Wijzigingsregeling Regeling gewogen gemiddelde leeftijd (aanpassing landelijke gemiddelde [...] i.v.m. ZKOO-uitkering en CAO 2000-2002)

[Regeling vervallen per 31-12-2004.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 16-09-2000 t/m 30-12-2004

Wijziging van de Regeling gewogen gemiddelde leeftijd en aanpassing landelijke gemiddelde personeelslastbedragen (landelijke gpl-bedragen) in verband mer de ZKOO-uitkering en de CAO 2000-2002

De staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

Gelet op artikel 85, vijfde lid, artikel 85a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, juncto de Regeling bekostiging, rechtspositie en samenvoeging leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs, en artikel II, vierde en zesde lid, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb. 337);

Besluit:

Paragraaf I. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Voor de toepassing in deze regeling wordt verstaan onder:

  • schoolsoortgroep 1:

    • - scholen voor mavo, vbo en scholengemeenschappen mavo/vbo (inclusief afdelingen leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs),

    • - scholen voor praktijkonderwijs voortkomend uit het svo waarop artikel 11 van de Regeling bekostiging, rechtspositie en samenvoeging leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs van toepassing is,

    • - scholen voor leerwegondersteunend onderwijs en scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel II, tweede en vijfde lid, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb. 337);

  • schoolsoortgroep 2:

    • - scholen voor vwo, havo en scholengemeenschappen vwo/havo;

  • schoolsoortgroep 3:

    • - scholengemeenschappen (vwo/)havo/mavo (inclusief afdelingen leerwegondersteunend onderwijs);

  • schoolsoortgroep 4:

    • - scholengemeenschappen (vwo/)havo/mavo/vbo (inclusief afdelingen leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs).

  • WVO:

    • - Wet op het voortgezet onderwijs, deel I.

Paragraaf II. Aanpassing en vaststelling landelijke gemiddelde personeelslast per 1 januari 2000 in verband met verhoging van de ZKOO-uitkering en in verband met de CAO 2000-2002

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 2. Landelijke gemiddelde personeelslast per 1 januari 2000

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Voor de directie bedraagt de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

    • schoolsoortgroep 1: f. 129.875,2

    • schoolsoortgroep 2: f. 155.007,19

    • schoolsoortgroep 3: f. 153.352,64

    • schoolsoortgroep 4: f. 148.961,51

  • 2 De landelijke gemiddelde personeelslast voor de leraren wordt per school bepaald volgens de formule: cf x ggl +c.

    Daarbij is:

    cf: de voor de schoolsoortgroep waartoe de school behoort vastgestelde coëfficiënt.

    Deze bedraagt voor:

    • schoolsoortgroep 1: f. 1.873,75

    • schoolsoortgroep 2: f. 2.771,31

    • schoolsoortgroep 3: f. 2.368,56

    • schoolsoortgroep 4: f. 2.044,78

    ggl: de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren als bedoeld in de publicatie van 27 februari 1998, VO/FB/1998/7449 (OCenW-Regelingen 1998, 7) en van 10 augustus 1998, VO/FB/1998/30920 (OCenW-Regelingen 1998, 18), en

    c: de voor de schoolsoortgroep waartoe de school behoort vastgestelde vaste voet.

    Deze bedraagt voor:

    • schoolsoortgroep 1: f. 18.759,03

    • schoolsoortgroep 2: f. 3.175,70

    • schoolsoortgroep 3: f. 14.233,37

    • schoolsoortgroep 4: f. 18.096,88

  • 3 Voor het onderwijsondersteunend personeel bedraagt de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats f. 67.438,32, ongeacht de schoolsoortgroep.

Artikel 3. Aanvullende vergoeding op grond van artikel 85a, eerste lid, van de WVO, en artikel II, vierde en zesde lid, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb. 337) vanaf 1 januari 2000

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Indien een aanvullende vergoeding wordt verstrekt, zijn voor de vaststelling van de vergoeding de volgende leden van toepassing.

  • 2 Voor de directieformatie geldt de voor de school in artikel 2, eerste lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

  • 3 Voor de lerarenformatie bedraagt de gemiddelde personeelslast per formatieplaats voor:

    • schoolsoortgroep 1: f. 100.529,65

    • schoolsoortgroep 2: f. 121.704,52

    • schoolsoortgroep 3: f. 115.584,51

    • schoolsoortgroep 4: f. 106.779,53

  • 4 Voor de formatie onderwijsondersteunend personeel geldt de in artikel 2, derde lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

Paragraaf III. Aanpassing en vaststelling landelijke gemiddelde personeelslast per 1 maart 2000 in verband met de CAO 2000-2002

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 4. Landelijke gemiddelde personeelslast per 1 maart 2000

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Voor de directie bedraagt de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

    • schoolsoortgroep 1: f. 133.558,53

    • schoolsoortgroep 2: f. 159.403,19

    • schoolsoortgroep 3: f. 157.701,72

    • schoolsoortgroep 4: f. 153.186,06

  • 2 De landelijke gemiddelde personeelslast voor de leraren wordt per school bepaald volgens de formule cf x ggl + c.

    Daarbij is:

    cf: de voor de schoolsoortgroep waartoe de school behoort vastgestelde coëfficiënt.

    Deze bedraagt voor:

    • schoolsoortgroep 1: f. 1.926,88

    • schoolsoortgroep 2: f. 2.849,91

    • schoolsoortgroep 3: f. 2.435,73

    • schoolsoortgroep 4: f. 2.102,77

    ggl: de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren als bedoeld in de publicatie van 27 februari 1998, VO/FB/1998/7449 (OCenW-Regelingen 1998, 7) en van 10 augustus 1998, VO/FB/1998/30920 (OCenW-Regelingen 1998, 18) en

    c: de voor de schoolsoortgroep waartoe de school behoort vastgestelde vaste voet. Deze bedraagt voor:

    • schoolsoortgroep 1: f. 19.291,04

    • schoolsoortgroep 2: f. 3.265,76

    • schoolsoortgroep 3: f. 14.637,03

    • schoolsoortgroep 4: f. 18.610,11

  • 3 Voor het onderwijsondersteunend personeel bedraagt de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats f. 69.350,87, ongeacht de schoolsoortgroep.

Artikel 5. Aanvullende vergoeding op grond van artikel 85a, eerste lid, van de WVO, en artikel II, vierde en zesde lid, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb. 337) vanaf 1 maart 2000

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Indien een aanvullende vergoeding wordt verstrekt, zijn voor de vaststelling van de vergoeding de volgende leden van toepassing.

  • 2 Voor de directieformatie geldt de voor de school in artikel 4, eerste lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

  • 3 Voor de lerarenformatie bedraagt de gemiddelde personeelslast per formatieplaats voor:

    • schoolsoortgroep 1: f. 103.380,67

    • schoolsoortgroep 2: f. 125.156,06

    • schoolsoortgroep 3: f. 118.862,49

    • schoolsoortgroep 4: f. 109.807,80

  • 4 Voor de formatie onderwijsondersteunend personeel geldt de in artikel 4, derde lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

Paragraaf IV. Aanpassing en vaststelling landelijke gemiddelde personeelslast per 1 augustus 2000 in verband met de CAO 2000-2002

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 6. Landelijke gemiddelde personeelslast per 1 augustus 2000

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Voor de directie bedraagt de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

    • schoolsoortgroep 1: f. 133.797,90

    • schoolsoortgroep 2: f. 159.688,88

    • schoolsoortgroep 3: f. 157.984,37

    • schoolsoortgroep 4: f. 153.460,61

  • 2 De landelijke gemiddelde personeelslast voor de leraren wordt per school bepaald volgens de formule:

    cf x ggl + c.

    Daarbij is:

    cf: de voor de schoolsoortgroep waartoe de school behoort vastgestelde coëfficiënt. Deze bedraagt voor:

    • schoolsoortgroep 1: f. 1.936,84

    • schoolsoortgroep 2: f. 2.855,49

    • schoolsoortgroep 3: f. 2.443,30

    • schoolsoortgroep 4: f. 2.105,67

    ggl: de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren als bedoeld in de publicatie van 27 februari 1998, VO/FB/1998/7449 (OCenW-Regelingen 1998, 7) en van 6 maart 1999, VO/FB-1999/4987 (OCenW-Regelingen 1999, 8 en 9)

    c: de voor de schoolsoortgroep waartoe de school behoort vastgestelde vaste voet. Deze bedraagt voor:

    • schoolsoortgroep 1: f. 19.390,69

    • schoolsoortgroep 2: f. 3.272,16

    • schoolsoortgroep 3: f. 14.682,48

    • schoolsoortgroep 4: f. 18.635,79

  • 3 Voor het onderwijsondersteunend personeel bedraagt de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats f. 69.475,17 ongeacht de schoolsoortgroep.

Artikel 7. Aanvullende vergoeding op grond van artikel 85a, eerste lid, van de WVO, juncto de Regeling bekostiging, rechtspositie en samenvoeging leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs, en artikel II, vierde en zesde lid, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb. 337) vanaf 1 augustus 2000

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Indien een aanvullende vergoeding wordt verstrekt, zijn voor de vaststelling van de vergoeding de volgende leden van toepassing.

  • 2 Voor de directieformatie geldt de voor de school in artikel 6, eerste lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

  • 3 Voor de lerarenformatie bedraagt de gemiddelde personeelslast per formatieplaats voor:

    • schoolsoortgroep 1: f. 103.701,25

    • schoolsoortgroep 2: f. 125.544,17

    • schoolsoortgroep 3: f. 119.231,08

    • schoolsoortgroep 4: f. 110.148,31

  • 4 Voor de formatie onderwijsondersteunend personeel geldt de in artikel 6, derde lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

Paragraaf V. Wijziging Regeling gewogen gemiddelde leeftijd

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

[Red: Wijzigt de Regeling gewogen gemiddelde leeftijd.]

Paragraaf VI. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 9. Bekendmaking

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling zal met toelichting in Uitleg OCenW-Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na de datum van uitgifte van Uitleg OCenW-Regelingen waarin deze regeling is bekendgemaakt en werkt wat betreft de artikelen 2 en 3 terug tot en met 1 januari 2000, wat betreft de artikelen 4 en 5 tot en met 1 maart 2000 en wat betreft de artikelen 6 en 7 tot en met 1 augustus 2000.

De

staatssecretaris

van onderwijs, cultuur en wetenschappen

drs. K.Y.I.J. Adelmund

Naar boven