aanwezig in de bouwvoor één jaar na de toepassing, zoals
berekend met PEARL
L de dikte (m) van de beschouwde laag (standaard: L = 0,2 m)
ρ de droge bulkdichtheid (kg m-3) van de bodem (standaard ρ= 1400 kg m-3).
In het geval van een berekening voor omzettingsprodukten (alle omzettingsprodukten
die voor 10% (stoffractie) of meer ontstaan) moet ook nog gecorrigeerd worden voor
de maximale fractie (vormingspercentage/100) waarin een omzettingsprodukt wordt aangetroffen
en de relatieve moleculemassa van het omzettingsprodukt ten opzichte van de actieve
stof:
Be,op= fop
|
Mop
|
Be,ai
|
(3)
|
Mai
|
|
waarin:
Be,op de belasting van de bodem (kg/ha) met het omzettingsprodukt
fop de fractie waarin het omzettingsprodukt is aangetoond
M de molaire massa, op = omzettingsprodukt, ai = actief ingrediënt (werkzame stof).
Het te verwachten gehalte van een omzettingsprodukt in de bovenste 20 cm van de bodem
één jaar na de toepassing wordt nu berekend met formule 4:
Gp,op,1= Be,op
|
R%op
|
(4)
|
Lp
|
|
waarin:
Gp,op,1 het gehalte (mg kg-1) van het omzettingsprodukt in de bouwvoor (binnen het perceel)
één jaar na de toepassing
R%op het percentage van het omzettingsprodukt aanwezig in de bouwvoor één jaar na de toepassing,
zoals berekend met PEARL.
Bestrijdingsmiddelen en/of hun metabolieten kunnen mogelijk in de bodem accumuleren
als er sprake is van herhaalde toepassing van een middel. Onder ‘herhaald’ moet hier
worden verstaan dat het middel in verschillende groeiseizoenen op hetzelfde perceel
wordt gebruikt; met bespuitingen binnen één groeiseizoen wordt al rekening gehouden
middels de frequentie (formule l). De hoeveelheid van een stof in de bouwvoor één
jaar na de laatste toepassing wordt benaderd door:
waarin:
Xn de fractie van de jaarlijkse belasting van de bodem die één jaar na de laatste toepassing
nog aanwezig is in de bouwvoor
fr de fractie die één jaar na de eerste (jaarlijkse) belasting van de bodem aanwezig
zou zijn (= R% / 100)
n het aantal toepassingen.
Voor de berekening van het (totale) gehalte in de bouwvoor is onder andere het gehalte
aan extraheerbare residuen van belang dat zich twee jaar na de laatste toepassing
in de bouwvoor bevindt. Hierbij wordt rekening gehouden met 10 jaarlijkse toepassingen.
Het gehalte in de bouwvoor voor een afzonderlijke stof wordt berekend met:
waarin:
Gp,10 het gehalte van een enkele stof (werkzame stof dan wel omzettingsprodukt) in de bouwvoor
twee jaar na de laatste (tiende) toepassing binnen het behandelde perceel
Be de effectieve jaarlijkse belasting van de bodem met een stof (zie formules 1 en 3)
X10 de fractie van de jaarlijkse effectieve belasting resterend in de bouwvoor één jaar
na de laatste (tiende) toepassing.
Bij de berekening van het totale gehalte aan bestrijdingsmiddelresiduen twee jaar
na de tiende toepassing wordt over de Gp,10 van de werkzame stof en alle omzettingsprodukten gesommeerd.
Bij de toetsing aan het MTR kan tevens rekening worden gehouden met het jaarlijks
vrijkomen van 5% van het totaal aanwezige grondgebonden residu. Een eenduidige standaard
berekening is hiervoor vooralsnog niet beschikbaar. Derhalve zal voor individuele
bestrijdingsmiddelen, indien mogelijk, bij de berekening van de concentratie die wordt
getoetst aan het MTR rekening worden gehouden met het jaarlijks vrijkomen van 5% van
het totaal aanwezige grondgebonden residu.
Op grond van specifieke gegevens met betrekking tot de toepassing van het bestrijdingsmiddel
kunnen aanvullende berekeningen worden uitgevoerd die een nader inzicht geven met
betrekking tot de risico-evaluatie.