Voorschrift informatieverstrekking 1993 (VIV 1993)

[Regeling vervallen per 18-01-2008.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-1993 t/m 17-01-2008

Voorschrift informatieverstrekking 1993 (VIV 1993)

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Hoofdstuk 1. Inleiding

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

1.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

Het Voorschrift Informatieverstrekking geeft regels over het verstrekken van informatie door de Belastingdienst. Het gaat om informatie welke een onderdeel of een ambtenaar van de Belastingdienst bekend is geworden bij de uitvoering van de belastingwetgeving. Deze informatie moet geheim gehouden worden behalve indien deze informatie nodig is voor het uitvoeren van de belastingwetgeving door andere onderdelen van de Belastingdienst. Hieruit volgt dat de geheimhoudingsplicht niet alleen geldt tegenover personen of instanties buiten de Belastingdienst, maar ook tussen ambtenaren van de Belastingdienst onderling, voor zover het verstrekken van informatie niet van belang is voor de uitvoering van de belastingwetgeving. De van belang zijnde artikelen uit de fiscale wetten zijn artikel 67 AWR, artikel 67 Invorderingswet 1990 en artikel 10 Registratiewet. In deze artikelen is aan de Minister de mogelijkheid gegeven tot het verlenen van ontheffing van de geheimhoudingsplicht. De Staatssecretaris oefent deze bevoegdheid uit. Het onderhavige voorschrift gaat zowel in op de geheimhoudingsplicht als op de mogelijkheid van ontheffing van de geheimhoudingsplicht. De teksten van deze artikelen zijn opgenomen in bijlage 1.

Ook zijn de bepalingen over geheimhouding in artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, de personeelsvoorschriften van de Belastingdienst en de strafbepaling in het Wetboek van Strafrecht (artikel 272) over schending van geheimen van belang voor de ambtenaren van de Belastingdienst.

1.2. Opbouw voorschrift

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

Hoofdstuk 2 bevat een algemene toelichting op de diverse regelingen die te maken hebben met de geheimhoudingsplicht waaronder de WPR en de WOB. In hoofdstuk 3 wordt de structurele informatieverstrekking weergegeven. Hoofdstuk 4 geeft regels voor de behandeling van incidentele verzoeken om informatieverstrekking die aan een eenheid van de Belastingdienst zijn gericht. De mogelijkheden tot het spontaan verstrekken van informatie worden behandeld in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 is een aantal bijzondere onderwerpen beschreven.

In de bijlagen 2A, 2B en 2C is vermeld aan welke bestuursorganen informatie kan worden verstrekt. Bijlage 2A bevat de informatieverstrekking door de Douane (de Directie Douane en de Douane districten). Bijlage 2B bevat de informatieverstrekking door de overige directies en eenheden van de Belastingdienst. Bijlage 2C bevat de informatieverstrekking door de Directie ondernemingen Noord ten aanzien van het sociaal-fiscaal nummer. In de bijlagen is vermeld:

  • - aan wie wordt verstrekt;

  • - welke informatie wordt verstrekt;

  • - met welk doel er wordt verstrekt;

  • - op grond van welke wet er moet worden verstrekt in het geval er een wettelijke verplichting bestaat;

  • - op welke wijze de verstrekking plaatsvindt (geautomatiseerd uit centrale bestanden (A) of handmatig door een eenheid (H));

  • - of er bijzonderheden zijn.

1.3. Beheer voorschrift

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

Het voorbereiden van aanpassingen van het voorschrift is opgedragen aan:

  • a) De Directeur ondernemingen Zuid voor wat betreft de inhoud van het voorschrift, exclusief de bijlagen 2A, 2B en 2C;

  • b) De Directeur ondernemingen Noord voor wat betreft bijlage 2C;

  • c) De Directeur particulieren voor wat betreft de bijlage 2B;

  • d) De Directeur douane voor wat betreft de bijlage 2A.

1.4. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

Directeur: het hoofd van de directie waaronder de eenheid ressorteert.

Hoofd van een eenheid: de ambtenaar die als zodanig is aangeduid in de Uitvoeringsregeling Belastingdienst. Onder hoofd van een eenheid wordt tevens het hoofd van een Douane district verstaan.

Contactambtenaar: de ambtenaar als bedoeld in artikel 84 AWR.

Bestuursorgaan:

  • a) een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of

  • b) een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed. (art. 1:1, eerste lid, van de Awb)

Belastingplichtige: de persoon die of het lichaam dat belastingplichtige, inhoudingsplichtige of belastingschuldige op grond van de belastingwetgeving is. Tevens wordt onder belastingplichtige verstaan: de vertegenwoordiger, de curator, de bewindvoerder, de erfgenaam en de persoon aan wie of het lichaam waaraan in de wettelijke bepalingen van de DW een verplichting is opgelegd.

Onder het begrip ,,uitvoeren van de belastingwetgeving” wordt in dit voorschrift eveneens verstaan het uitvoeren van wettelijke bepalingen in de zin van de DW.

1.5. Gebruikte afkortingen

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

AFZ: Ministerie van Financiën, Directie Algemene Fiscale Zaken, afdeling Fiscale en Juridische Zaken

Awb: Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1994, 916)

AWR: Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301)

DW: Douanewet (Stb. 1995, 553)

FIOD: Belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst/FIOD

WIB: Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (Stb. 1986, 249)

WOB: Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703)

WPR: Wet persoonsregistraties (Stb. 1988, 665)

WvBRv: Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering

WvSr: Wetboek van Strafrecht

WvSv: Wetboek van Strafvordering

Hoofdstuk 2. Algemeen

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

2.1. De geheimhoudingsplicht in fiscale zaken

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

  • 2.1.1 De fiscale geheimhouding is in de wet vastgelegd. De belastingplichtige moet erop kunnen vertrouwen dat van de door hem verstrekte informatie geen ander gebruik wordt gemaakt dan voor het uitvoeren van de belastingwetgeving door de Belastingdienst. Het werk van de Belastingdienst zou ernstig worden bemoeilijkt als een belastingplichtige - uit vrees dat zijn informatie bij derden terecht kan komen - informatie achterhoudt die voor de Belastingdienst juist van belang is. De Belastingdienst beschikt over veel, ook gevoelige informatie, bijvoorbeeld informatie over de bedrijfsvoering van ondernemingen. Het bekend worden van deze informatie zou kunnen leiden tot verstoringen van de concurrentieverhoudingen. Ook in de particuliere sfeer kan de bij de Belastingdienst bekende informatie gevoelig zijn. Te denken valt aan echtscheidings- en alimentatiezaken.

    Alle beschikbare informatie over een belastingplichtige valt onder de geheimhoudingsplicht tenzij het gaat om informatie die nodig is voor de uitvoering van de belastingwetgeving. (Zie Hoge Raad 8 november 1991, NJ 1992, 277).

  • 2.1.2 De Belastingdienst heeft veel gegevens over belastingplichtigen. De gegevens waarover de Belastingdienst beschikt zijn te onderscheiden in gegevens die de Belastingdienst van anderen heeft verkregen en gegevens die de Belastingdienst zelf heeft gevormd.

    De Belastingdienst verzamelt gegevens ten dienste van een bepaald en vastomlijnd doel, namelijk de heffing en inning van belastingen. De Belastingdienst gebruikt de van derden verkregen gegevens uitsluitend voor dat doel (de zogenaamde doelbinding).

    De Belastingdienst verwerkt gegevens en genereert daarmee informatie. De daardoor verkregen informatie kan de Belastingdienst als daartoe een wettelijke verplichting bestaat of met gebruikmaking van de mogelijkheid tot ontheffing van de fiscale geheimhoudingsplicht, verder verstrekken dan nodig is voor de heffing of invordering van belastingen. Een voorbeeld: de Belastingdienst verwerkt de van de banken in het kader van de informatieverplichtingen verkregen gegevens. De daaruit voortgekomen informatie kan de Belastingdienst met ontheffing verder verstrekken, indien het onderhavige Voorschrift verstrekking mogelijk maakt. Van derden verkregen gegevens die de Belastingdienst niet heeft verwerkt kunnen niet aan anderen worden verstrekt. Dit is bijvoorbeeld het geval met de van derden verkregen bankrekeningnummers.

    De doelbinding moet ook gelden voor de bestuursorganen, waaraan de Belastingdienst gegevens verstrekt. De Belastingdienst stelt daarom bij informatieverstrekking de voorwaarde dat de bestuursorganen de door de Belastingdienst verstrekte gegevens uitsluitend gebruiken ten behoeve van de doeleinden met het oog waarop de Belastingdienst de gegevens heeft verstrekt. Tevens stelt de Belastingdienst de voorwaarde dat de bestuursorganen de verkregen gegevens niet verder verstrekken.

  • 2.1.3 De Belastingdienst zal voorafgaand aan de informatieverstrekking (zie hoofdstuk 2.2) onder meer de volgende belangen af dienen te wegen:

    • - het belang van een effectieve fraudebestrijding en/of een effectieve uitoefening van de aan het ontvangende bestuursorgaan opgedragen taken;

    • - het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burger dan wel het belang van de bescherming van bedrijfsgegevens;

    • - de belangen die de Belastingdienst heeft bij naleving van de geheimhoudingsplicht (zie hoofdstuk 2.1.1.);

    • - de inspanningen die de Belastingdienst zich met informatieverstrekking moet getroosten zowel qua hoeveelheid als qua soort gegeven;

    • - de bijdrage die de aan het ontvangende bestuursorgaan verstrekte gegevens kunnen leveren aan een effectieve fraudebestrijding.

    Indien uit de bijlagen 2A, 2B en 2C blijkt dat er voor de gegevensverstrekking geen wettelijke basis is dan zijn ernaar aanleiding van een ontheffing van de geheimhoudingsplicht, tussen de Belastingdienst en het desbetreffende bestuursorgaan afspraken gemaakt over informatie-uitwisseling. In dat geval heeft de belangenafweging al plaatsgevonden en hoeft niet ten aanzien van ieder individueel verzoek alsnog een belangenafweging plaats te vinden.

    Indien er een wettelijke verplichting tot informatieverstrekking bestaat, maar de wettelijke bepaling de ruimte biedt voor een belangenafweging, zal de belangenafweging moeten plaatsvinden. Informatieverstrekking zal in deze situatie echter slechts in uitzonderlijke gevallen kunnen worden geweigerd (bijvoorbeeld als het doel waarvoor de gegevens worden gevraagd in wanverhouding staat tot de inspanningen die de Belastingdienst voor de verstrekking moet verrichten). De beslissing om, ondanks een wettelijke verplichting, geen informatie te verstrekken dient vooraf te worden voorgelegd aan de Directeur AFZ.

  • 2.1.4 Het verstrekken van informatie binnen de Belastingdienst is altijd mogelijk voor zover de informatie nodig is voor de uitvoering van de belastingwetgeving. Om deze reden kan bijvoorbeeld informatie over een belastingplichtige die op een eenheid Ondernemingen bekend is, worden doorgegeven aan een Douane district indien die informatie daar nodig is voor de uitvoering van de belastingwetgeving. De Belastingdienst mag informatie van de ene belastingplichtige gebruiken voor de heffing en invordering bij een andere belastingplichtige. Het hoofd van de eenheid autoriseert zijn medewerkers voor het gebruik van informatie uit op geautomatiseerde wijze toegankelijke gegevensverzamelingen. Ook autoriseert hij - indien dit nodig is voor de duur van een specifiek onderzoek - medewerkers van andere eenheden ten behoeve van een dergelijk informatiegebruik. Indien deze laatste vorm van informatieverstrekking een structureel karakter heeft wordt dit vastgelegd. Verwezen wordt naar het Handboek Informatiebeveiliging en de reglementen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

2.2. Verstrekken van informatie door de Belastingdienst aan andere bestuursorganen

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

  • . De Belastingdienst verstrekt, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 2.1.3., informatie aan bestuursorganen:

    • a) indien een algemeen verbindend voorschrift tot gegevensverstrekking verplicht (zie hoofdstuk 2.2.1.);

    • b) indien de informatieverstrekking bij kan dragen aan het handhaven van overheidsregelingen of aan de bestrijding of de voorkoming van misbruik of oneigenlijk gebruik van overheidsregelingen. De Douane verstrekt tevens informatie in gevallen waarin sprake is van onregelmatigheden op het gebied van de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid en milieu-hygiëne, als ook wanneer economische belangen van de staat gevaar kunnen lopen;

    • c) in andere gevallen waarin naar het oordeel van de Staatssecretaris van Financiën bij afweging van het belang dat met informatieverstrekking wordt gediend, tegen het belang van fiscale geheimhouding, aan het eerstgenoemde belang groter gewicht moet worden toegekend. In het geval sub a is ontheffing van de geheimhoudingsplicht niet nodig.

    In het geval sub b dient wel ontheffing te worden verleend (zie hoofdstuk 2.2.2.). De geheimhoudingsplicht belet niet dat de Belastingdienst informatie verstrekt indien dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van de belastingwet. In een dergelijk geval is ontheffing van de geheimhoudingsplicht dus ook niet nodig (zie hoofdstuk 2.2.3.). De regels voor het verstrekken van informatie aan opsporingsinstanties zijn in hoofdstuk 6 opgenomen.

  • 2.2.1 In verschillende wetten zijn bepalingen opgenomen die de Belastingdienst opdragen om informatie te verstrekken. In deze gevallen behoeft geen ontheffing van de geheimhoudingsplicht te worden verleend. Wel zal moeten worden getoetst of het beroep op de wettelijke verplichting terecht is en, indien de wettelijke bepaling daartoe ruimte biedt, een belangenafweging moeten plaatsvinden (zie hoofdstuk 2.1.3.). Bestuursorganen waaraan structureel informatie wordt verstrekt op grond van een wettelijke verplichting zijn opgenomen in de bijlagen 2A, 2B en 2C (zie de hoofdstukken 3.1. en 4.2.).

  • 2.2.2 De Belastingdienst ontvangt veel verzoeken om informatie te verstrekken. De wet biedt de Staatssecretaris de mogelijkheid om ontheffing van de geheimhoudingsplicht te verlenen zodat informatie kan worden verstrekt. Het voorschrift geeft aan in welke gevallen een dergelijke ontheffing is verleend. Het voorschrift geeft verder regels met betrekking tot informatieverstrekking en delegeert de beslissing in een aantal gevallen aan de Belastingdienst. Op verzoeken om informatieverstrekking beslist:

    • - het hoofd van een eenheid indien het verzoek een incidenteel geval van informatieverstrekking betreft;

    • - de Directeur-Generaal der Belastingen op voorstel van de directeur indien het verzoek een structurele vorm van informatieverstrekking betreft;

    • - de Directeur-Generaal der Belastingen indien het verzoek

      • a. een politiek gevoelige zaak betreft (landelijk of regionaal);

      • b. betrekking heeft op een (wetenschappelijk) onderzoek;

      • c. niet op grond van dit voorschrift kan worden behandeld.

  • 2.2.3 In een fiscale procedure moet de van belang zijnde informatie worden verstrekt aan de belastingrechter; de behandeling van een ingesteld beroep valt onder het uitvoeren van de belastingwetgeving.

    Daarnaast zal het, ingeval een aanslag (mede) is gebaseerd op informatie afkomstig van derden (bijvoorbeeld een renseignement), in bepaalde gevallen noodzakelijk zijn de bron van deze gegevens bekend te maken ter onderbouwing van de aanslag. Belastingplichtige kan deze gegevens verlangen ten einde zich gemotiveerd tegen de aanslag te kunnen verweren. Indien deze gegevens worden verstrekt is er sprake van informatieverstrekking die nodig is voor het uitvoeren van de belastingwet, zodat geen ontheffing nodig is.

    Overigens geldt de fiscale geheimhoudingsplicht onverkort voor derden aan wie voor de uitvoering van de belastingwetgeving informatie wordt verstrekt. Dit geldt bijvoorbeeld voor een inhoudingsplichtige die in het kader van de uitvoering van de belastingwet informatie verkrijgt (bijvoorbeeld het sociaal-fiscaal nummer van zijn werknemers).

2.3. Internationale informatie-uitwisseling

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

In internationaal verband zijn er verdragen en andere regelingen die verplichten tot het verstrekken van informatie aan andere landen. Teneinde het buitenland informatie te kunnen verstrekken behoeft geen ontheffing van de geheimhoudingsplicht te worden verleend. Aangezien de uitvoering van het internationale inlichtingenverkeer is opgedragen aan de zogeheten bevoegde autoriteit of een door hem aangewezen instantie neemt de Belastingdienst niet zelf contact op met de buitenlandse autoriteit, maar zendt de informatie aan één van de volgende instanties:

  • - de Belastingdienst/FIOD/Centrale vestiging informatie voor wat betreft de heffing en invordering op het gebied van de directe belastingen en de BTW;

  • - de Centrale Eenheid Deventer als het gaat om BTW gegevens betreffende intracommunautaire transacties in het kader van de Verordening 218/92 EG;

  • - het Douane Informatie Centrum Rotterdam als het douane- en accijnsgegevens betreft;

  • - het Douane district Arnhem voor de bijstand bij de douane-invordering en de invordering van accijnzen.

Deze instanties treden op namens de bevoegde autoriteit en zijn belast met de coördinatie van de inlichtingenverstrekking. Ten aanzien van informatie die in het kader van verdragen en andere regelingen uit het buitenland is verkregen geldt de geheimhoudingsplicht. In het algemeen zullen de gegevens slechts mogen worden gebruikt voor de heffing en/of invordering van de belastingen die in het betreffende verdrag of de van belang zijnde regeling zijn genoemd. Vragen over het gebruik van ,,buitenlandse” gegevens voor andere doeleinden, en vragen betreffende de openbaarmaking van de gegevens aan belastingplichtige kunnen worden voorgelegd aan de hierboven genoemde eenheden van de Belastingdienst.

2.4. Wet Persoonsregistraties (WPR)

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

  • 2.4.1 Veel informatie over natuurlijke personen is bij de Belastingdienst opgeslagen in persoonsregistraties. Een persoonsregistratie in de zin van de WPR is een samenhangende verzameling van op verschillende personen betrekking hebbende gegevens die langs geautomatiseerde weg wordt gevoerd of, met het oog op een doeltreffende raadpleging van die gegevens, systematisch is aangelegd. De persoonsgegevens die zijn opgenomen in de geautomatiseerde bestanden van de Belastingdienst vallen onder het begrip persoonsregistratie. Voor alle informatie die over natuurlijke personen is opgenomen in een persoonsregistratie geldt, naast de fiscale geheimhoudingsplicht, de WPR. De WPR regelt wanneer en onder welke voorwaarden gegevens uit een persoonsregistratie gebruikt kunnen worden en wanneer deze aan derden mogen worden verstrekt.

    Een legger- of dossierverzameling bij de Belastingdienst wordt niet beschouwd als een persoonsregistratie. Dat betekent dat de informatie die daarin is opgenomen niet onder de werking van de WPR valt. Is deze informatie oorspronkelijk afkomstig uit een persoonsregistratie dan geldt de WPR wel. Hierbij valt te denken aan een uitdraai uit een geautomatiseerde administratie in de legger.

    De Belastingdienst moet op grond van de WPR elke verstrekking van informatie vastleggen. Volgens de WPR dient aan het verstrekken van informatie een verzoek ten grondslag te liggen; het spontaan verstrekken van informatie uit een persoonsregistratie is niet toegestaan. Als informatie niet afkomstig is uit een persoonsregistratie en daarmee niet onder de werking van de WPR valt, is spontane verstrekking in beginsel wel mogelijk. Het op initiatief van de Belastingdienst verstrekken van informatie komt in hoofdstuk 5 aan de orde.

  • 2.4.2 Op grond van de WPR bestaat voor de Belastingdienst de verplichting om voor elke persoonsregistratie een reglement op te stellen. Deze reglementen zijn opgenomen in het boekwerk Informatieverstrekking. De reglementen staan ook op het Infoweb van de Belastingdienst. In de reglementen is telkens in artikel 10 opgenomen aan welk bestuursorgaan informatie uit die persoonsregistratie wordt of mag worden verstrekt.

  • 2.4.3 Voor het verstrekken van informatie aan de in artikel 10 van de reglementen genoemde bestuursorganen is ontheffing van de geheimhoudingsplicht verleend. Daarnaast is in artikel 10 vaak de mogelijkheid opgenomen om incidenteel nog informatie te verstrekken aan andere bestuursorganen. Indien een niet genoemd bestuursorgaan verzoekt om informatie beoordeelt het hoofd van de eenheid het verzoek op basis van hoofdstuk 4 van dit voorschrift.

2.5. Wet openbaarheid van bestuur (WOB)

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

De WOB regelt hoe de overheid bij de uitvoering van haar taak openheid en openbaarheid van bestuur betracht. De WOB geeft aanwijzingen over informatieverstrekking op verzoek en informatieverstrekking uit eigen beweging. Er behoeft alleen informatie te worden verstrekt die is vastgelegd in documenten. Onder een document wordt verstaan een schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat (met andere woorden: andere gegevensdragers).

De fiscale geheimhoudingsbepalingen zijn aan te merken als lex specialis ten opzichte van de WOB. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient echter een bestuursorgaan de mogelijkheid tot het verlenen van ontheffing van de fiscale geheimhoudingsplicht te toetsen aan de uitzonderingsgronden en de beperkingen van de WOB.

Op basis van de WOB heeft een belastingplichtige in beginsel recht op openbaarmaking van op hem betrekking hebbende informatie die is neergelegd in een document, tenzij één van de hierna genoemde uitzonderingsgronden of beperkingen van toepassing is.

Verzoeken van derden over individuele belastingplichtigen worden altijd afgewezen met een beroep op de fiscale geheimhoudingsplicht.

Omdat het mogelijk is om ontheffing van de geheimhoudingsplicht te verlenen zal het beroep op de geheimhoudingsplicht altijd mede moeten worden gemotiveerd met de uitzonderingsgronden en beperkingen van de WOB. Voor fiscale zaken zijn vooral de absolute uitzonderingsgrond van artikel 10, eerste lid, onderdeel c (bedrijfs- en fabricagegegevens die door natuurlijke personen en rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn medegedeeld), en de relatieve uitzonderingsgronden van artikel 10, tweede lid, onderdelen b, d, e en g van belang.

De relatieve uitzonderingsgronden betreffen de met de geheimhouding gemoeide belangen van inspectie, controle of toezicht, de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden en de met die belangen verbonden economische of financiële belangen van de Staat.

Indien aan het verzoek van een belastingplichtige tegemoet wordt gekomen wordt hem op grond van artikel 7 van de WOB een kopie verstrekt van het document waarin informatie over hem is opgenomen of wordt hem op een andere wijze toegestaan van de inhoud daarvan kennis te nemen.

Op een verzoek om informatie op grond van de WOB moet binnen twee weken worden beslist (zie artikel 6 WOB). In een bijzonder geval kan die termijn, mits gemotiveerd, met ten hoogste twee weken worden verlengd. De behandeling van een WOB-verzoek is vrijwel geheel gemandateerd aan de hoofden van de eenheden (zie de Regeling van 21 december 1993, WJB93/1579, Stcrt. 1993/247 en de besluiten van 4 januari 1994, nr. AFZ94/65 en van 1 juni 1994, nr AFZ94/2984).

2.6. Voorschriften van niet-fiscale aard (Douane)

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

In een aantal wettelijke regelingen zijn de ambtenaren van de douane aangewezen als controle- en/of opsporingsambtenaar. Deze regelingen zijn onder meer opgenomen in het boekwerk Niet-Fiscale Douanevoorschriften. Bij toepassing van deze regelingen komt het voor dat de douane informatie verkrijgt die van belang is voor andere bestuursorganen die eveneens met de uitvoering van de desbetreffende regeling zijn belast. Voor zover deze informatie van belang is voor de juiste uitvoering van de regeling zijn de ambtenaren ontheven van hun fiscale geheimhoudingsverplichting en kan de informatie worden doorgegeven.

Over de vraag of informatie valt binnen het kader van de bovengenoemde regelingen beslist het hoofd van het douane district. Een belangenafweging als bedoeld in hoofdstuk 2.1.3. behoeft hij daarbij niet meer te maken. Gelet op het karakter van de informatieverstrekking is het afsluiten van convenanten met betrekking tot de informatieverstrekking niet noodzakelijk.

Wel moet rekening gehouden worden met een mogelijke geheimhoudings-bepaling in de betreffende wettelijke regeling zelf. In een aantal voorschriften in het boekwerk Niet-Fiscale Douanevoorschriften is nadere uitleg gegeven over de geheimhoudingsbepalingen van de daarin opgenomen wettelijke regelingen.

2.7. Eén-douane-loket

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

Gelet op het uitgangspunt dat slechts één dienst de controle op goederen aan de buitengrens verricht is binnen de douane de één-loket-gedachte reeds ver ontwikkeld (vgl. het ATAN-platform op Schiphol). Daartoe vindt intensieve gegevensuitwisseling plaats met de andere betrokken bestuursorganen ter zake van binnenkomende goederen. Voor zover nodig is de douane voor deze gegevensuitwisseling van de geheimhoudingsplicht ontheven.

2.8. Wet op de identificatieplicht

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

De Wet op de identificatieplicht heeft tot gevolg dat een ieder die zijn SoFi- nummer bij de Belastingdienst komt vragen, zich eerst moet identificeren met bijvoorbeeld een geldig paspoort of een verblijfsvergunning voor vreemdelingen (zie artikel 47b AWR). De regels en werkwijzen met betrekking tot de SoFi-nummers en de verstrekking daarvan zijn opgenomen in het Handboek Klantenadministratie, werkstromen.

Hoofdstuk 3. Structurele informatieverstrekking

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

3.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

Van structurele informatieverstrekking is sprake als er doorlopend informatie wordt verstrekt of als er sprake is van grote hoeveelheden. De Directeur-Generaal der Belastingen (zie hoofdstuk 2.2.2) beslist over verzoeken om structurele informatieverstrekking. Voor het structureel verstrekken van informatie ten behoeve van opsporingsonderzoeken wordt geen ontheffing verleend. Met betrekking tot het verstrekken van informatie ten behoeve van opsporingsonderzoeken geeft hoofdstuk 6 regels.

Indien ontheffing is verleend wordt het bestuursorgaan waaraan de Belasting-dienst informatie mag verstrekken opgenomen in de bijlagen 2A, 2B of 2C. In deze bijlagen worden tevens de bestuursorganen opgenomen waaraan informatie moet worden verstrekt op grond van een wettelijke verplichting. In hoofdstuk 1.3. is aangegeven welke directeur, met inachtneming van de hoofdstukken 2.1. en 2.2., de aanpassing van de bijlagen voorbereidt.

De informatie van de Belastingdienst kan in het algemeen slechts dienen voor de verificatie van de gegevens die bij een ander bestuursorgaan bekend zijn. Dit uitgangspunt houdt echter niet in dat de Belastingdienst de gegevens voor het andere bestuursorgaan verifieert. Het bestuursorgaan waaraan de Belastingdienst gegevens verstrekt dient die gegevens zelf te verifiëren met de hem bekende gegevens. Bij gebleken afwijkingen dient het informatie-ontvangende bestuursorgaan een nader onderzoek in te stellen, waarbij de Belastingdienst kan worden betrokken.

3.2. Afspraken over informatieverstrekking

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

Ter uitvoering van structurele informatieverstrekking worden afspraken gemaakt. Deze afspraken worden neergelegd in een convenant tussen de Belastingdienst en het informatie-ontvangende bestuursorgaan. De afspraken hebben in ieder geval betrekking op de waarborgen voor verdere geheimhouding bij het informatie-ontvangende bestuursorgaan. Te denken valt hierbij aan afspraken over interne controle, accountantsverklaringen, vrijwaring voor eventuele schade die de Belastingdienst lijdt als (indirect) gevolg van bewust of onbewust verkeerd gebruik van de informatie door het ontvangende bestuursorgaan. In voorkomende gevallen zou tevens overwogen kunnen worden om in het convenant de mogelijkheid van uitsluiting voor de toekomst van het recht op gegevens op te nemen. De afspraken tussen de Douane en het informatie-ontvangende bestuursorgaan worden gemaakt door de Directeur douane. De afspraken ten aanzien van de uitwisseling van het sociaal-fiscaal nummer worden gemaakt door de Directeur ondernemingen Noord, indien nodig in overleg met de directeuren die tevens bij de informatieverstrekking zijn betrokken. De overige afspraken worden gecoördineerd door de Directeur particulieren, zo nodig in overleg met de directeuren die tevens bij de informatieverstrekking betrokken zijn.

De verantwoordelijke directeur draagt zorg voor registratie van de verstrekte informatie per ontvangend bestuursorgaan en de daaraan verbonden kosten. Met het informatie-ontvangende bestuursorgaan maakt de directeur afspraken over het terug melden van resultaten. Periodiek beziet de verantwoordelijke directeur het rendement van de informatieverstrekking bij het ontvangende bestuursorgaan in relatie tot de werklast voor de Belastingdienst. Zo nodig treedt hij in overleg om afspraken te herzien.

3.3. Geautomatiseerde informatieverstrekking

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

  • 3.3.1 Geautomatiseerde informatieverstrekking uit de centrale bestanden vindt plaats aan de instellingen genoemde in de bijlagen 2A, 2B en 2C in de gevallen dat dit in deze bijlagen door middel van een (A) is aangegeven. Voordat de Belastingdienst informatie verstrekt, wordt geverifieerd of het bestuursorgaan dat informatie vraagt wel het juiste SoFi-nummer heeft vermeld. Zo wordt voorkomen dat gegevens van een verkeerde persoon worden verstrekt.

    Indien een bestuursorgaan niet over een SoFi-nummer beschikt, maar dit wel mag gebruiken, vindt voorafgaand aan de informatieverstrekking een geautomatiseerde identificatie plaats. Gegevens met betrekking tot naam, adres, woonplaats en geboortedatum worden vergeleken met de gegevens in het systeem Beheer van relaties. Indien een eenduidige identificatie mogelijk is, met andere woorden: indien maar één persoon voldoet aan de opgegeven persoonsgegevens, wordt een SoFi-nummer bij de opgegeven persoonsgegevens gevoegd. Indien geen eenduidige identificatie mogelijk is, met andere woorden: indien geen of meer dan één persoon voldoet aan de opgegeven persoonsgegevens, dient handmatige identificatie plaats te vinden. Hiervoor kan een beroep worden gedaan op de eenheden van de Belastingdienst.

  • 3.3.2 De eenheden van de Belastingdienst zijn niet betrokken bij de geautomatiseerde informatieverstrekking uit centrale bestanden, maar kunnen naar aanleiding van deze informatieverstrekking wel door belastingplichtigen worden benaderd. Door fouten in de bestanden kan de Belastingdienst onjuiste informatie hebben verstrekt aan andere bestuursorganen. De eenheid gaat op verzoek van de belastingplichtige na of de informatie die aan een bestuursorgaan is verstrekt overeenkomt met de op de eenheid beschikbare informatie over de belastingplichtige. Daarnaast kan contact worden gezocht met het bestuursorgaan waaraan de informatie is verstrekt om het probleem van de belastingplichtige op te lossen. Indien de eenheid meent dat aan een bestuursorgaan verkeerde inkomensgegevens zijn verstrekt dan kan de eenheid op verzoek van de belastingplichtige het juiste belastbaar inkomen vaststellen en dit tevens aan het desbetreffende bestuursorgaan verstrekken.

  • 3.3.3 De uitvoeringsinstellingen op het gebied van de sociale verzekeringen en de gemeentelijke sociale diensten controleren met behulp van informatie uit geautomatiseerde bestanden van de Belastingdienst of uitkeringsgerechtigden naast hun uitkering ten onrechte nog andere looninkomsten hebben genoten. De Belastingdienst verstrekt in het geval dat onterechte samenloop wordt geconstateerd op geautomatiseerde wijze het loonbelastingnummer en de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de inhoudingsplichtige die het inkomen heeft uitbetaald.

Hoofdstuk 4. Incidentele informatieverstrekking

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

4.1. Inleiding

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

In dit hoofdstuk wordt omschreven hoe op een eenheid moet worden omgegaan met een incidenteel verzoek om informatie. Er zijn daarbij vier situaties te onderscheiden.

  • a) Er is sprake van een wettelijke plicht tot informatieverstrekking (zie hoofdstuk 4.2).

  • b) Een belastingplichtige verzoekt om informatie over zichzelf (zie hoofdstuk 4.3).

  • c) Een bestuursorgaan verzoekt om informatie (zie hoofdstuk 4.4).

  • d) Een (rechts)persoon verzoekt om informatie over een ander (zie hoofdstuk 4.5). Hoofdstuk 4 is niet van toepassing op de informatieverstrekking aan bestuursorganen die in het kader van het strafrecht werkzaam zijn. Met betrekking tot het verstrekken van informatie ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten en het afleggen van getuigenverklaringen geeft hoofdstuk 6 regels.

Een verzoek om informatie moet schriftelijk worden ingediend. Een uitzondering op deze regel vormt de situatie dat een belastingplichtige mondeling om informatie over zichzelf verzoekt. Een dergelijk verzoek kan wel in behandeling worden genomen. De informatie wordt schriftelijk verstrekt, tenzij er sprake is van statusinformatie (zie hoofdstuk 4.3.1). Onder statusinformatie wordt verstaan informatie over de stand van zaken van de afhandeling van aangiften, bezwaarschriften en verzoeken. In dit hoofdstuk is verder aangegeven dat de verstrekking van informatie moet worden vastgelegd (zie hoofdstuk 4.6) en dat er afspraken moeten worden gemaakt over het melden van de resultaten van de informatieverstrekking (zie hoofdstuk 4.7).

4.2. Wettelijke plicht tot informatieverstrekking

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

De bestuursorganen waaraan op grond van een wettelijke verplichting informatie moet worden verstrekt zijn opgenomen in de bijlagen 2A, 2B en 2C. Op een eenheid wordt getoetst of het verzoek aan de in de bijlage opgenomen criteria voldoet. Het kan voorkomen dat de gevraagde informatie niet is omschreven in de bijlagen. In dat geval gaat het hoofd van de eenheid na of de verstrekking valt binnen een wettelijke verplichting. Wel zal hij, indien de wettelijke bepaling daartoe ruimte biedt, een belangenafweging moeten maken (zie hoofdstuk 2.1.3.). Als het hoofd van de eenheid na afweging van alle belangen van mening is dat de informatie, ondanks de wettelijke plicht waarop een beroep wordt gedaan, niet zou moeten worden verstrekt, legt hij het verzoek voor de Directeur AFZ.

Indien het hoofd van de eenheid van mening is dat de informatie wel zou moeten worden verstrekt, maar er sprake lijkt van structurele informatieverstrekking legt hij het verzoek voor aan de directeur.

4.3. Belastingplichtige verzoekt om informatie over zichzelf

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

De volgende informatie kan zonder meer aan belastingplichtige worden verstrekt:

  • - De documenten die door een belastingplichtige zelf zijn aangeleverd, worden op verzoek van die belastingplichtige altijd aan hem openbaar gemaakt (door in kopie te verstrekken of ter inzage te geven).

  • - Het openbaar deel van een controlerapport wordt uit eigen beweging door de Belastingdienst aan belastingplichtige verstrekt.

  • - Op verzoek wordt aan een belastingplichtige altijd een verklaring over zijn vastgesteld of aangegeven inkomen en vermogen afgegeven. Daartoe kan het formulier Inkomstenbelasting nr. 60 (zie bijage 3) worden gebruikt. Gegevens van de echtgenoot/partner worden alleen ingevuld als daar nadrukkelijk om is gevraagd en de echtgenoot/partner daar een machtiging voor heeft verleend.

  • - Op verzoek kan een schriftelijke verklaring, inhoudende dat een belastingplichtige geen belastingschuld (meer) heeft, worden afgegeven aan die belastingplichtige. Ook kan, als dat in overeenstemming is met de werkelijkheid, op verzoek een schriftelijke verklaring aan de belastingplichtige worden afgegeven waaruit blijkt dat in het verleden voor wat betreft de invordering zich geen moeilijkheden hebben voorgedaan. Op die verklaringen wordt aangegeven dat het een weergave is van de situatie op dat moment.

Indien iemand zich in persoon vervoegt met een vraag om informatie dient hij zijn identiteit aan te tonen. Bij het verstrekken van informatie aan belastingplichtige zelf is bijvoorbeeld een rijbewijs voldoende ter identificatie. Aan het verstrekken van een SoFi-nummer zijn zwaardere eisen gesteld. Verwezen wordt naar hoofdstuk 2.8. Op telefonisch verzoek van een belastingplichtige en in reactie op een fax wordt slechts statusinformatie ter zake van de eigen aangifte verstrekt. Andere informatie mag alleen schriftelijk worden verzonden naar het bij de Belastingdienst bekende postadres.

Voor de behandeling van verzoeken waarin een belastingplichtige met een beroep op de WOB nog andere informatie over zichzelf vraagt, wordt verwezen naar hoofdstuk 2.5.

4.4. Een bestuursorgaan verzoekt om informatie

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

Als een bestuursorgaan een eenheid om informatie verzoekt moet eerst bekeken worden of dit bestuursorgaan is opgenomen in de relevante bijlage (zie hoofdstuk 3 en de bijlagen 2A, 2B en 2C). Als dat het geval is, wordt het verzoek getoetst aan de in de bijlage opgenomen criteria.

Als het bestuursorgaan niet is opgenomen in bijlage 2A, 2B of 2C, of indien het verzoek niet voldoet aan de in de bijlagen vermelde criteria, wordt het verzoek voorgelegd aan het hoofd van de eenheid. Het hoofd van de eenheid toetst het verzoek aan het uitgangspunt van hoofdstuk 2.2., waarbij tevens wordt beoordeeld of de gevraagde informatie een gegenereerd gegeven is als bedoeld in hoofdstuk 2.1.2. Indien het voorgaande geen belemmering vormt om aan het verzoek tegemoet te komen, vindt nog een toets plaats aan de voorwaarden genoemd in hoofdstuk 4.4.1. tot en met 4.4.4. De beslissing op het verzoek wordt schriftelijk medegedeeld. Een afwijzing geschiedt onder opgaaf van redenen.

  • 4.4.1 Het uitgangspunt is dat uitsluitend schriftelijke verzoeken om informatie in behandeling worden genomen. Het is in uitzonderingssituaties mogelijk dat een bestuursorgaan telefonisch informatie vraagt, die telefonisch moet worden verstrekt. Het is dan noodzakelijk dat er op de eenheid zekerheid bestaat dat de informatie daadwerkelijk terecht komt bij het verzoekende bestuursorgaan. Dit kan door terug te bellen naar een centraal nummer van het bestuursorgaan.

    Een verzoek om informatie aan een eenheid moet betrekking hebben op een specifieke aangelegenheid. In elk verzoek om informatie moet duidelijk aangegeven zijn welk bestuursorgaan om informatie vraagt en voor welk doel de informatie gebruikt zal worden. De gevraagde informatie kan in zijn algemeenheid slechts dienen voor de verificatie van de gegevens die bij het andere bestuursorgaan reeds bekend zijn (zie hoofdstuk 3.1.). Bovendien moet vaststaan dat geheimhouding van de informatie bij het informatie-ontvangende bestuursorgaan is gewaarborgd. De eenheid vraagt om een nadere toelichting indien deze gegevens ontbreken, dan wel niet voldoende duidelijk zijn. Het verzoek wordt afgewezen, met een verwijzing naar de fiscale geheimhoudingsplicht, als die nadere gegevens uitblijven of de toelichting onvoldoende duidelijk maakt voor welk doel de informatie wordt gevraagd.

    Het incidenteel verstrekken van informatie door de eenheid mag geen structureel karakter krijgen. Uit organisatorisch oogpunt wordt daar op de eenheid uitdrukkelijk voor gewaakt. Verzoeken die naar men vermoedt over structurele informatieverstrekking gaan worden voorgelegd aan de directeur.

  • 4.4.2 Het hoofd van de eenheid houdt bij de beoordeling van een verzoek rekening met het tijdsbeslag op de Belastingdienst. Het is van belang dat acht wordt geslagen op de omvang van de werkzaamheden die gepaard gaan met het verstrekken van informatie. Het verzoek om informatie mag in beginsel geen speciaal daarop gericht onderzoek van de Belastingdienst tot gevolg hebben. Indien het verzoek volgens het hoofd van een eenheid leidt tot een onevenredig groot beslag op de eenheid, legt hij het verzoek voor aan de directeur, waarna de directeur beslist of tot informatieverstrekking wordt overgegaan.

  • 4.4.3 Het hoofd van de eenheid beoordeelt bij elk verzoek eerst of het verzoekende bestuursorgaan zelf de informatie elders kan verkrijgen. De verzoeker zal in de eerste plaats zelf maatregelen moeten nemen om de benodigde informatie te verzamelen. Medewerking van de Belastingdienst komt pas aan de orde als verzoeker geen reële andere middelen ten dienste staan.

  • 4.4.4 Aan een verzoek om informatie wordt niet of slechts ten dele voldaan indien er naar het oordeel van het hoofd van de eenheid meer wordt gevraagd dan nodig is voor het doel waarvoor de informatie wordt gevraagd.

4.5. Een (rechts)persoon verzoekt om informatie over een ander

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

  • 4.5.1 In het kader van de intracommunautaire transacties kan een ondernemer de Belastingdienst verzoeken een hem bekende combinatie van een OB-nummer en de n.a.w.-gegevens van een buitenlandse ondernemer te verifiëren. Ten behoeve van binnenlandse transacties kan aan een ondernemer informatie worden verstrekt over het ondernemerschap van een derde, het aanwezig zijn van een vaste inrichting in Nederland etc., mits dit voor de uitvoering van de belastingwet van belang is.

  • 4.5.2 In bepaalde gevallen kan een SoFi-nummer worden verstrekt aan een inhoudingsplichtige. Verwezen wordt naar de bijlagen 2B en 7.

  • 4.5.3 Artikel 23 AWR bepaalt dat degene van wie inkomens- of vermogensbestanddelen zijn begrepen in het voorwerp van de belasting waarop de aanslag of de voor bezwaar vatbare beschikking van een derde betrekking heeft, zelfstandig de mogelijkheid van bezwaar heeft. Het tweede lid bepaalt dat de inspecteur de hiervoor bedoelde belanghebbende desgevraagd op de hoogte moet stellen van de gegevens met betrekking tot de aanslag of de beschikking voor zover deze gegevens voor het maken van bezwaar redelijkerwijs van belang kunnen worden geacht.

  • 4.5.4 In bepaalde gevallen kan een curator in een faillissement informatie verkrijgen ten behoeve van de aansprakelijkstelling van bestuurders. Verwezen wordt naar artikel 36, paragraaf 1, lid 4, van de Leidraad Invordering.

  • 4.5.5 Op grond van artikel 50, derde lid, van de Invorderingswet moet de ontvanger de aansprakelijkgestelde desgevraagd op de hoogte stellen van de gegevens met betrekking tot de belastingaanslag waarvoor hij aansprakelijk is gesteld. Een dergelijke informatieplicht bestaat echter niet met betrekking tot gegevens die geen rechtstreeks verband houden met de belastingaanslag. Verwezen wordt naar artikel 49, paragraaf 2, lid 6, van de Leidraad Invordering.

  • 4.5.6 Dit voorschrift verleent geen ontheffing van de geheimhoudingsplicht voor andere gevallen dan hiervoor genoemd. Indien het hoofd van de eenheid, naar aanleiding van een verzoek van een particulier of rechtspersoon om informatie over een derde, van mening is dat er een belang is om toch over te gaan tot het verstrekken van informatie, legt hij het verzoek met advies ter beslissing voor aan de Directeur AFZ. Voor de behandeling van verzoeken waarin iemand met een beroep op de WOB de openbaarmaking van een document over een derde verzoekt wordt verwezen naar hoofdstuk 2.5.

4.6. Schriftelijk vastleggen van verstrekte informatie

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

Indien het hoofd van de eenheid informatie verstrekt aan een belastingplichtige vindt schriftelijke vastlegging plaats, bijvoorbeeld in het dossier van de belastingplichtige.

Bij informatieverstrekking aan bestuursorganen vindt eveneens registratie van de verstrekte informatie plaats. Daarnaast worden de daarvoor gemaakte kosten geregistreerd.

4.7. Terug melden van resultaten

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

Met de bestuursorganen waaraan informatie wordt verstrekt worden afspraken gemaakt over het terug melden van de resultaten van de informatieverstrekking.

Hoofdstuk 5. Informatieverstrekking op initiatief van de Belastingdienst

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

5.1. Inleiding

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

Op grond van de WPR is het op eigen initiatief verstrekken van informatie uit een persoonsregistratie aan anderen dan de natuurlijk persoon op wie de informatie betrekking heeft niet toegestaan (zie hoofdstuk 2.4). Dit heeft tot gevolg dat de Belastingdienst vrij zelden op eigen initiatief informatie kan verstrekken, aangezien veel van de informatie in persoonsregistraties aanwezig is. Voor informatie die slechts in de legger of een dossier aanwezig is, bestaat deze mogelijkheid tot informatieverstrekking wel. Een legger of een dossier op een eenheid valt niet onder het begrip persoonsregistratie in de zin van de WPR. De spontaan te verstrekken informatie uit de legger mag echter geen informatie zijn die afkomstig is uit een persoonsregistratie en die bijvoorbeeld slechts in afschrift in de legger aanwezig is. Voor het vastleggen van de verstrekte informatie en het terug melden van resultaten wordt verwezen naar hoofdstuk 4.6 en 4.7.

5.2. Aan belastingplichtige zelf

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

De hiervoor onder hoofdstuk 5.1 genoemde beperking uit de WPR met betrekking tot informatieverstrekking uit een persoonsregistratie speelt bij informatieverstrekking aan belastingplichtige geen rol. De Belastingdienst kan op eigen initiatief zonder meer informatie over een belastingplichtige aan die belastingplichtige zelf verstrekken of aan zijn gemachtigde voor zover de machtiging reikt. Zo wordt het openbaar deel van het controlerapport spontaan aan belastingplichtige verstrekt (zie hoofdstuk 4.3.1).

5.3. Aan bestuursorganen

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

Informatieverstrekking op eigen initiatief is alleen mogelijk indien deze informatieverstrekking in overeenstemming is met de uitgangspunten van hoofdstuk 2.2. Bovendien wordt voor spontane gegevensverstrekking zonder titel in enigerlei vorm in dit voorschrift geen ontheffing verleend.

Een titel vormt het feit dat de te verstrekken informatie alsmede het bestuursorgaan waaraan de informatie verstrekt gaat worden, opgenomen zijn in de bijlagen 2A, 2B of 2C van het voorschrift. Ook is het mogelijk dat er een (aparte) ontheffing van de geheimhoudingsplicht is verleend in het kader van een convenant tussen de Belastingdienst en het informatieverkrijgende bestuursorgaan. (zie ook de samenwerkingsvoorschriften opgenomen in bijlage 6 en in Belastingen Algemeen nr. 15.70.00. en nr.15.90.00.).

De informatie mag niet afkomstig zijn uit een persoonsregistratie (zie hoofdstuk 2.4.1 en 5.1). Een voorstel om spontaan informatie te verstrekken wordt ter beslissing voorgelegd aan het hoofd van een eenheid, waarbij het belang bij de informatieverstrekking moet worden aangegeven. Spontane informatieverstrekking blijft achterwege bij een te gering financieel belang. Ook moet worden voorkomen dat informatie wordt verstrekt zonder dat het enig effect heeft, bijvoorbeeld omdat het informatie-ontvangende bestuursorgaan niet de capaciteit heeft deze te verwerken of het beleidsmatig niet opportuun acht om maatregelen te nemen.

Hoofdstuk 6. Bijzondere onderwerpen

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

6.1. Inleiding

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

Dit hoofdstuk bevat een aantal bijzondere onderwerpen op het gebied van het strafrecht en het civiele recht. Aan de orde komen onder meer het afleggen van getuigenverklaringen, de aangifte van strafbare feiten en het verstrekken van informatie aan opsporingsdiensten. De in dit hoofdstuk genoemde artikelen 160, 161 en 162 van het WvSv zijn opgenomen in bijlage 4.

6.2. Oproep tot het afleggen van een getuigenverklaring

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

  • 6.2.1 Een ambtenaar die wordt opgeroepen om als getuige mededeling te doen over aangelegenheden die hem bekend zijn geworden bij de uitoefening van zijn werkzaamheden, moet voor de rechter verschijnen. Als hem over hetgeen hem wordt gevraagd geheimhouding is opgelegd, moet hij zich in een aantal gevallen met een beroep op zijn wettelijke plicht tot geheimhouding verschonen. Het verschoningsrecht is neergelegd in artikel 191 van het WvBRv en artikel 218 van het WvSv. Deze artikelen zijn opgenomen in bijlage 5.

  • 6.2.2 In strafzaken die enkel het gevolg zijn van overtredingen van de belastingwetgeving of een andere wet waarvoor ambtenaren van de Belastingdienst bevoegd zijn (zie het boekwerk Niet-Fiscale Douanevoorschriften) geldt dat het afleggen van een getuigenis valt onder de uitvoering van die wet. De ambtenaar kan zich niet verschonen en kan zonder ontheffing een getuigenverklaring afleggen.

    Bij oproeping als getuige of deskundige in een strafzaak of administratiefrechtelijke zaak die niet alleen het gevolg is van een overtreding van de belastingwetgeving of een andere wet waarvoor de Belastingdienst bevoegd is, beslist de contactambtenaar of de ambtenaar zich al dan niet moet beroepen op zijn verschoningsrecht. In het geval een FIOD-medewerker als getuige of deskundige wordt opgeroepen beslist het hoofd van de desbetreffende FIOD-vestiging.

    Opmerking verdient in dit verband dat geen beroep op het verschoningsrecht moet worden gedaan als het een zaak betreft waarvan ingevolge het bepaalde in hoofdstuk 6.3 aangifte is gedaan.

  • 6.2.3 Door de Hoge Raad is in 1991 (beschikking van 8 november 1991, NJ 1992, 277) uitgemaakt dat een ambtenaar van de Belastingdienst een verschoningsrecht heeft met betrekking tot alle gegevens welke onder de fiscale geheimhoudingsplicht vallen. In deze beschikking heeft de Hoge Raad aangegeven dat de strekking van de fiscale geheimhoudingsplicht tot gevolg heeft dat de woorden ,,een ander” in die fiscale geheimhoudingsbepaling zien op ieder ander dan degene tot wie het in dat artikel vervatte verbod zich richt. De Hoge Raad is van mening dat de fiscale geheimhoudingsplicht zijn rechtvaardiging vindt in het algemeen belang. Het publiek (belastingplichtigen) moet niet van het verstrekken van inlichtingen en bescheiden aan de Belastingdienst worden weerhouden door de vrees dat die gegevens voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt dan voor een juiste en doelmatige uitvoering van de aan de Belastingdienst opgedragen taak. Daarnaast heeft de Hoge Raad aangegeven dat het er daarbij niet toe doet of een belastingplichtige om wiens gegevens het gaat toestemming heeft gegeven aan de Belastingdienst om die gegevens verder te verstrekken. Met andere woorden: het algemeen belang bij de fiscale geheimhouding prevaleert boven het individuele belang van betrokkenen.

    Uit het arrest van de Hoge Raad van 21 februari 1997 (Vakstudie Nieuws 1997, blz.1296) blijkt echter dat de ambtenaar van de Belastingdienst die als getuige in een civiele procedure wordt opgeroepen niet het recht heeft zich bij voorbaat, dus nog zonder dat hem vragen zijn gesteld, op zijn verschoningsrecht te beroepen. Hij zal van vraag tot vraag moeten beoordelen of hij een antwoord kan geven zonder zijn fiscale geheimhoudingsplicht te schenden. Uit het arrest kan worden afgeleid dat bij vragen van organisatorische aard het verschoningsrecht niet snel met kans op succes kan worden ingeroepen. Een vraag van organisatorische aard is bijvoorbeeld de vraag óf er gesprekken tussen de Belastingdienst en de belastingadviseur hebben plaatsgevonden. Overigens geeft de Hoge Raad in dit arrest enige voorbeelden van onderwerpen die wél onder het verschoningsrecht vallen: de inhoud van de betrokken belastingaanslagen, de resultaten van enig door de Belastingdienst ter zake van die aanslagen ingesteld onderzoek en punten van geschil tussen belastingplichtige en de Belastingdienst.

    Omdat het niet helder is op welke vragen wel en op welke vragen niet als getuige kan worden ingegaan dient elke in een civiele procedure als getuige opgeroepen ambtenaar van de Belastingdienst vòòraf contact op te nemen met de directie AFZ. Ook in de situatie dat het hoofd van een eenheid van mening is dat er een bijzonder belang is om geen beroep op het verschoningsrecht te doen en over te gaan tot het afleggen van een getuigenverklaring, legt hij de zaak voor aan AFZ. Opmerking verdient dat bij een civiele procedure in het kader van de uitvoering van de Invorderingswet 1990 (bijvoorbeeld op grond van artikel 49 Invorderingswet) een beroep op dat verschoningsrecht niet aan de orde kan zijn. Voor een dergelijke procedure geldt dat er sprake is van uitvoering van Invorderingswet 1990, zodat het afleggen van een getuigenverklaring valt onder de uitvoering van die wet.

  • 6.2.4 Bij een oproep om als getuige/deskundige in het buitenland te verschijnen dient contact te worden opgenomen met de Directie AFZ, afdeling Wederzijdse Bijstand (zie onder meer hoofdstuk 3.2.6. van het Voorschrift Wederzijdse Bijstand Douane). Daarin is aangegeven hoe in de verschillende voorkomende situaties moet worden gehandeld.

6.3. Aangifte van strafbare feiten

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

  • 6.3.1 Een ieder is verplicht van de zeer ernstige misdrijven als genoemd in artikel 160 Sv aangifte te doen bij de politie. De belastingambtenaar is voor het doen van aangifte op grond van artikel 160 Sv ontheven van de geheimhoudingsplicht. Dergelijke ernstige misdrijven zijn bijvoorbeeld misdrijven tegen de staat of de koninklijke waardigheid, tegen het leven gericht of mensenroof of verkrachting.

  • 6.3.2 In de gevallen genoemd in artikel 162, eerste lid, WvSv bestaat voor een ambtenaar de verplichting om aangifte te doen bij de officier van justitie of één van zijn hulpofficieren van bepaalde misdrijven (ambtsmisdrijven). Dit is de zogenaamde actieve aangifteplicht. Eén van de voorbeelden van een ambtsmisdrijf is het aannemen van steekpenningen door een ambtenaar (art. 362 WvSr). Hierbij is van belang dat in het strafrecht ,,de ambtenaar” ruim is omschreven (zie art. 84 Sr) en ook verkozen personen daaronder worden begrepen.

    Als een ambtenaar van de Belastingdienst bij het vervullen van zijn taak het vermoeden heeft of kennis krijgt van een dergelijk misdrijf, legt hij de zaak, door tussenkomst van het hoofd van de eenheid, met advies voor aan het hoofd van de FIOD. Het hoofd van de FIOD gaat over tot het doen van aangifte als ook hij dat misdrijf vermoedt.

  • 6.3.3 Een ieder is, op grond van artikel 161 van het WvSv bevoegd, maar niet verplicht, bij de politie aangifte te doen van andere strafbare feiten. In het geval een ambtenaar van de Belastingdienst in de uitoefening van zijn functie van een strafbaar feit niet vallend onder de artikelen 160 of 162 van het WvSv op de hoogte komt, legt hij die zaak door tussenkomst van het hoofd van de eenheid voor aan:

    • 1. het hoofd van de FIOD , als het feit gepleegd is door een ambtenaar;

    • 2. de contactambtenaar in de overige gevallen.

    Het hoofd van de FIOD, respectievelijk de contactambtenaar, doet van de volgende delicten in ieder geval aangifte:

    • - delicten in de vermogensrechtelijke sfeer (diefstal, oplichting, verduistering, heling e.d.) wanneer het met het delict gemoeide financiële belang een bedrag van ƒ 50.000,- te boven gaat.

    • - delicten die een (in)directe bedreiging vormen voor de (geestelijke) volksgezondheid en die een bedrijfsmatig karakter hebben. Van het produceren of verhandelen van kinderporno en het bedrijfsmatig kweken van hennep of de handel in harddrugs wordt in alle gevallen aangifte gedaan.

    • - paspoortfraude.

    • - het aannemen of betalen van steekpenningen, mits er sprake is van een misdrijf in de zin van het WvSr.

    • - bedreiging of mishandeling van belastingdienstambtenaren.

    • - misdrijven ter zake waarvan de belastingplichtige door de Nederlandse strafrechter kan worden veroordeeld en waarvoor in de belastingaangifte een aftrekpost is opgevoerd, die, na een onherroepelijke veroordeling dan wel transactie, op grond van de aftrekbeperking genoemd in de artikelen 8a, eerste lid, onderdelen c of d, en 36, eerste lid, onderdelen m of n van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, kan worden geweigerd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij het bedrijfsmatig kweken van hennep.

    Ten aanzien van andere delicten beslist het hoofd van de FIOD, respectievelijk de contactambtenaar, of aangifte wordt gedaan. In daartoe aanleiding gevende gevallen (zie hoofdstuk 2.2.2) legt het hoofd van de FIOD c.q. de contactambtenaar de zaak voor aan de Directeur AFZ, alvorens aangifte te doen.

  • 6.3.4 Als een ambtenaar van de Belastingdienst bij het vervullen van zijn taak het vermoeden heeft of kennis krijgt van een mogelijke overtreding van disciplinaire en/of strafrechtelijke normen door een collega, wordt gehandeld conform de “Gedragslijn bij strafbare feiten begaan door ambtenaren van de Belastingdienst in functie”, beschikking van 10 mei 1993, nr. AFZ93/3732 (boekwerk Belastingen Algemeen nr. 18.00.10).

6.4. Informatieverstrekking aan opsporingsinstanties

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

  • 6.4.1 Op grond van het tweede lid van artikel 162 van het WvSv moeten aan de officier van justitie desgevraagd inlichtingen worden verstrekt omtrent strafbare feiten met de opsporing waarvan ambtenaren van de Belastingdienst niet zijn belast maar waarvan zij bij de uitvoering van hun werkzaamheden kennis hebben genomen. Dit is de zogenaamde passieve informatieplicht. De hoofden van de eenheden en van de vestigingen van de FIOD kunnen in dit kader op schriftelijk verzoek van de officier van justitie bij hen beschikbare informatie verstrekken voor zover deze van belang is voor de opsporing en/of vervolging van een strafbaar feit. Ten overvloede wordt in dit kader opgemerkt dat informatie omtrent strafbare feiten waarvoor de ambtenaar van de Belastingdienst wél opsporingsbevoegdheid bezit zonder meer aan de officier van justitie kan worden verstrekt.

  • 6.4.2 Een rechter-commissaris kan in geval van verdenking van bepaalde strafbare feiten (geldboete vijfde categorie) een strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO) instellen. Dit gebeurt naar aanleiding van een met redenen omklede vordering van de officier van justitie, bij machtiging. Ten behoeve van een SFO kan op basis van artikel 126a WvSv bepaalde informatie aan de Belastingdienst worden gevraagd. Het hoofd van een eenheid respectievelijk de FIOD-vestiging kan in dit kader op schriftelijk verzoek van de officier van justitie aan de met het SFO belaste opsporingsambtenaar informatie verstrekken, mits deze een afschrift van de machtiging SFO toont. Om in het kader van de ontnemingswetgeving tot een goede afstemming te komen tussen de officier van justitie en de Belastingdienst is het nodig dat de officier van justitie in een zo vroeg mogelijk stadium in contact treedt met de Belastingdienst. In overeenstemming met het Besluit van 1 december 1997, nr. AFZ97/2041M, neemt de officier van justitie in zaken met beduidende maatschappelijke impact contact op met de Directeur AFZ. In andere gevallen zal de officier van justitie zich wenden tot de fraudecoördinator van de desbetreffende eenheid. In overleg tussen de officier van justitie en de (plv) Directeur AFZ respectievelijk de fraudecoördinator wordt bezien of het fiscale traject, het strafrechtelijke traject dan wel een combinatie van beide trajecten wordt gekozen voor de afroming van de criminele winsten. De (plv)Directeur AFZ en de fraudecoördinator zijn ten behoeve van dit overleg van de geheimhoudingsplicht ontheven.

  • 6.4.3 Het hoofd van de eenheid verstrekt desgevraagd aan de medewerker van de Belastingdienst/FIOD, die werkzaam is bij de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI), informatie, welke van belang kan zijn in het kader van zogenaamde verdachte financiële transacties en in het kader van meldingen van buitenlandse meldpunten. Verder verstrekt het hoofd van de eenheid desgevraagd aan de medewerker van de Belastingdienst/FIOD in het kader van een strafrechtelijk onderzoek de informatie welke nodig is voor de beantwoording van informatieverzoeken van Interpol en buitenlandse liaisons.

    Het hoofd van de eenheid verstrekt desgevraagd aan de medewerker van de Belastingdienst die gedetacheerd is bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (M.O.T.) informatie die het M.O.T. nodig heeft om ten aanzien van gemelde ongebruikelijke transacties te kunnen beoordelen of er sprake is van een verdachte transactie. Voor deze informatieverstrekking is hij van zijn geheimhoudingsplicht ontheven. De waarborgen bij deze informatieverstrekking zijn vastgelegd in het samenwerkingsconvenant Belastingdienst-MOT.

  • 6.4.4 Het hoofd van de eenheid verstrekt op schriftelijk verzoek, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 2.1.3. aan de opsporingsambtenaren van de Gemeentelijke Sociale Diensten, van de erkende uitvoeringsinstellingen sociale verzekeringen en van de Dienst recherche zaken van VROM de informatie die van belang kan zijn in het kader van de handhaving van respectievelijk de Algemene bijstandswet, de Organisatiewet sociale verzekeringen, de Wet individuele huursubsidie en de diverse beschikkingen in verband met bijdragen voorde eigen woning.

    Indien informatie is verstrekt, vindt schriftelijke vastlegging plaats, bijvoorbeeld in de legger van de betrokken belastingplichtige. Het hoofd van de FIOD wordt van de verstrekking in kennis gesteld.

  • 6.4.5 Voor informatieverstrekking aan opsporingsinstanties in andere gevallen dan genoemd in hoofdstuk 6.4.1., 6.4.2., 6.4.3. en 6.4.4. verleent dit voorschrift geen ontheffing. Indien het hoofd van de eenheid respectievelijk de FIOD-vestiging van mening is dat er een maatschappelijk belang is om toch tot informatieverstrekking over te gaan legt hij de zaak met advies voor aan het hoofd van de FIOD. Dit geldt ook voor verzoeken om informatie door een medewerker van de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Verzoeken om informatieverstrekking voor vooronderzoeken gericht op segmenten van de samenleving, waarbij nog geen vermoeden bestaat van aanwijsbare strafbare feiten (een verkennend strafrechtelijk onderzoek) worden altijd voorgelegd aan de Directeur AFZ. Indien tot informatieverstrekking wordt besloten, is degene die over de informatie beschikt van zijn geheimhoudingsplicht ontheven.

  • 6.4.6 Indien informatie is verstrekt vindt schriftelijke vastlegging plaats, bijvoorbeeld in de legger van de betrokken belastingplichtige.

6.5. Informatieverstrekking aan en binnen samenwerkingsverbanden

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

De Belastingdienst werkt samen met andere instanties met een publiekrechtelijke taak. De samenwerking moet bijdragen aan de vervulling van (één van) de kerntaken van de Belastingdienst: de heffing en de invordering van belastingen (in ruime zin), de controle en het toezicht op fiscale en douane-verplichtingen, de opsporing van fiscale en douanedelicten en de in niet-fiscale wetgeving aan de Belastingdienst opgedragen taken.

Het kader, waarbinnen de samenwerking met andere instanties plaatsvindt, is vastgesteld in afzonderlijke voorschriften (opgenomen in bijlage 6 en in Belastingen Algemeen nr. 15.70.00. en nr. 15.90.00.). In deze voorschriften wordt onder meer bepaald dat aan elke vorm van samenwerking met andere instanties een convenant ten grondslag ligt. In een dergelijk convenant moet met betrekking tot de verstrekking van informatie door de Belastingdienst en het gebruik van informatie het volgende worden geregeld:

  • a. de Belastingdienst verstrekt aan het samenwerkingsverband de in het convenantgespecificeerde informatie. Deze in het convenant gespecificeerde informatie omvat niet meer dan de informatie die op grond van het onderhavige voorschrift aan elk van de in het samenwerkingsverbanddeelnemende instanties op verzoek zou worden verstrekt;

  • b. de medewerkers van de Belastingdienst, die in het samenwerkingsverband werkzaam zijn, vorderen ten behoeve van het samenwerkingsverband van belasting-, inhoudings- en administratieplichtigen geen andere gegevens dan die, welke de Belastingdienst op grond van het gestelde sub a aan het samenwerkingsverband verstrekt;

  • c. het beheer en de beveiliging van door het samenwerkingsverband opgebouwde informatieverzamelingen dienen te voldoen aan de dienaangaande binnen de Belastingdienst geldende normen;

  • d. het samenwerkingsverband maakt informatie nopens een persoon of zaken van personen of lichamen niet verder bekend dan noodzakelijk is ter bereiking van de doelstelling van het samenwerkingsverband;

  • e. de door het samenwerkingsverband opgebouwde informatieverzamelingen worden bij beëindiging van de samenwerking overgedragen aan één van de in het samenwerkingsverband deelnemende instanties. Deze instantie draagt ervoor zorg dat de informatie na beëindiging van het samenwerkingsverband niet voor een ander doel wordt gebruikt dan het doel, waarvoor de informatieverzamelingen zijn aangelegd.

In de eerder genoemde voorschriften inzake de samenwerking met andere instanties wordt tevens bepaald dat samenwerkingsconvenanten steeds ter goedkeuring worden voorgelegd aan het naast hogere niveau in de Belastingdienst.

6.6. Inzage proces-verbaal

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

De artikelen 30 tot en met 34 van het WvSv regelen de rechten van de verdachte met betrekking tot het kennis nemen van de processtukken. In dat verband heeft ook de verdachte in fiscale zaken (zie bijvoorbeeld artikel 31 WvSv) of zijn raadsman recht op kennisneming van het proces-verbaal van zijn verhoor. De verdachte kan niet alleen processtukken inzien maar kan er ook aantekeningen over maken. Kopieën van een proces-verbaal worden op aanvraag zo spoedig als dit mogelijk is verstrekt. Deze worden dan tegen ontvangstbevestiging afgegeven of aangetekend verzonden. Een verzoek aan de Belastingdienst om inzage in een proces-verbaal wordt, behoudens in het geval dat het procesverbaal is opgemaakt door de FIOD, ter beoordeling voorgelegd aan de contactambtenaar die beslist of er inzage kan worden verleend. Indien het proces-verbaal is opgemaakt door de FIOD wordt het verzoek overgedragen aan het hoofd van de FIOD-vestiging. In zaken waarbij de officier van justitie het onderzoek leidt of waarbij het proces-verbaal aan hem is ingezonden bepaalt deze of inzage wordt verleend. Is dit het geval, dan draagt de contactambtenaar respectievelijk het hoofd van de FIOD-vestiging het verzoek onmiddellijk over aan die officier van justitie.

Indien een proces-verbaal niet wordt ingezonden aan het Openbaar Ministerie, maar wel mede de grondslag voor de motivering van een op te leggen bestuurlijke boete vormt, stelt de Belastingdienst belastingplichtige op zijn verzoek in kennis van de onderdelen uit het proces-verbaal die van belang zijn voor die bestuurlijke boete. Het proces-verbaal wordt dan geanonimiseerd voor wat betreft gegevens van derden. De contactambtenaar wordt betrokken bij zo’n verzoek omdat hij op de hoogte is van de stand van zaken met betrekking tot de afdoening van het proces-verbaal.

Hoofdstuk 7. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 18-01-2008]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1993 en kan worden aangehaald als: Voorschrift informatieverstrekking 1993 (VIV 1993).

De instructie informatieverstrekking (IIV), vastgesteld op 16 december 1982, nr. 582-26319 en de instructie informatieverstrekking Douane (IIVD), vastgesteld op 3 april 1989, nr. AFZ89-993 worden op diezelfde datum ingetrokken. Verzoeken waarop op 1 januari 1993 nog niet is beslist, worden behandeld volgens het VIV 1993.

Naar boven