Regeling GO- en vakbondsfaciliteiten 1998

[Regeling vervallen per 01-01-2005.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 20-02-1999 t/m 31-12-2004

Regeling GO- en vakbondsfaciliteiten 1998

De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

Gelet iop artikel I-C38 van het RPBO;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 De begripsbepalingen van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zijn van toepassing.

  • 2 In deze regeling wordt voorts verstaan onder:

    • a. rechtspositiebesluit:

      het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel;

    • b. Onze minister:

      de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen;

    • c. instellingen:

      • 1. instellingen voor basisonderwijs;

      • 2. instellingen voor (voortgezet) speciaal onderwijs;

      • 3. instellingen voor (speciaal) voortgezet onderwijs;

      • 4. centrale diensten;

      • 5. instellingen in de sector beroepsonderwijs en volwasseneneducatie;

      • 6. instellingen voor hoger beroepsonderwijs;

      • 7. instellingen voor landbouwonderwijs;

    • d. centrale:

      een centrale als bedoeld in artikel 1 van het Overlegbesluit onderwijs- en onderzoekpersoneel;

    • e. personeelsorganisatie:

      een bij een centrale aangesloten vereniging van onderwijspersoneel;

    • f. stichting:

      de Stichting Financiering Structureel Vakbondsverlof Onderwijs.

Artikel 2. Omvang van het budget

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 Onze minister stelt op grond van artikel 26.03 van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) een budget beschikbaar aan de stichting ten behoeve van de vergoeding van de kosten van de vervanging van degene die lang buitengewoon verlof geniet in verband met werkzaamheden voor het georganiseerd overleg en voor vakbondswerkzaamheden voor onderwijspersoneel van instellingen.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan het budget als bedoeld in het eerste lid ook anderszins worden aangewend voor werkzaamheden ten behoeve van het georganiseerd overleg en voor vakbondswerkzaamheden voor het personeel van instellingen.

  • 3 Het budget wordt door de stichting verdeeld over de centrales.

  • 4 De centrales verdelen het hun toekomende deel over de personeelsorganisaties ter vergoeding van de kosten als bedoeld in het eerste lid.

  • 5 De vergoeding wordt door de centrales, danwel door de personeelsorganisaties verleend aan de instelling waaraan degene aan wie buitengewoon verlof is verleend is verbonden.

  • 6 Binnen zeven maanden na afloop van het kalenderjaar waarvoor het in het eerste lid bedoelde budget is toegekend, dient het bestuur van de stichting bij Onze minister een verslag in over dat kalenderjaar, bestaande uit de jaarrekening, het jaarverslag en overige financiële gegevens. Het verslag bevat tevens een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waaruit blijkt in hoeverre het budget is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze regeling.

  • 7 Voorzover niet uit de verklaring bedoeld in het zesde lid blijkt dat het budget is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze regeling vordert Onze minister het desbetreffende bedrag terug.

  • 8 De accountant die door onze minister is belast met het onderzoek van de jaarrekening, heeft met het oog op het verrichten van dat onderzoek toegang tot de stichting en aan hem worden alle inlichtingen verstrekt die hij voor de uitvoering van zijn taak nodig oordeelt.

Paragraaf 2. Nadere regels inzake het verlenen van buitengewoon verlof aan betrokkenen als bedoeld in het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikel 3. Reikwijdte

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Paragraaf 2 is uitsluitend van toepassing op de instelling en de betrokkene als bedoeld in artikel I-A1, eerste lid, onder d, respectievelijk onder e, van het rechtspositiebesluit.

Artikel 4. Wijze van verlenen van het buitengewoon verlof

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 Het buitengewoon verlof wordt aan een betrokkene verleend op de voet van het bepaalde in artikel I-C38 van het rechtspositiebesluit.

  • 2 Aan de betrokkene die is benoemd in een functie als bedoeld in artikel I-Q101, onderdeel b, en artikel I-R101, onderdeel b, van het rechtspositiebesluit wordt door de instelling desgevraagd lang dan wel kort buitengewoon verlof verleend.

  • 3 Het kort buitengewoon verlof wordt ten behoeve van incidentele werkzaamheden aan de betrokkene, bedoeld in het tweede lid, verleend voor ten hoogste 15 dagen per instellingsjaar.

  • 4 Aan de betrokkene, bedoeld in artikel I-S101, eerste lid, onderdeel a, van het rechtspositiebesluit wordt het buitengewoon verlof verleend op de voet van het bepaalde in artikel 33b, tweede, vierde en zesde lid van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR).

  • 5 Het buitengewoon verlof dat wordt verleend ten behoeve van het op uitnodiging van een centrale of personeelsorganisatie deelnemen aan een cursus bedraagt ten hoogste 6 dagen per twee schooljaren voor zover omzetting van de dienst niet mogelijk is.

  • 6 In bijzondere gevallen wordt aan de betrokkene, bedoeld in het vierde lid, lang buitengewoon verlof verleend.

  • 7 In andere gevallen dan genoemd in het eerste tot en met het vijfde lid kan aan een betrokkene lang dan wel kort buitengewoon verlof worden verleend.

Artikel 5. Aanvraag en verlenen van het buitengewoon verlof

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 Het buitengewoon verlof wordt bij het bevoegd gezag waar de betrokkene werkzaam is aangevraagd door of namens de betrokkene die door de personeelsorganisatie of centrale is aangewezen.

  • 2 Het lang buitengewoon verlof wordt door het bevoegd gezag van een instelling slechts verleend indien de centrale of de personeelsorganisatie met het bevoegd gezag schriftelijk is overeengekomen de noodzakelijk te maken vervangingskosten te vergoeden.

  • 3 In de overeenkomst, bedoeld in het tweede lid zijn tevens regelen overeengekomen inzake de omvang van het buitengewoon verlof, de wijze waarop wordt bepaald wanneer het verlof wordt genoten, de termijnen waarover de vergoeding wordt betaald en de tijdstippen waarop de vergoeding wordt betaald.

Artikel 6. Vervanging

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

De vervanging van de betrokkene aan wie buitengewoon verlof wordt verleend geschiedt op de voor de instelling gebruikelijke wijze voor ten hoogste de omvang van de betrekking waarvoor het buitengewoon verlof is verleend.

Artikel 7. Bekostiging

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 De kosten van de vervanging van het lang buitengewoon verlof van een betrokkene worden overeenkomstig het volgende lid, door de instelling bij de centrale dan wel de personeelsorganisatie in rekening gebracht.

  • 2 Voor instellingen als bedoeld in artikel I-A1, onder d, van het rechtspositiebesluit wordt door onze minister jaarlijks een vergoedingsbedrag vastgesteld ter grootte van een bedrag per jaar behorende bij een normbetrekking op basis waarvan de kosten van de vervanging door de instelling in rekening kunnen worden gebracht.

  • 3 Het vergoedingsbedrag, bedoeld in het tweede lid, wordt bij een omvang anders dan die van een normbetrekking met inachtneming van hoofdstuk I-P van het rechtspositiebesluit naar evenredigheid van die betrekkingsomvang berekend.

Artikel 8. Vaststelling vergoedingsbedragen voor GO- en vakbondsfaciliteiten in het primair en het speciaal onderwijs voor het schooljaar 1998-1999

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 De vergoedingsbedragen per jaar bij een normbetrekking als bedoeld in artikel 7, tweede lid, worden voor het schooljaar 1998/1999 als volgt vastgesteld:

    • a. voor het basisonderwijs met inbegrip van de speciale scholen voor basisonderwijs en de centrale diensten als bedoeld in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 69 van de Wet op de expertisecentra en artikel 187 van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs : ƒ 81723,-;

    • b. voor het speciaal en het voortgezet speciaal onderwijs (waaronder mede begrepen het speciaal voortgezet onderwis): ƒ 88351,-.

Paragraaf 3. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikel 9. Intrekking publicatie

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

De Regeling Georganiseerd Overleg (GO)- en vakbondsfaciliteiten 1994 van 27 juni 1994, kenmerk AB/IE-94000856 (Uitleg OenW-Regelingen nr. 18a van 6 juli 1994) vervalt.

Artikel 10. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling GO- en vakbondsfaciliteiten 1998

Artikel 11. Bekendmaking

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Deze regeling zal met de toelichting in Uitleg OCenW-Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

Artikel 12. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na de datum van uitgifte van Uitleg OCenW-Regelingen en werkt terug tot en met 1 augustus 1998.

De

minister

van onderwijs, cultuur en wetenschappen

drs. L.M.L.H.A. Hermans

Naar boven