Instellingsbesluit begeleidingscommissie scheidingsbemiddeling
De Staatssecretaris van Justitie,
Overwegende dat door de Commissie herziening scheidingsprocedure, hierna de commissie,
op d.d. 2 oktober 1996 een rapport is uitgebracht;
Dat in het rapport van de commissie wordt vastgesteld, dat in die gevallen waarin
partijen erin slagen overeenstemming te bereiken over de scheiding en de gevolgen
daarvan rechterlijke tussenkomst achterwege kan blijven;
Dat de commissie heeft aanbevolen:
- -
in die gevallen waarin sprake is van een verantwoorde mate van overeenstemming de
mogelijkheid te openen van een scheidingsprocedure zonder inschakeling van de rechter;
- -
dat daarbij waarborgen in het leven dienen te worden geroepen opdat mogelijke ongelijkwaardigheid
van partijen geen nadelige invloed op het resultaat (een scheidingsovereenkomst) uitoefent
en opdat de belangen van derden - in het bijzonder de kinderen - worden beschermd;
- -
dat daarom bij een scheidingsprocedure zonder gerechtelijke tussenkomst de inschakeling
van een rechtsbijstandverlener verplicht moeten worden gesteld.
Dat het kabinet bij brief van 11 juli 1997 aan de voorzitter van de Tweede Kamer heeft
medegedeeld het wenselijk te achten door middel van experimenten de concrete effecten
van de aanbevelingen in kaart te brengen.
Dat hiertoe experimenten worden opgestart die begeleiding en evaluatie behoeven binnen
één jaar na aanvang van de experimenten. Doel van deze experimenten is om na te gaan
of bemiddeling met voldoende waarborgen is omkleed en derhalve scheiden zonder tussenkomst
van de rechter op basis van een convenant kan worden ingevoerd. De waarborgen betreffen:
Daartoe is voorzien in de instelling van een begeleidingscommissies voor de experimenten
scheidingsbemiddeling;