Bijlage 3. Serologische bevestiging en serotypering
[Regeling vervallen per 18-07-2010]
3.2. Serotypering.
[Regeling vervallen per 18-07-2010]
Agglutineer van Salmonella-verdachte kolonies eerst met serum A t/m E of A t/m G;
indien negatief vervolgen met polyvalent serum A t/m S.
Bij een positieve agglutinatie met polyvalent A t/m G wordt geagglutineerd met de
groepssera B, C (C1 en C2), D en E (1 t/m 5).
Indien positief met B, dan wordt vervolgens geagglutineerd met flagellair antiserum
H-i. Hiertoe wordt een schuine agar (bijvoorbeeld nutriëntenagar) beënt (middels ladderen)
met de te agglutineren Salmonella en wordt 1 druppel fysiologisch zout (0,85% NaCl)
aan deze buis toegevoegd. Na 24 ± 2 uur incuberen bij 37 ° C wordt cultuur van de
vochtige schuine zijde genomen voor de agglutinatie met H-i serum.
Indien H-i positief dan heeft men een Salmonella typhimurium.
Indien H-i negatief dan is het een Salmonella B groep.
Indien positief met D, dan wordt vervolgens geagglutineerd met flagellair antiserum
H-m.
Indien H-m positief dan heeft men een Salmonella enteritidis.
Indien H-m negatief dan heeft men Salmonella D groep.
Salmonella die alleen met polyvalent A t/m S agglutineren, kunnen, indien gewenst,
voor typering opgestuurd worden naar het RIVM, t.a.v. Infectieziekten, Diagnostiek
en Screening laboratorium. Dit geldt tevens voor alle niet-serotypeerbare Salmonella.