Uitvoering wachtgeldvutgarantie

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-04-1997 t/m heden

Uitvoering wachtgeldvutgarantie

Bij circulaire van 11 december 1997 informeerde ik u over de uitvoering van de wachtgeldvutmaatregel en de wachtgeldvutgarantie. In aanvulling en ter correctie op die circulaire bericht ik u het volgende.

In genoemde circulaire is op de pagina’s 7, 8 en 9 aangegeven dat, indien de FPU-uitkering als basis voor de uitvoering van de wachtgeldvutmaatregel en -garantie dient, een aantal met name genoemde verschillen zouden worden gecompenseerd. Die verschillen betreffen:

  • de berekeningsbasis;

  • de indexering van de berekeningsbasis;

  • de bruto uitkering;

  • de anticumulatie van inkomsten;

  • de inhouding van de pensioenpremie en de opbouw van pensioenaanspraken;

  • de overlijdensuitkering.

Na het nader overleg dat hierover is gevoerd met de Stichting Pensioenfonds ABP is mij gebleken dat er ten onrechte verschillen zijn geconstateerd tussen de FPU-regeling en de VUT-regeling ten aanzien van de indexering van de berekeningsbasis. Daarnaast blijkt het niet mogelijk te zijn om de anticumulatieregeling uit te voeren zoals die door mij is aangegeven en blijkt er nog een extra verschil te zijn met betrekking tot de inhouding van de pensioenpremie, de pensioenopbouw tijdens VUT en FPU en de overlijdensuitkering.

Ad Berekeningsbasis

Voor de toepassing van de wachtgeldvutgarantie zal als berekeningsbasis worden gehanteerd: de VUT berekeningsbasis.

De VUT-berekeningsbasis is de laatstelijk vastgestelde berekeningsbasis van het wachtgeld (op jaarbasis), waarop de belanghebbende op de dag voorafgaande aan de ingangsdatum van de FPU-uitkering aanspraak had.

Ad Indexering

Er blijkt geen verschil te zijn tussen de indexering van de berekeningsbasis van de FPU-regeling en de VUT-regeling.

In de genoemde circulaire is daaromtrent aangegeven dat bij de indexering van de VUT regeling de algemene maatregelen in de sector Rijk zullen worden gevolgd. Dit is niet juist, omdat reeds vanaf 1 januari 1996 de VUT-uitkeringen worden geïndexeerd volgens het gewogen gemiddelde van de loonontwikkelingen in de overheidssectoren. Dit is geregeld in artikel 2, vijfde lid, van het Reglement Vrijwillig Vervroegd Uittreden, hetwelk in werking is getreden op 1 januari 1996. In beginsel wordt geïndexeerd op 1 januari en 1 juli van ieder kalenderjaar.

Ad Bruto uitkering

Het hanteren van de VUT-berekeningsbasis kan inhouden, dat het uiteindelijk aan betrokkenen uit te betalen bruto bedrag meer kan bedragen dan 75% of 80% van de berekeningsbasis, waarnaar de FPU-uitkering wordt berekend. Dit is het geval, indien de VUT-berekeningsbasis hoger is dan de berekeningsbasis waarnaar de FPU-uitkering wordt berekend. Is de berekeningsbasis van de FPU-uitkering hoger dan de VUT-berekeningsbasis, dan zal de FPU-uitkering niet worden verhoogd.

Ad Anticumulatie inkomsten

Omtrent de anticumulatie van inkomsten is in meergenoemde circulaire aangegeven dat de Stichting Pensioenfonds ABP ten aanzien van de betrokken ambtenaren de anticumulatie bepaling zal toepassen zoals die gold voor de VUT-regeling. Dit laatste blijkt niet mogelijk te zijn omdat de bedoelde anticumulatiebepaling van de VUT-regeling in strijd is met de anticumulatiebepaling van de FPU-regeling. De FPU regeling kent namelijk een anticumulatie bepaling waarbij slechts het basis deel van de FPU uitkering kan worden gekort. De overige aanspraak - het door de ambtenaar zelf opgebouwde deel en het aanvullende deel - kan door de Stichting Pensioenfonds ABP niet worden gekort.

Het voorgaande betekent voor de betrokken ambtenaar dat de anticumulatiebepaling van de FPU regeling zal worden toegepast, hetgeen inhoudt dat de betrokken ambtenaar voor maximaal de basisuitkering zal worden gekort indien de ambtenaar inkomsten heeft.

Ad Inhouding pensioenpremie en opbouw pensioenaanspraken

In aanvulling op meergenoemde circulaire vermeld ik dat het kan voorkomen dat een ambtenaar op basis van 40 dienstjaren aanspraak op een FPU uitkering heeft nog voordat de leeftijd van 61 jaar is bereikt.

Op grond van de VUT-regeling zou de ambtenaar gedurende alle uitkeringsjaren een pensioenpremie verschuldigd zijn en in voorkomende gevallen ook gedurende meer dan 4 kalenderjaren voor 50% van de tijd voor pensioen geldige tijd opbouwen.

Op basis van artikel 16.5 van het pensioenreglement kan slechts tot gedurende maximaal vier kalenderjaren 50% van de tijd voor pensioen geldig worden gemaakt. Dit laatste houdt in dat voor de ambtenaren aan wie de wachtgeldvutgarantie is toegezegd en die gedurende een langere periode dan 4 kalenderjaren een FPU uitkering zullen gaan genieten, een aanvullende voorziening dient te worden getroffen.

Ter compensatie van het pensioenverlies dat optreedt bij de uitvoering van de wachtgeldvutgarantie volgens de circulaire van 11 december 1997, nummer AD97/U1222 kunt u opteren voor de volgende mogelijkheden:

  • U koopt het pensioenverlies in één keer af als het gaat om relatief kleinere bedragen van ten hoogste enkele honderden guldens.

  • U compenseert het pensioenverlies door het afsluiten van een koopsompolis bij een verzekeringsbedrijf.

Ad Overlijdensuitkering

Op grond van artikel 13 van de VUT-wet kon bij overlijden aanspraak worden gemaakt op een overlijdensuitkering ter grootte van driemaal de VUT-uitkering. Op grond van 7.12 van het reglement Flexibel pensioen en uittreden terzake van basisuitkering en aanvullende uitkering kan aanspraak worden gemaakt op een overlijdensuitkering ter grootte van het flexibel pensioen over één maand.

De Stichting pensioenfonds ABP zal – in afwijking van de FPU regeling – in voorkomende gevallen aan de FPU gerechtigde aan wie de wachtgeldvutgarantie is toegezegd een overlijdensuitkering uitbetalen ter grootte van het flexibel pensioen over drie maanden.

Den Haag, 29 juni 1998

De

Minister

van Binnenlandse Zaken,
Voor deze,
De

directeur-generaal Management en Personeelsbeleid

,

A.H.C. Annink

Naar boven