Regeling aanpassing landelijk gemiddelde personeelslastbedragen in verband met de ZKOO-uitkering en de CAO 1999 - 2000

[Regeling vervallen per 31-12-2004.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-08-1999 t/m 30-12-2004

Regeling aanpassing landelijk gemiddelde personeelslastbedragen in verband met de ZKOO-uitkering en de CAO 1999 - 2000

De staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

Gelet op artikel 85, vijfde lid, artikel 85a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, juncto de Regeling bekostiging, rechtspositie en samenvoeging leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs, en artikel II, vierde en zesde lid, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb.337);

Besluit:

Paragraaf I. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Voor de toepassing in deze regeling wordt verstaan onder:

  • Schoolsoortgroep 1:

    • scholen voor mavo, vbo en scholengemeenschappen mavo/vbo (inclusief afdelingen leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs),

    • scholen voor praktijkonderwijs voortkomend uit het svo waarop artikel 11 van de Regeling bekostiging, rechtspositie en samenvoeging leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs van toepassing is,

    • scholen voor leerwegondersteunend onderwijs en scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel II, tweede en vijfde lid, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb. 337);

  • Schoolsoortgroep 2:

    scholen voor vwo, havo en scholengemeenschappen vwo/havo;

  • Schoolsoortgroep 3:

    scholengemeenschappen (vwo/)havo/mavo (inclusief afdelingen leerwegondersteunend onderwijs);

  • Schoolsoortgroep 4:

    scholengemeenschappen (vwo/)havo/mavo/vbo (inclusief afdelingen leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs).

  • WVO:

    • Wet op het voortgezet onderwijs, deel I.

Paragraaf II. Aanpassing en vaststelling landelijke gemiddelde personeelslast per 1 januari 1999 in verband met verhoging van de ZKOO-uitkering en in verband met de CAO 1999-2000

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 2. Landelijke gemiddelde personeelslast per 1 januari 1999

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Voor de directie bedraagt de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

    • schoolsoortgroep 1: ƒ 125.836,68

    • schoolsoortgroep 2: ƒ 150.187,10

    • schoolsoortgroep 3: ƒ 148.584,01

    • schoolsoortgroep 4: ƒ 144.329,43

  • 2 De landelijke gemiddelde personeelslast voor de leraren wordt per school bepaald volgens de formule:

    cf x ggl +c.

    Daarbij is:

    cf: de voor de schoolsoortgroep waartoe de school behoort vastgestelde coëfficiënt.

    Deze bedraagt voor:

    • schoolsoortgroep 1: ƒ 1.793,18

    • schoolsoortgroep 2: ƒ 2.638,74

    • schoolsoortgroep 3: ƒ 2.248,52

    • schoolsoortgroep 4: ƒ 1.955,45

    ggl: de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren als bedoeld in de publicatie van 27 februari 1998, VO/FB/1998/7449 (OCenW-Regelingen 1998, 7) en van 10 augustus 1998, VO/FB-1998/30920 (OCenW-Regelingen 1998, 18), en

    c: de voor de schoolsoortgroep waartoe de school behoort vastgestelde vaste voet.

    Deze bedraagt voor:

    • schoolsoortgroep 1: ƒ 17.952,39

    • schoolsoortgroep 2: ƒ 3.023,78

    • schoolsoortgroep 3: ƒ 13.511,98

    • schoolsoortgroep 4: ƒ 17.306,18

  • 3 Voor het onderwijsondersteunend personeel bedraagt de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats ƒ 64.435,31, ongeacht de schoolsoortgroep.

Artikel 3. Aanvullende vergoeding op grond van artikel 85a, eerste lid, van de WVO, en artikel II, vierde en zesde lid, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb.337) vanaf 1 januari 1999

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Indien een aanvullende vergoeding wordt verstrekt, zijn voor de vaststelling van de vergoeding de volgende leden van toepassing.

  • 2 Voor de directieformatie geldt de voor de school in artikel 2, eerste lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

  • 3 Voor de lerarenformatie bedraagt de gemiddelde personeelslast per formatieplaats voor:

    • schoolsoortgroep 1: ƒ 96.744,81

    • schoolsoortgroep 2: ƒ 117.122,49

    • schoolsoortgroep 3: ƒ 111.232,88

    • schoolsoortgroep 4: ƒ 102.759,40

  • 4 Voor de formatie onderwijsondersteunend personeel geldt de in artikel 2, derde lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

Paragraaf III. Aanpassing en vaststelling landelijke gemiddelde personeelslast per 1 februari 1999 in verband met de CAO 1999-2000

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 4. Landelijke gemiddelde personeelslast per 1 februari 1999

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Voor de directie bedraagt de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

    • schoolsoortgroep 1: ƒ 128.534,11

    • schoolsoortgroep 2: ƒ 153.406,51

    • schoolsoortgroep 3: ƒ 151.769,06

    • schoolsoortgroep 4: ƒ 147.423,28

  • 2 De landelijke gemiddelde personeelslast voor de leraren wordt per school bepaald volgens de formule:

    cf x ggl + c.

    Daarbij is:

    cf: de voor de schoolsoortgroep waartoe de school behoort vastgestelde coëfficiënt.

    Deze bedraagt voor:

    • schoolsoortgroep 1: ƒ 1.831,61

    • schoolsoortgroep 2: ƒ 2.695,30

    • schoolsoortgroep 3: ƒ 2.296,72

    • schoolsoortgroep 4: ƒ 1.997,37

    ggl: de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren als bedoeld in de publicatie van 27 februari 1998, VO/FB/1998/7449 (OCenW-Regelingen 1998, 7) en van 10 augustus 1998, VO/FB/1998/30920 (OCenW-Regelingen 1998, 18), en

    c: de voor de schoolsoortgroep waartoe de school behoort vastgestelde vaste voet.

    Deze bedraagt voor:

    • schoolsoortgroep 1: ƒ 18.337,22

    • schoolsoortgroep 2: ƒ 3.088,59

    • schoolsoortgroep 3: ƒ 13.801,63

    • schoolsoortgroep 4: ƒ 17.677,16

  • 3 Voor het onderwijsondersteunend personeel bedraagt de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats ƒ 66.034,34, ongeacht de schoolsoortgroep.

Artikel 5. Aanvullende vergoeding op grond van artikel 85a, eerste lid, van de WVO, en artikel II, vierde en zesde lid, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb.337)

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Indien een aanvullende vergoeding wordt verstrekt, zijn voor de vaststelling van de vergoeding de volgende leden van toepassing.

  • 2 Voor de directieformatie geldt de voor de school in artikel 4, eerste lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

  • 3 Voor de lerarenformatie bedraagt de gemiddelde personeelslast per formatieplaats voor:

    • schoolsoortgroep 1: ƒ 98.818,63

    • schoolsoortgroep 2: ƒ 119.633,12

    • schoolsoortgroep 3: ƒ 113.617,27

    • schoolsoortgroep 4: ƒ 104.962,15

  • 4 Voor de formatie onderwijsondersteunend personeel geldt de in artikel 4, derde lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

Paragraaf IV. Aanpassing en vaststelling landelijke gemiddelde personeelslast per 1 augustus 1999 in verband met de CAO 1999-2000

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 6. Landelijke gemiddelde personeelslast per 1 augustus 1999

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Voor de directie bedraagt de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

    • schoolsoortgroep 1: ƒ 128.799,76

    • schoolsoortgroep 2: ƒ 153.723,56

    • schoolsoortgroep 3: ƒ 152.082,72

    • schoolsoortgroep 4: ƒ 147.727,96

  • 2 De landelijke gemiddelde personeelslast voor de leraren wordt per school bepaald volgens de formule:

    cf x ggl + c.

    Daarbij is:

    cf: de voor de schoolsoortgroep waartoe de school behoort vastgestelde coëfficiënt.

    Deze bedraagt voor:

    • schoolsoortgroep 1: ƒ 1.845,66

    • schoolsoortgroep 2: ƒ 2.729,78

    • schoolsoortgroep 3: ƒ 2.333,06

    • schoolsoortgroep 4: ƒ 2.014,13

    ggl: de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren als bedoeld in de publicatie van 27 februari 1998, VO/FB/1998/7449 (OCenW-Regelingen 1998, 7) en van 6 maart 1999, VO/FB-1999/4987 (OCenW-Regelingen 1999, 8 en 9)

    c: de voor de schoolsoortgroep waartoe de school behoort vastgestelde vaste voet.

    Deze bedraagt voor:

    • schoolsoortgroep 1: ƒ 18.477,87

    • schoolsoortgroep 2: ƒ 3.128,10

    • schoolsoortgroep 3: ƒ 14.020,03

    • schoolsoortgroep 4: ƒ 17.825,64

  • 3 Voor het onderwijsondersteunend personeel bedraagt de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats ƒ 66.156,12 ongeacht de schoolsoortgroep.

Artikel 7. Aanvullende vergoeding op grond van artikel 85a, eerste lid, van de WVO, juncto de Regeling bekostiging, rechtspositie en samenvoeging leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs, en artikel II, vierde en zesde lid, van de Wet van 25 mei 1998 (Stb.337) vanaf 1 augustus 1999

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Indien een aanvullende vergoeding wordt verstrekt, zijn voor de vaststelling van de vergoeding de volgende leden van toepassing.

  • 2 Voor de directieformatie geldt de voor de school in artikel 6, eerste lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

  • 3 Voor de lerarenformatie bedraagt de gemiddelde personeelslast per formatieplaats voor:

    • schoolsoortgroep 1: ƒ 99.022,86

    • schoolsoortgroep 2: ƒ 119.880,36

    • schoolsoortgroep 3: ƒ 113.852,08

    • schoolsoortgroep 4: ƒ 105.179,07

  • 4 Voor de formatie onderwijsondersteunend personeel geldt de in artikel 6, derde lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

Paragraaf V. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 8. Bekendmaking

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling zal met toelichting in Uitleg OCenW-Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

Artikel 9. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Deze regeling treedt met uitzondering van de artikelen 6 en 7 in werking met ingang van de derde dag na de datum van uitgifte van Uitleg OCenW-Regelingen waarin deze regeling is bekendgemaakt en werkt wat betreft de artikelen 2 en 3 terug tot en met 1 januari 1999 en wat betreft de artikelen 4 en 5 tot en met 1 februari 1999.

  • 2 De artikelen 6 en 7 van deze regeling treden in werking met ingang van 1 augustus 1999.

De

staatssecretaris

van onderwijs, cultuur en wetenschappen

drs. K.Y.I.J. Adelmund

Naar boven