Tijdelijke regeling regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs

[Regeling vervallen per 31-12-2004.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 16-01-1999 t/m 30-12-2004

Tijdelijke regeling regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs

De staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

Gelet op artikel XXII, eerste lid, van de Wet van 25 mei 1998, Stb. 337, juncto artikel 10g van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Besluit:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • minister: de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen;

  • WVO: de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • wet: de Wet van 25 mei 1998, Stb. 337;

  • regionale verwijzingscommissie: de regionale verwijzingscommissie, bedoeld in artikel 10g van de WVO;

  • samenwerkingsverband: een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 10h van de WVO;

  • intelligentiequotiënt: het intelligentiequotiënt dat de cognitieve capaciteiten van een leerling uitdrukt, vastgesteld op basis van scores op verbaal en op performaal gebied;

  • leerachterstand: de relatieve leerachterstand van een leerling op de domeinen technisch lezen, begrijpend lezen en spellen alsmede rekenen of wiskunde, ten opzichte van een modale leerling in dezelfde groep onderscheidenlijk in hetzelfde leerjaar, uitgedrukt in één of meer tienden van een jaar dan wel één of meer jaren;

  • sociaal-emotionele problematiek: de problematiek dat het onderwijsleerproces substantieel wordt belemmerd als gevolg van het sociaal-emotioneel functioneren van een leerling.

Paragraaf 2. Regionale verwijzingscommissie: adviesverplichting en voorschriften over taak, samenstelling, werkwijze en subsidie

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 2. Advies regionale verwijzingscommissie over toelaatbaarheid

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 De regionale verwijzingscommissie geeft, in afwijking van het tweede lid, derde volzin, van artikel 10g van de WVO en van artikel XIV, derde lid, van de wet, in plaats van een beschikking, een advies over de toelaatbaarheid met ingang van 1 augustus 1999 van een leerling tot een school of afdeling voor praktijkonderwijs onderscheidenlijk tot een school of afdeling voor leerwegondersteunend onderwijs.

  • 2 Indien het advies inhoudt dat een leerling niet toelaatbaar is, kan het bevoegd gezag, na overleg met de ouders, de leerling slechts toelaten tot een school of afdeling voor praktijkonderwijs onderscheidenlijk een school of afdeling voor leerwegondersteunend onderwijs, nadat het bevoegd gezag aan de regionale verwijzingscommissie de redenen voor de afwijking van het advies heeft meegedeeld. Het bevoegd gezag doet deze mededeling door middel van het formulier dat door de gezamenlijke regionale verwijzingscommissies is vastgesteld en door de regionale verwijzingscommissie wordt verstrekt.

  • 3 De regionale verwijzingscommissie registreert de afwijking van haar advies, en de daarvoor gegeven redenen.

Artikel 3. Taak regionale verwijzingscommissie

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 De regionale verwijzingscommissie geeft, met inachtneming van artikel 2, uitvoering aan het tweede en vierde lid van artikel 10g van de WVO en artikel XIV, derde lid, van de wet.

  • 2 De regionale verwijzingscommissie adviseert dat de leerling toelaatbaar is tot het praktijkonderwijs of tot het leerwegondersteunend onderwijs uitsluitend indien dit onomstotelijk blijkt uit gegevens die de regionale verwijzingscommissie ter beschikking staan.

  • 3 De regionale verwijzingscommissie kan slechts een advies geven over de toelaatbaarheid van een leerling tot een school of afdeling voor praktijkonderwijs onderscheidenlijk een school of afdeling voor leerwegondersteunend onderwijs die deel uitmaakt van het samenwerkingsverband waarvoor de regionale verwijzingscommissie werkzaam is.

Artikel 4. Samenstelling regionale verwijzingscommissie

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 De regionale verwijzingscommissie bestaat uit een voorzitter, die tevens lid is, en ten minste twee andere leden. Tot de leden behoren in ieder geval een diagnostisch geschoold psycholoog of orthopedagoog en een deskundige die kennis heeft van en zicht heeft op onderwijskundige ontwikkelingen op het terrein van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs.

  • 2 De regionale verwijzingscommissie wordt bijgestaan door een secretaris.

  • 3 De regionale verwijzingscommissie heeft een zodanige werkwijze dat telkens drie leden van de regionale verwijzingscommissie ten behoeve van de uitvoering van artikel 10g van de WVO en artikel XIV, derde lid, van de wet, de gegevens beoordelen die zijn genoemd in artikel 5, eerste lid.

  • 4 De regionale verwijzingscommissie draagt er zorg voor dat het advies, bedoeld in artikel 2, wordt opgesteld door personen die onafhankelijk zijn van de school of afdeling voor praktijkonderwijs onderscheidenlijk de school of afdeling voor leerwegondersteunend onderwijs, waarvoor de regionale verwijzingscommissie het advies opstelt.

Artikel 5. Werkwijze regionale verwijzingscommissie

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 De regionale verwijzingscommissie registreert van een leerling de gegevens die relevant zijn voor haar advies over de toelaatbaarheid tot praktijkonderwijs of leerwegondersteunend onderwijs. Deze gegevens hebben betrekking op:

    • a. de school of afdeling waartoe het bevoegd gezag de leerling wil toelaten alsmede de door het bevoegd gezag gegeven redenen daarvoor voorzover het betreft de ervaringen met de leerling in het onderwijsleerproces, zoals onder meer blijkt uit het onderwijskundig rapport, bedoeld in artikel 10g, tweede lid, van de WVO,

    • b. de zienswijze van de ouders,

    • c. de leerachterstand van de leerling,

    • d. het intelligentiequotiënt van de leerling, en

    • e. indien dat noodzakelijk is voor het vormen van een oordeel, de resultaten van een of meer persoonlijkheidsonderzoeken met betrekking tot prestatie-motivatie, faalangst en emotionele instabiliteit die een indicatie geven van de sociaal-emotionele problematiek van de leerling in relatie tot de leerprestaties. De gezamenlijke regionale verwijzingscommissies kunnen ten behoeve van de registratie van deze gegevens een formulier vaststellen. De regionale verwijzingscommissie kan de bevoegde gezagsorganen die leerlingen aanmelden, opdragen de aanmelding te doen door middel van dit formulier.

  • 2 De regionale verwijzingscommissie kan de bevoegde gezagsorganen die leerlingen aanmelden, opdragen één of meer screenings- of testinstrumenten te hanteren ten behoeve van het verkrijgen van de gegevens onder d en e van het eerste lid. De instrumenten worden toegepast onder verantwoordelijkheid van een diagnostisch geschoold psycholoog of orthopedagoog. Voor de toepassing van de eerste volzin dienen bij voorrang die instrumenten te worden gehanteerd, die naar het oordeel van de Commissie Testaangelegenheden Nederland van het Nederlands Instituut van Psychologen betrouwbaar zijn en validiteit hebben.

  • 3 De secretaris doet aan de regionale verwijzingscommissie een voorstel omtrent de toelaatbaarheid van de leerling, op basis van:

    • a. voorzover het betreft de gegevens onder c, d en e van het eerste lid, het op schrift gestelde resultaat van de desbetreffende tests, toetsen of persoonlijkheidsonderzoeken,

    • b. het onderwijskundig rapport, bedoeld in artikel 10g, tweede lid, van de WVO, en

    • c. de op schrift gestelde zienswijze van de ouders, bedoeld in artikel 10g, tweede lid, van de WVO,

  • 4 De regionale verwijzingscommissie geeft slechts het advies dat een leerling toelaatbaar is tot het praktijkonderwijs, indien de leerling een intelligentiequotiënt heeft binnen de bandbreedte van 60 tot 75/80, en de leerachterstand meer is dan 3 leerjaren.

  • 5 De regionale verwijzingscommissie geeft slechts het advies dat een leerling toelaatbaar is tot het leerwegondersteunend onderwijs,

    • a. indien de leerling:

      • 1. een intelligentiequotiënt heeft binnen de bandbreedte 75/80 tot 90, en

      • 2. een leerachterstand heeft van meer dan 1,5 leerjaar, of

    • b. indien de leerling:

      • 1. een intelligentiequotiënt heeft binnen de bandbreedte 75/80 tot 120,

      • 2. een leerachterstand heeft van meer dan 1,5 jaar, en

      • 3. een sociaal-emotionele problematiek heeft die verband houdt met de leerprestaties, en die aangetoond is door een persoonlijkheidsonderzoek als bedoeld in het eerste lid onder e.

  • 6 De regionale verwijzingscommissie draagt er zorg voor dat uitsluitend personen die betrokken zijn bij het opstellen van het in artikel 2 bedoelde advies, kennis kunnen nemen van de bescheiden die daarvoor noodzakelijk zijn. De regionale verwijzingscommissie zendt, nadat zij het advies heeft uitgebracht, onverwijld alle bescheiden die zij ten behoeve van de uitoefening van haar taak heeft ontvangen, terug aan het desbetreffende bevoegd gezag.

Artikel 6. Subsidie regionale verwijzingscommissie

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Ter uitvoering van de taak van de regionale verwijzingscommissie verstrekt de minister binnen de door de begrotingswetgever ter beschikking gestelde middelen, aan de regionale verwijzingscommissie subsidie. Bij de verdeling van de middelen over de regionale verwijzingscommissies hanteert de minister als berekeningsmaatstaf het aantal leerlingen op 1 oktober 1998 aan de scholen en scholengemeenschappen van het samenwerkingsverband of de samenwerkingsverbanden ten behoeve waarvan de regionale verwijzingscommissie werkzaam is, voorzover het betreft leerlingen aan de schoolsoorten en leerjaren, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Regeling regionale samenwerkingsverbanden vo-vso 1998-1999.

  • 2 In aanvulling op de in het eerste lid bedoelde subsidie, verstrekt de minister een eenmalige startsubsidie van ƒ25.000,- per regionale verwijzingscommissie.

  • 3 De minister kan voorwaarden verbinden aan het verstrekken van de in het eerste of tweede lid bedoelde subsidie met het oog op verantwoording van de besteding en aanwending van niet bestede middelen.

Paragraaf 3. Voorschriften toelating tot scholen en afdelingen svo-lom en -mlk

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 7. Voorschriften voor de toelating tot scholen en afdelingen svo-lom en -mlk

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Met betrekking tot de toelating van leerlingen tot de scholen en afdelingen voor speciaal voortgezet onderwijs voor zover het betreft onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden of aan moeilijk lerende kinderen, zijn in afwijking van deel II van de WVO, de artikelen 27 en 10g van de WVO van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van paragraaf 2.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 8. Bekendmaking

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling zal met de toelichting in Uitleg OCenW-Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

Artikel 9. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na de datum van uitgifte van Uitleg OCenW-Regelingen waarin deze regeling wordt geplaatst, met dien verstande dat een regionale verwijzingscommissie haar taak als bedoeld in artikel 3, uitoefent met ingang van een in overleg met de minister te bepalen tijdstip, welk tijdstip niet later ligt dan 1 maart 1999.

Artikel 10. Citeertitel

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs

De

staatssecretaris

van onderwijs, cultuur en wetenschappen

drs. K.Y.I.J. Adelmund

Naar boven