Vrijstelling van de heffingen Meststoffenwet voor kleine bedrijven, tuinbouwbedrijven en tuincentra

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 16-01-1999 t/m 31-12-2005

Regeling houdende vrijstelling van de heffingen van hoofdstuk IV van de Meststoffenwet voor kleine bedrijven, tuinbouwbedrijven en tuincentra

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 59, eerste lid en derde lid, van de Meststoffenwet;

Besluit:

§ 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet:

Meststoffenwet;

b. minister:

Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

c. niet-grondgebonden tuinbouw:

vorm van tuinbouw waarbij de voedingsbodem voor de teelt van gewassen uitsluitend een groeimedium is;

d. grondgebonden tuinbouw:

vorm van tuinbouw in een tot het bedrijf behorend gebouw waarbij de voedingsbodem voor de teelt van gewassen geheel of gedeeltelijk bestaat in grond.

§ 2. Vrijstelling voor kleine bedrijven

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Van de heffingen, bedoeld in de titels 1, 2 en 4 van hoofdstuk IV van de wet, zijn vrijgesteld bedrijven die in het betreffende kalenderjaar voldoen aan elk van de volgende voorwaarden:

    • a. de gemiddelde veebezetting is niet groter dan drie grootvee-eenheden;

    • b. de gemiddeld tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond is niet groter dan drie hectare;

    • c. er worden geen dierlijke en overige organische meststoffen aangevoerd.

  • 2 De omrekening van dieren van de onderscheiden diercategorieën naar grootvee-eenheden geschiedt overeenkomstig de daarvoor in bijlage A bij de wet opgenomen normen.

§ 3. Vrijstelling voor tuinbouw die niet plaatsvindt op landbouwgrond

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Van de heffingen, bedoeld in de titels 1 en 2 van hoofdstuk IV van de wet, zijn vrijgesteld bedrijven waarop in het betreffende kalenderjaar uitsluitend niet-grondgebonden tuinbouw of grondgebonden tuinbouw wordt uitgeoefend, die voldoen aan de voorwaarden van artikel 7, en waarvan:

    • a. de aangevoerde dierlijke en overige organische meststoffen die worden gebruikt voor niet-grondgebonden tuinbouw, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat per kalenderjaar per hectare van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar bij het bedrijf voor deze vorm van tuinbouw daadwerkelijk in gebruik zijnde oppervlakte groeimedium, niet groter is dan 460, en

    • b. de aangevoerde dierlijke en overige organische meststoffen die worden gebruikt voor grondgebonden tuinbouw, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat per kalenderjaar per hectare van de gemiddelde oppervlakte van het gebouw of de gebouwen die in het betreffende kalenderjaar bij het bedrijf voor deze vorm van tuinbouw daadwerkelijk in gebruik is, niet groter is dan 460.

  • 2 Op de vaststelling van de hoeveelheid aangevoerde dierlijke en overige organische meststoffen is artikel 17 van de wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Van de heffingen, bedoeld in de titels 1 en 2 van hoofdstuk IV van de wet, zijn vrijgesteld bedrijven waarop in het betreffende kalenderjaar mede niet-grondgebonden tuinbouw of grondgebonden tuinbouw wordt uitgeoefend, en die voldoen aan de voorwaarden van artikel 38 van de wet, paragraaf 4 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet en artikel 7, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 38, eerste lid, onderdeel b, van de wet, niet in aanmerking worden genomen:

    • a. de aangevoerde dierlijke en overige organische meststoffen die worden gebruikt voor niet-grondgebonden tuinbouw, tot ten hoogste 460 kilogram fosfaat per kalenderjaar per hectare van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar bij het bedrijf voor deze vorm van tuinbouw daadwerkelijk in gebruik zijnde oppervlakte groeimedium, en

    • b. de aangevoerde dierlijke en overige organische meststoffen die worden gebruikt voor grondgebonden tuinbouw, tot ten hoogste 460 kilogram fosfaat per kalenderjaar per hectare van de gemiddelde oppervlakte van het gebouw of de gebouwen die in het betreffende kalenderjaar bij het bedrijf voor deze vorm van tuinbouw daadwerkelijk in gebruik is.

  • 2 De omrekening van dieren van de onderscheiden diercategorieën naar grootvee-eenheden geschiedt overeenkomstig de daarvoor in bijlage A bij de wet opgenomen normen. Op de vaststelling van de hoeveelheid aangevoerde dierlijke meststoffen, de hoeveelheid aangevoerde overige organische meststoffen en de hoeveelheid geproduceerde dierlijke meststoffen is artikel 17 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De regels gesteld bij of krachtens de wet en de Wet herstructurering varkenshouderij die betrekking hebben op bedrijven waarop de vrijstelling, bedoeld in artikel 38 van de wet van toepassing is, zijn van overeenkomstige toepassing op de bedrijven waarop de vrij-stelling, bedoeld in het eerste lid, van toepassing is.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Van de heffingen, bedoeld in de titels 1 en 2 van hoofdstuk IV van de wet, zijn bedrijven waarop de artikelen 3 en 4 niet van toepassing zijn en waarop in het betreffende kalenderjaar uitsluitend of mede niet-grondgebonden tuinbouw of grondgebonden tuinbouw wordt uitgeoefend, en die aan de voorwaarden van artikel 7 voldoen vrijgesteld tot een overeenkomstig het tweede en derde lid bepaalde belastbare hoeveelheid meststoffen, onderscheidenlijk mineralen, als bedoeld in artikel 15, onderscheidenlijk 23, van de wet.

  • 2 De belastbare hoeveelheid meststoffen, onderscheidenlijk mineralen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, waarvoor de vrijstelling geldt, is de som van:

    • a. de aangevoerde dierlijke en overige organische meststoffen die worden gebruikt voor niet-grondgebonden tuinbouw, tot ten hoogste 460 kilogram per kalenderjaar per hectare van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar bij het bedrijf voor deze vorm van tuinbouw daadwerkelijk in gebruik zijnde oppervlakte groeimedium, en

    • b. de aangevoerde dierlijke en overige organische meststoffen die worden gebruikt voor grondgebonden tuinbouw, tot ten hoogste 460 kilogram per kalenderjaar per hectare van de gemiddelde oppervlakte van het gebouw of de gebouwen die in het betreffende kalenderjaar bij het bedrijf voor deze vorm van tuinbouw daadwerkelijk in gebruik is.

  • 3 De belastbare hoeveelheid meststoffen, onderscheidenlijk mineralen, uitgedrukt in kilogrammen stikstof, waarvoor de vrijstelling geldt, is de som van:

    • a. de aangevoerde dierlijke, overige organische en andere meststoffen die worden gebruikt voor niet-grondgebonden tuinbouw, tot ten hoogste 800 kilogram per kalenderjaar per hectare van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar bij het bedrijf voor deze vorm van tuinbouw daadwerkelijk in gebruik zijnde oppervlakte groeimedium, en

    • b. de aangevoerde dierlijke, overige organische en andere meststoffen die worden gebruikt voor grondgebonden tuinbouw, tot ten hoogste 800 kilogram per kalenderjaar per hectare van het gebouw of de gebouwen die in het betreffende kalenderjaar bij het bedrijf voor deze vorm van tuinbouw daadwerkelijk in gebruik is.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Indien de niet-grondgebonden tuinbouw plaatsvindt in een gebouw, is de oppervlakte groeimedium, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, artikel 4, eerste lid, onderdeel a, en artikel 5, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel a, de oppervlakte van het gebouw of de gebouwen die in het betreffende kalenderjaar bij het bedrijf voor deze vorm van tuinbouw daadwerkelijk in gebruik is.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Ten aanzien van het bedrijf wordt een administratie bijgehouden van de aangevoerde hoeveelheid fosfaat en stikstof in meststoffen die voor niet-grondgebonden en grondgebonden tuinbouw worden gebruikt, zodanig dat daaruit te allen tijde de in het betreffende kalenderjaar aan het bedrijf afgeleverde hoeveelheid fosfaat en stikstof in meststoffen die voor deze vormen van tuinbouw worden gebruikt, duidelijk blijkt.

  • 2 Ten aanzien van het bedrijf wordt elke maand de oppervlakte bepaald van de groeimedia en de voor de niet-grondgebonden of grondgebonden tuinbouw daadwerkelijk gebruikte oppervlakte van het gebouw of de gebouwen die in het betreffende kalenderjaar bij het bedrijf voor deze vorm van tuinbouw daadwerkelijk in gebruik is, en onverwijld in de administratie opgenomen.

  • 3 Met betrekking tot 1998 worden de gegevens, bedoeld in het eerste en het tweede lid, desgevraagd ten genoegen van de inspecteur van het Bureau Heffingen aannemelijk gemaakt uit de ten aanzien van het bedrijf gevoerde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers.

  • 4 De gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden gedurende zeven jaren bewaard.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De gemiddeld in het betreffende kalenderjaar door het bedrijf gebruikte oppervlakte groeimedium, en de gemiddelde oppervlakte van het gebouw of de gebouwen die in het betreffende kalenderjaar bij het bedrijf voor grondgebonden en niet-grondgebonden tuinbouw daadwerkelijk in gebruik is, worden bepaald door de som van de ingevolge artikel 7, tweede lid, maandelijks bepaalde oppervlakten, te delen door 12.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De gemiddeld in het betreffend kalenderjaar door het bedrijf gebruikte oppervlakte groeimedium, de gemiddelde oppervlakte van het gebouw of de gebouwen die in het betreffende kalenderjaar bij het bedrijf voor grondgebonden en niet-grondgebonden tuinbouw daadwerkelijk in gebruik is, alsmede de totaal in het kalenderjaar aangevoerde hoeveelheid fosfaat en stikstof in meststoffen die voor niet-grondgebonden en grondgebonden tuinbouw zijn gebruikt, worden door degene die het bedrijf voert vóór 1 september van het jaar volgend op het betreffende kalenderjaar aan het Bureau Heffingen gemeld:

  • a. indien op het bedrijf artikel 4 van toepassing is, door middel van het formulier, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet op de daartoe bestemde plaats; en

  • b. indien op het bedrijf artikel 5 van toepassing is, door middel van het formulier, dat is vastgesteld op grond van artikel 41, tweede lid, van de wet in samenhang met artikel 7 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, op de daartoe bestemde plaats.

§ 4. Vrijstelling voor tuincentra

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Van de heffingen, bedoeld in de titels 1 tot en met 3 van hoofdstuk IV van de wet, zijn vrijgesteld tuincentra die in het betreffende kalenderjaar voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. de dierlijke meststoffen die worden aangeleverd zijn niet verpompbaar;

  • b. de dierlijke meststoffen, compost en zwarte grond als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen d en f, van het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen, worden aangeleverd in hoeveelheden van ten hoogste 5.000 kilogram per vracht, de overige organische meststoffen, niet zijnde compost of zwarte grond, en andere meststoffen worden aangeleverd in verpakte eenheden van ten hoogste 25 kilogram per stuk;

  • c. alle door het tuincentrum aangevoerde meststoffen worden uitsluitend afgeleverd aan derden, niet zijnde een bedrijf of een onderneming als bedoeld in artikel 29 van de wet;

  • d. de meststoffen worden uitsluitend verkocht in een daartoe bestemde, voor het publiek toegankelijke ruimte, zijnde een onroerende zaak of een gedeelte daarvan;

  • e. voor de meststoffen wordt door de derde, bedoeld in onderdeel c, aan het tuincentrum een bedrag betaald van ten minste nihil;

  • f. het aandeel van de verkoop van meststoffen in de jaarlijkse omzet van het tuincentrum is ten hoogste 20%;

  • g. het tuincentrum is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Handelsregisterwet 1996.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Indien op het tuincentrum mede tuinbouw wordt uitgeoefend, en het tuincentrum daarvoor dierlijke of overige organische meststoffen aanvoert, zijn ten aanzien van deze aanvoer de voorwaarden, bedoeld in artikel 10, onderdelen a, b en c, niet van toepassing. Als aan-vullende voorwaarden voor de vrijstelling gelden in dat geval:

  • a. indien er sprake is van tuinbouw die plaatsvindt op landbouwgrond, is de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond niet groter dan drie hectare, en is de som van de hoeveelheid aangevoerde dierlijke en overige organische meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, aangevoerd voor deze tuinbouw, per kalenderjaar per hectare van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar tot het tuincentrum behorende oppervlakte landbouwgrond minder dan 100 kilogram fosfaat in de jaren 1998 en 1999, 85 kilogram fosfaat in de jaren 2000 en 2001 en 80 kilogram fosfaat in de jaren 2002 en volgende;

  • b. indien er sprake is van niet-grondgebonden tuinbouw of grondgebonden tuinbouw, de voorwaarden, bedoeld in artikel 3;

  • c. het tuincentrum levert uitsluitend meststoffen af aan derden, niet zijnde een bedrijf of een onderneming als bedoeld in artikel 29 van de wet.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Van de verplichting tot het opmaken van een afleveringsbewijs, bedoeld in artikel 7 en artikel 13 van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet, zijn vrijgesteld het tuincentrum en derden, bedoeld in artikel 10, onderdeel c, voorzover het betreft de door het tuincentrum aan deze derden afgeleverde dierlijke, onderscheidenlijk overige organische meststoffen.

§ 5. Slotbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 1998.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 januari 1999

De

Minister

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

H.H. Apotheker

Naar boven