Uitvoeringsregeling BSE 1999-IV

[Regeling vervallen per 11-06-2005.]
Geraadpleegd op 27-04-2024.
Geldend van 20-10-1999 t/m 10-06-2005

Uitvoeringsregeling BSE 1999-IV

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 3, tweede lid, 5, eerste lid, en 6, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s,

Besluit:

Artikel II

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

  • 1 Als programma’s als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s worden vastgesteld de programma’s opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlagen 1 en 2, onder A.

  • 2 Voor ieder van de in de bijlagen 1 en 2 opgenomen programma’s worden subsidieplafonds vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de desbetreffende bijlagen, onder B.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde bedragen zijn beschikbaar voor aanvragen die zijn ontvangen in de in de desbetreffende bijlagen onder C opgenomen perioden.

  • 4 De bedragen voor de programma’s worden verdeeld op de wijze zoals omschreven in artikel 9, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s.

Artikel III

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel IV

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling BSE 1999-IV.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 oktober 1999

De

Minister

van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma Diensten 1999

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het programma Diensten 1999 is het bijdragen aan de realisatie van de energiebesparingsdoelstelling in de dienstensector, zoals die is geformuleerd in de Energiebesparingsnota uit 1998.

Het programma is onderverdeeld in drie onderdelen.

1. Nieuwbouw Utiliteit

De voornaamste soorten projecten die voor subsidie in aanmerking komen, zijn:

  • -

    onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten en kennisoverdrachtprojecten die gericht zijn op de ontwikkeling en toepassing van hulpmiddelen die gebruikt worden om tot een energie-efficiënt gebouwontwerp te komen en een directe relatie hebben met de energie-prestatienormering (EPN);

  • -

    haalbaarheidsprojecten, demonstratieprojecten en marktintroductieprojecten, die zich richten op het verbeteren van de marktsituatie voor het bouwen op een aanzienlijk lager energetisch niveau dan het energetisch niveau dat overeenkomt met de energieprestatie-eis (energieprestatiecoëfficiënt (EPC)-waarden 2000) in het Bouwbesluit (Stb. 1999, 138); projecten komen voor ondersteuning in aanmerking als het streven is minimaal 15% onder de EPC-eisen van 2000 te gaan bouwen; het betreft hier bij voorkeur gebouwen uit de sector onderwijsgebouwen, bijeenkomstgebouwen, gezondheidszorggebouwen, horecagebouwen, logiesgebouwen, winkelgebouwen en sportgebouwen; kantoorgebouwen komen alleen in aanmerking indien in 1998 een haalbaarheidsstudie is uitgevoerd;

  • -

    haalbaarheids- en demonstratieprojecten die zich richten op te renoveren gebouwen met zodanige beperkende technische omstandigheden dat zij vrijstelling zouden kunnen krijgen van de verplichting te voldoen aan de energieprestatiecoëfficiënt (EPC-eis) in het Bouwbesluit; de projecten moeten als doel hebben het realiseren van een energetisch niveau dat tenminste overeenkomt met de energieprestatie-eisen 2000 in het Bouwbesluit (EPC-eis);

  • -

    kennisoverdrachtprojecten m.b.t energieprestatienormering; voor deze projecten komen in dit verband branche-organisaties uit de bouwwereld in aanmerking voor subsidie.

2. Techniekontwikkeling

Ten behoeve van techniekontwikkeling en stimulering in zowel de nieuwbouw als bestaande bouw komen in 1999 de volgende projecten voor subsidie in aanmerking:

haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, demonstratie- en marktintroductieprojecten en kennisoverdrachtprojecten die er op gericht zijn nieuwe technieken, methodieken of systemen voor de gebouwschil, die een substantiële bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van besparingen in de nieuw- en bestaande utiliteitsbouw, grootschalig in de markt toegepast te krijgen.

3. Bestaande bouw

Met bedrijven, instellingen of branches uit de utiliteitsbouw, met name de zakelijke dienstverlening, de detailhandel en horeca, het onderwijs en de zorgsector, worden door de overheid meerjarenafspraken gemaakt waarin wordt vastgelegd op welke wijze er gewerkt zal gaan worden aan de realisatie van besparingsdoelstellingen. Naast de meerjarenafspraken wordt er met grote branches samengewerkt om op gestructureerde wijze kennisoverdracht plaats te laten vinden naar de individuele instellingen en bedrijven die binnen de branche vallen. In 1999 komen die projecten voor subsidie in aanmerking die plaatsvinden in het kader van meerjarenafspraken, branche-aanpakken of gemeentelijke besparingsplannen gericht op gemeentelijke gebouwen en faciliteiten. Het kan daarbij gaan om haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, demonstratie- en marktintroductieprojecten en kennisoverdrachtprojecten.

De projecten dienen gericht te zijn op:

  • het opstellen van meerjarenplannen en monitoringsystematieken voor een sector;

  • het verbeteren van de procesefficiency in bedrijven en instellingen door het invoeren van integrale energiezorg en het verbeteren van de interne en externe logistiek;

  • het als haalbaarheids- of onderzoeks- of ontwikkelingsproject uitvoeren van energieonderzoeken ten behoeve van het opstellen van bedrijfsenergieplannen en/of energiebesparingsplannen, voor zover de betreffende projecten niet passen binnen de Subsidieregeling energie-efficiency- en milieuadviezen Schoner Produceren; het resultaat van het energie-onderzoek dient duidelijk te maken welke verbeteringen mogelijk zijn op energiegebied en welke maatregelen daarvoor genomen kunnen worden; uitsluitend door de aanvrager aan een externe adviseur ten behoeve van het energie-onderzoek betaalde kosten kunnen als projectkosten in aanmerking worden genomen; de subsidie bedraagt maximaal 50% van de projectkosten tot een maximum van f 7.500,00 per object; daarbij wordt onder object verstaan:

    • 1) een vaste installatie in de open lucht of een niet voor permanente bewoning bestemd gebouw of gedeelte daarvan, waarvan het energiegebruik afzonderlijk wordt gemeten, of

    • 2) één of meer woongebouwen waarvan het beheer in handen is van één rechtspersoon.

Overige beoordelingsaspecten

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de milieuverdienste van het project;

  • c. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • d. de mate waarin het project past in een aanwezig innovatie-traject van de aanvrager of van anderen;

  • e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen van het programma;

  • f. de nieuwheid van het project;

  • g. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;

  • h. de kostprijs(verlaging) van een voor het programma relevante techniek;

  • i. de mate waarin relevante kennisoverdracht plaatsvindt.

Toelichting op de bovengenoemde aspecten

Ad a. Voor het vaststellen van de slaagkans van een project wordt, naast de technische en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager. Demonstratie- en marktintroductieprojecten kunnen worden ondersteund als de technische en financieel/economische haalbaarheid voldoende zijn aangetoond.

Ad b. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt, naast de energie-efficiency-verbetering, rekening gehouden met de te bereiken CO2-emissiereductie.

Ad d. Onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten worden mede beoordeeld op basis van de stand van zaken van voorafgaand onderzoek.

Ad e. De projectkosten worden getoetst aan de energie- en milieuverdienste in termen van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energie (gulden/GJ) en/of per hoeveelheid vermeden CO2-emissie (gulden/ton CO2).

Ad f. Onder het nieuwheidscriterium wordt verstaan:

  • -

    toepassing van nieuwe dan wel vernieuwende technologieën;

  • -

    het geven van nieuwe toepassingen aan bestaande technologieën.

Het betreft hier voor Nederland in meer of mindere mate grensverleggende toepassingen.

Ad g. De ondersteuning van een project wordt mede beoordeeld op basis van inzicht in de markttoepassing, het herhalingspotentieel van het project of product, alsook het draagvlak van het project of product bij relevante marktpartijen.

Ad h. Bij de beoordeling van het project dient voldoende inzicht te worden verschaft met betrekking tot de kostprijs(verlaging) van de techniek of het product om de markttoepassing ten opzichte van andere technieken/producten te beoordelen.

Ad i. De ondersteuning van een project wordt mede beoordeeld op basis van de in de aanvraag opgenomen relevante kennisoverdrachtactiviteiten. Afhankelijk van het soort project, dient de aanvrager bij te dragen aan kennisoverdrachtactiviteiten, bijvoorbeeld door het schrijven van een artikel voor een vakblad.

Aan de doelstelling van het programma Diensten kunnen met name partijen bijdragen die een structurele relatie hebben met de eindverbruikers. Hierbij gaat het vooral om energiedistributiebedrijven, adviesbureaus, installateurs, branche- of koepelorganisaties en andere intermediaire groepen. Specifiek voor de nieuwbouwkantoren kunnen ook beleggers of financiers, projectontwikkelaars en partijen die verantwoordelijk zijn voor het bouwmanagement projecten indienen.

B. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op in 1999 ontvangen aanvragen met betrekking tot het programma Diensten bedraagt f 4.450.000,00.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma Diensten moeten door Novem zijn ontvangen in de periode van 18 oktober 1999 tot en met 30 december 1999.

Nadere informatie is verkrijgbaar bij:

Novem

Postbus 8242

3503 RE Utrecht

Tel. 030-2393588

Bijlage 2

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma Apparaten 1999

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Doelstelling van het programma Apparaten is het bereiken van substantiële energiebesparing bij apparaten door techniekverbetering en het veranderen van aankoop- en gebruikersgedrag. Het programma heeft betrekking op elektrische en gasgestookte apparaten gebruikt in woningen en utiliteitsgebouwen. Onder apparaten wordt verstaan vrijstaande apparaten en (componenten van) installaties. Binnen het programma wordt prioriteit gegeven aan projecten die betrekking hebben op:

  • vrijstaande apparaten voor witgoed, bruingoed, woonhuisverlichting, apparatuur voor informatietechnologie en communicatie (grijsgoed), productkoeling (voor toepassing in detailhandel, horeca en ambacht);

  • (componenten van) installaties voor tapwaterverwarming, ruimteverwarming, ventilatie, koeling en utilitaire verlichting.

De voornaamste soorten projecten die in 1999 voor een subsidie in aanmerking komen zijn:

  • -

    haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, demonstratieprojecten, marktintroductieprojecten en kennisoverdrachtprojecten met betrekking tot energiezuinige vrijstaande apparaten: witgoed, bruingoed, woonhuisverlichting, apparatuur voor informatietechnologie en communicatie en productkoeling;

  • -

    haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, demonstratieprojecten en marktintroductieprojecten met betrekking tot innovatieve technieken voor installaties voor warmtapwater en klimatisering in woningen en/of utiliteitsgebouwen alsmede voor verlichting in utiliteitsgebouwen;

  • -

    projecten met betrekking tot het ontwikkelen van of overdragen van kennis over informatiehulpmiddelen (zoals labels of praktijkrichtlijnen) om de aanschaf van energiezuinige apparaten en installaties te stimuleren;

  • -

    haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, demonstratieprojecten en marktintroductieprojecten gericht op technische gedragssturing ten behoeve van energiebesparing, waarbij onder technische gedragssturing wordt verstaan het beïnvloeden van gebruikersgedrag door middel van technische voorzieningen in apparatuur;

  • -

    kennisoverdrachtprojecten waarin voorlichting wordt gegeven aan consumenten, gebruikers en professionele inkopers van apparaten met het oog op de aanschaf van energiezuinige apparaten en het energiebewust gebruik van apparaten;

  • -

    kennisoverdrachtprojecten over individuele warmtekostenverdeelsystemen ter bevordering van deze toepassing bij onbemeterde woningen van één eigenaar, uit te voeren door woningbeheerders of -eigenaren.

Overige beoordelingsaspecten

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de termijn waarop substantiële energiebesparing kan worden bereikt;

  • c. de milieuverdienste van het project;

  • d. de mate waarin het project reproduceerbaar is of de (kost)prijsverlaging van een voor het programma relevante techniek en, bij installaties, de mate waarin verwacht mag worden dat de resultaten van het project tot aanscherping van de energieprestatienormering (EPN) kunnen leiden ofwel de mogelijkheden van energiebesparing in de bestaande bouw vergroten;

  • e. de nieuwheid van het project;

  • f. de projectkosten en de bijdragen van marktpartijen in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen van het programma;

  • g. de mogelijkheden voor internationale samenwerking en participatie in een stimuleringsprogramma van de Europese Unie.

Toelichting op bovengenoemde beoordelingsaspecten

Ad a. De slaagkans van de projecten moet zijn aangetoond. Voor de beoordeling van een project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke aard, alsmede met het financiële draagvlak van de aanvrager. Demonstratie- en marktintroductieprojecten kunnen worden ondersteund als de technische en financieel/economische haalbaarheid voldoende zijn aangetoond.

Ad b. Uiterlijk in 2010 moet een substantiële energiebesparing zijn bereikt. De projectkosten worden getoetst aan de energieverdiensten in termen van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energie in 2000, 2005 en 2010. Projecten met een duidelijk resultaat binnen 2 jaar krijgen de voorkeur.

Ad c. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met de mate waarin CO2-emissie wordt vermeden (ton/jaar).

Ad d. Het herhalingspotentieel en het maatschappelijk draagvlak bij relevante marktpartijen is tevens van belang.

Ad e. Onder het nieuwheidscriterium wordt verstaan:

  • -

    toepassing van nieuwe dan wel vernieuwende technologie

  • -

    het geven van nieuwe toepassingen aan bestaande technologie

Het betreft hier voor Nederland in meer of mindere mate grensverleggende toepassingen.

Ad f. Bijdragen van marktpartijen kunnen in materiële of immateriële zin zijn.

Ad g. In toenemende mate vormen vrijstaande apparaten en (componenten van) installaties onderdeel van internationaal productbeleid. Een project heeft een grotere slaagkans naarmate er meer mogelijkheden voor nationale kennisontwikkeling, nationale productie, internationale samenwerking, gebruikmaking van EU- stimuleringsprogramma’s en internationale spin-off zijn.

Aan de doelstelling van het programma kunnen met name bijdragen:

  • -

    fabrikanten en industriële ontwikkelaars van vrijstaande apparaten of (componenten van) installaties;

  • -

    instellingen voor onderzoek en ontwikkeling;

  • -

    adviesbureaus;

  • -

    (ketens van) bedrijven in elektrodetailhandel en inkooporganisaties;

  • -

    consumentenorganisaties.

B. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op in 1999 ontvangen aanvragen met betrekking tot het programma Apparaten bedraagt f 1.500.000,00

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma Apparaten moeten door Novem zijn ontvangen in de periode van 18 oktober 1999 tot en met 30 december 1999.

Nadere informatie is verkrijgbaar bij:

Novem, Postbus 8242, 3503 RE Utrecht

tel. 030-2393645

en

Novem, Postbus 17, 6130 AA Sittard

tel. 046-4202265

Naar boven