Beleidsregels voor de uitvoering van artikel 7a van de Woningwet

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2004. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 10-02-1999 t/m heden

Beleidsregels voor de uitvoering van artikel 7A van de Woningwet

Deze beleidsregels geven uitvoering aan artikel 7a, eerste lid van de Woningwet.

Artikel 1. Definities

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

de Minister, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM);

dubo-voorzieningen, voorzieningen waarvan het bewezen milieurendement hoger is dan dat van conventionele voorzieningen;

de bouwkosten, de stichtingskosten verminderd met de grondkosten;

de meerkosten, het verschil in prijs tussen enerzijds conventionele voorzieningen en anderzijds dubo-voorzieningen; en

ontheffing, toestemming van de Minister als bedoeld in artikel 7a, lid 2 en 3 van de Woningwet.

Artikel 2. Reikwijdte

In deze beleidsregels wordt onder een project verstaan de op bepaalde percelen nieuw te bouwen bouwwerken of het op een bepaald perceel nieuw te bouwen bouwwerk óf de te verrichten werkzaamheden aan bouwwerken op bepaalde percelen of aan het bouwwerk op een bepaald perceel, waarvoor door burgemeester en wethouders een aanvraag om ontheffing bij de Minister is ingediend.

Artikel 3. Inhoudelijke voorwaarden verkrijgen ontheffing

Een ontheffing kan slechts door de Minister worden verleend indien is voldaan aan de volgende inhoudelijke criteria:

  • a. een project komt zonder ontheffing niet tot stand, gezien het te verwachten economische rendement in verhouding tot het risico en het milieubelang;

  • b. de in het project toegepaste dubo-voorzieningen zijn voor de categorie waartoe het bouwwerk behoort nog onvoldoende toegepast, zodat nog onvoldoende inzicht is verkregen in

    • de milieuwinst die met de toegepaste dubo-voorzieningen wordt bereikt of

    • de consequenties van deze voorzieningen voor kosten, uitvoering of beheer;

  • c. het project kent geen grotere omvang dan nodig is om inzicht te krijgen in de milieuwinst, meerkosten of consequenties voor uitvoering en beheer van de dubo-voorzieningen als toegepast bij de categorie waartoe het bouwwerk behoort; en

  • d. de resultaten van het project zijn met de toegepaste dubo-voorzieningen bruikbaar voor andere projecten.

Artikel 4. Procedurele voorwaarde verkrijgen ontheffing

Een ontheffing kan slechts door de Minister worden verleend indien door burgemeester en wethouders, voordat een aanvraag om ontheffing wordt ingediend, met de voor het project relevante bouw- en milieupartijen overleg is gevoerd om tot vrijwillige uitvoering van het project te komen.

Artikel 5. Procedure verlenen ontheffing

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2004. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De beslissing omtrent verlening van ontheffing vindt plaats op basis van een aanvraag die is ingediend door middel van het formulier, opgenomen in bijlage 1 bij deze beleidsregels.

  • 2 De aanvraag tot ontheffing dient te worden ingediend bij de Inspectie Volkshuisvesting in de desbetreffende regio.

  • 3 De ontheffing vermeldt de aard van het project.

  • 4 De gemeente draagt direct na het verkrijgen van een ontheffing zorg voor publiekelijke bekendmaking van de nadere voorschriften en/of nieuwe voorschriften die als gevolg van de ontheffing op het project van toepassing zijn.

Artikel 6. Aanvraag bouwvergunning

Aan een ontheffing wordt het voorschrift verbonden dat de ontheffing slechts ten uitvoer kan worden gelegd met ingang van 14 maanden na het bekendmaken daarvan.

Artikel 7. Verslaglegging

  • 1 Burgemeester en wethouders waaraan ontheffing is verleend, melden direct na de oplevering van het project dat het project gereed is middels het formulier dat als bijlage 2 aan deze beleidsregels is toegevoegd.

  • 2 Burgemeester en wethouders waaraan ontheffing is verleend, brengen binnen 2 maanden na de gereedmelding aan de Minister verslag uit over het project.

  • 3 Het verslag geeft in ieder geval inzicht in:

    • a. het te verwachten milieurendement van de dubo-voorzieningen ten opzichte van de conventionele voorzieningen;

    • b. de meerkosten van de dubo-voorzieningen ten opzichte van de conventionele voorzieningen;

    • c. de consequenties van de voorzieningen voor uitvoering en beheer;

    • d. de bevindingen van de opdrachtgever, de architect, de adviseur(s) en de aannemer; en

    • e. de uitvoerbaarheid in termen van handhaafbaarheid en (administratieve) lasten.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 2 dagen na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

Artikel 9. Aanhaling

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels voor de uitvoering van artikel 7a van de Woningwet.

’s-Gravenhage, 29 januari 1999

De

Staatssecretaris

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.W. Remkes

Naar boven