Regeling financiering en verantwoording Wet sociale werkvoorziening

[Regeling vervallen per 01-01-2005.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-11-2004 t/m 31-12-2004

Regeling financiering en verantwoording Wet sociale werkvoorziening

Artikel 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 2 In deze regeling wordt onder de gemeente tevens verstaan de gemeente die:

    • a. personen op de wachtlijst, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit indicatie sociale werkvoorziening heeft staan waarvoor door het Rijk over het lopende subsidiejaar geen subsidie in het kader van de wet is verleend;

    • b. één of meer dienstbetrekkingen is aangegaan dan wel één of meer arbeidsovereenkomsten als bedoeld in artikel 7 van de wet tot stand heeft doen komen met personen die behoren tot de doelgroep van de wet, maar voor wie door het Rijk over het lopende subsidiejaar geen subsidie in het kader van de wet is verleend.

Artikel 2. Factoren

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 4 De factor, bedoeld in artikel 1, tweede lid, bedraagt voor een arbeidsplaats van een werknemer die is ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie licht 1 en voor de werknemer die is ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie ernstig 1,25.

Artikel 3. Beschikbare begrotingsmiddelen voor het jaar 2002

[Vervallen per 01-11-2004]

Artikel 3a. Beschikbare begrotingsmiddelen voor het jaar 2003

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Van de beschikbare begrotingsmiddelen voor het jaar 2003 worden voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, van het besluit, de volgende middelen buiten beschouwing gelaten:

  • a. € 1,724 miljoen ten behoeve van scholingsmiddelen, Stichting beheer collectieve middelen sociale werkvoorziening;

  • b. € 2,269 miljoen ten behoeve van verbetering arbeidsvoorwaarden, Stichting beheer collectieve middelen sociale werkvoorziening;

  • c. € 1,5 miljoen ter verdere ondersteuning van de implementatie van de wet;

  • d. € 2,0 miljoen ten behoeve van implementatie overdracht indicatiestelling van gemeenten naar de Centrale organisatie Werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • e. € 0,6 miljoen ten behoeve van het arbo-convenant Wet sociale werkvoorziening.

Artikel 3b. Beschikbare begrotingsmiddelen voor het jaar 2004

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Van de beschikbare begrotingsmiddelen voor het jaar 2004 worden voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, van het besluit, de volgende middelen buiten beschouwing gelaten:

  • a. € 3,993 miljoen ten behoeve van Stichting Beheer Collectieve Middelen sociale werkvoorziening;

  • b. € 2,000 miljoen ten behoeve van modernisering Wsw;

  • c. € 0,528 miljoen ten behoeve van het arbo-convenant Wsw.

Artikel 3c. Beschikbare begrotingsmiddelen voor het jaar 2005

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Van de beschikbare begrotingsmiddelen voor het jaar 2005 worden voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, van het besluit, de volgende middelen buiten beschouwing gelaten:

  • a. € 2,8 miljoen ten behoeve van Stichting Beheer Collectieve Middelen sociale werkvoorziening;

  • b. € 2 miljoen ten behoeve van modernisering Wsw.

Artikel 4. Aangewezen rechtspersonen

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikel 9, derde lid, van het besluit is van toepassing op de in dat artikel bedoelde personen werkzaam bij de blindenwerkplaats Blizo, behorend tot de bestuurlijke eenheid WSD te Boxtel, en de blindenwerkplaats Proson, behorend tot de bestuurlijke eenheid DSW, te Nunspeet.

Artikel 6. Structurele informatievoorziening

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 De gemeente aan wie over een subsidiejaar de subsidie is verleend draagt er zorg voor dat de minister uiterlijk op 1 juli van het daaropvolgende subsidiejaar het in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen verslag, bedoeld in artikel 13, vierde lid, van de wet heeft ontvangen. De bij het verslag te voegen verklaring, bedoeld in artikel 13, vierde lid, van de wet is ingericht volgens het model dat als bijlage 3 bij deze regeling is opgenomen. De verklaring is gebaseerd op een onderzoek dat is uitgevoerd overeenkomstig het in bijlage 4 bij deze regeling beschreven controle- en rapportageprotocol.

  • 2 De gemeente aan wie over een subsidiejaar de subsidie is verleend draagt er zorg voor dat de minister uiterlijk op 1 maart van het daaropvolgende subsidiejaar de volgens het model van bijlage 1 bij deze regeling opgenomen ‘Voorlopige volume en financiële informatie’ heeft ontvangen.

  • 3 Bij de indiening van de in dit artikel genoemde bijlagen 1, 2 en 3 maakt de gemeente gebruik van de daarvoor door de minister verstrekte formulieren, die zijn ingericht overeenkomstig de in die leden bedoelde modellen en zijn voorzien van een voor iedere gemeente uniek kenmerk.

Artikel 6a. Aanvullende informatievoorziening

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

De gemeente aan wie over een subsidiejaar de subsidie is verleend draagt er zorg voor dat de minister desgevraagd aanvullende informatie of gegevens die verband houden met de uitvoering van de wet binnen een daartoe door hem vastgestelde termijn en op een door hem aangegeven wijze heeft ontvangen.

Artikel 6b. Verstrekken van gegevens of informatie aan derden

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Op verzoek van de minister verstrekt de gemeente aan wie over een subsidiejaar de subsidie is verleend gegevens of informatie, bedoeld in de artikelen 6 en 6a, aan personen of instanties die in zijn opdracht informatie vragen of de gegevens bewerken.

Artikel 6c. Verantwoording subsidiejaar 2003

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikel 6 van de Regeling financiering en verantwoording Wet sociale werkvoorziening, zoals dit artikel luidde op 31 december 2003, blijft van toepassing op het subsidiejaar 2003.

Artikel 7. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 2 De bij deze regeling behorende bijlagen liggen met ingang van 1 januari 1998 ter inzage bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 december 1997

De

Minister

voornoemd,

A.P.W. Melkert

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Bijlage 61428.png
Bijlage 61429.png

Toelichting bij bijlage 1 (voorlopige volume en financiële informatie Wsw)

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Onderdeel A: Subsidie

Code 101 Basissubsidie Wsw

Hier wordt opgenomen het bedrag aan Wsw-subsidie dat aan de gemeente is toegekend. Dit bedrag is opgenomen in de meest recente subsidiebrief van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het betreffende verantwoordingsjaar.

Code 102 Overheveling uit de WIW

De gemeente neemt hier op het subsidieoverschot van de WIW dat is overgeboekt naar en gebruikt voor de uitvoering van de Wsw.

Code 199 Subsidie Wsw

Hier wordt opgenomen het totaal van de bedragen vermeld in de codes 101 en 102.

Code 111 Betaalde bijdrage uit eigen middelen

De gemeente neemt hier op het betaalde bedrag uit eigen financiële middelen, niet afkomstig uit de rijkssubsidie, aan de organisaties die voor de gemeente activiteiten verrichten in het kader van de uitvoering Wsw. Bij een Wgr-verband wordt hierbij bedoeld de door het bestuur van het Wgr-verband verstrekte middelen van de in het Wgr-verband deelnemende gemeenten (dus niet de rijkssubsidie) aan de organisaties die voor het Wgr-verband activiteiten verrichten in het kader van de uitvoering van de Wsw.

Het is voor het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van belang inzicht te hebben in de eigen bijdrage.

Onderdeel B: realisatie van toekenning arbeidsplaatsen (in standaardeenheden)

Standaardeenheid

Een standaardeenheid (SE) is een eenheid die overeenkomt met een arbeidsplaats voor een werkweek van 36 uur (ofwel 1 fte) voor een werknemer die is ingedeeld in de arbeidshandicap categorie matig. Een arbeidsplaats omvat een of meer dienstbetrekkingen zoals bedoeld in artikel 2 Wsw of een of meer arbeidsovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 7 Wsw.

Dienstbetrekkingen in de Wsw betreffen aanstellingen van maximaal 36 uur. Bij begeleid werken kan sprake zijn van volledige arbeidsovereenkomsten van meer dan 36 uur. In die gevallen wordt een volledige arbeidsovereenkomst eveneens gelijk gesteld aan 1 fte, en part-time overeenkomsten gelijkgesteld aan een evenredig deel van 1 fte. Een 20-urige aanstelling (over een heel jaar) geldt dus bij een 36-uurs fte als 0,6 fte en bij een 40-urige fte als 0,5 fte realisatie.

Code 201 t/m 299 Realisatie van arbeidsplaatsen in standaardeenheden

Voor het betreffende jaar is voor een aantal standaardeenheden subsidie toegekend. In het financieel beeld wordt verantwoord in hoeverre het toegekende aantal standaardeenheden is gerealiseerd.

Daarbij wordt enerzijds de feitelijke realisatie verantwoord en anderzijds welk deel van de feitelijke realisatie ook subsidiabel is. Dit is van belang bij de categorie personen die na de invoering van de nieuwe Wsw per 1 januari 1998 in het Wsw-werknemersbestand zijn ingestroomd (het nieuwe werknemersbestand). Voor deze categorie geldt immers dat hun Wsw-arbeidsplaatsen voor gemiddeld maximaal 32 uur worden gesubsidieerd.

Voor de vaststelling wordt derhalve onderscheid gemaakt tussen het ‘oude’ werknemersbestand (al werkzaam in Wsw verband per 31-12-1997) en het nieuwe werknemers bestand. Bij het ‘oude’ werknemersbestand geldt de realisatie volledig als subsidiabel; voor het ‘nieuwe’ werknemersbestand kan de subsidiabele realisatie lager uitvallen dan de feitelijke realisatie. De personen die in 1998 en 1999 vanuit de zogenaamde SV-regelingen begeleid zijn gaan werken, gelden in de opgave als ‘oude’ werknemers.

Berekening van de realisaties

Voor elke categorie geldt dat de realisatie in SE’en gelijk is aan het gemiddelde van de twaalf einde maandstanden in SE’en in het verantwoordingsjaar. Er zijn verschillende berekeningsmethoden waarmee deze uitkomst kan worden berekend.

Als ondersteuning voor het invullen van de codes 211, 212, 301, 302, 311 en 312 zijn in de bijlage hulptabellen opgenomen. Met behulp hiervan kunnen de aantallen arbeidsplaatsen en standaardeenheden worden berekend.

Bij code 212 is een rekenvoorbeeld gegeven, waarmee het subsidiabele aantal standaardeenheden kan worden vastgesteld.

Voor 2004 is de arbeidshandicapcategorie licht gelijk gesteld aan de categorie matig; 1,0 fte is 1,0 SE (standaardeenheid) voor zowel licht als matig. Een fte ernstig komt overeen met 1,25 SE.

Code 201 Toekenning (in standaardeenheden)

Dit betreft de toekenning (uitgedrukt in standaardeenheden) op basis waarvan aan de gemeente de subsidie is toegekend.

De berekening van de subsidie is gebaseerd op het Besluit financieel verdeelmodel sociale werkvoorziening en de Regeling financiering en verantwoording Wet sociale werkvoorziening.

Voor de opgave van het correcte aantal standaardeenheden voor de toekenning wordt verwezen naar de meest recente subsidiebrief van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor dit verantwoordingsjaar.

Code 211 Gemiddelde realisatie van het oude werknemersbestand (vóór 1/1/1998)

Het oude werknemersbestand omvat de personen die al een Wsw-dienstverband hadden per 31 december1997 en de personen voor wie per 31december1997 een begeleid werkenplaats was gefinancierd vanuit de zogenaamde SV-regelingen, en die in 1998 en 1999 zijn ingestroomd in de nieuwe Wsw.

De gemiddelde jaarrealisatie van het oude werknemersbestand in het verantwoordingsjaar betreft het aantal fte’s uitgedrukt in standaardeenheden dat de gemeente feitelijk (12 maandsgemiddelde) voor deze groep in het verantwoordingsjaar heeft gerealiseerd. Het gaat om dienstbetrekkingen van deze categorie personen bij de gemeente (of het samenwerkingsverband waar de gemeente toe behoort) en de arbeidsovereenkomsten met werkgevers in het kader van begeleid werken (voor zover het instroom begeleid werken betreft vanuit de SV-regelingen).

Niet van belang is waar de werkzaamheden feitelijk worden verricht. Ook detacheringen (de externe plaatsingen bij inlenende bedrijven en met aansturing van die bedrijven) vallen onder het begrip dienstbetrekking.

Berekening aantal SE’en

Het aantal standaardeenheden wordt als volgt berekend.

Uitgangspunt in de berekening zijn de 12 einde maandstanden in het verantwoordingsjaar in fte’s van:

  • A) personen met een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2 van de wet die al werkzaam waren in Wsw-dienstverband per 31december1997;

  • B) personen met een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van de wet met een werkgever aan wie de gemeente die de onderhavige opgave doet, subsidie verstrekt. Alleen voor zover het instroom begeleid werken betreft vanuit de SV-regelingen.

Het gaat hier om de feitelijk gerealiseerde fte’s over het jaar, d.w.z. de gerealiseerde dienstbetrekkingen en arbeidsovereenkomsten, gecorrigeerd naar de duur (voor het aantal maanden per jaar, uitgaande van de ultimo stand van de maand) en rekening houdend met de uren aanstelling per week in elke maand.

De realisatie over het jaar is gelijk aan het gemiddelde van de twaalf maandstanden, ofwel de som van de twaalf maandstanden gedeeld door twaalf.

De omrekening naar standaardeenheden vindt als volgt plaats.

Het ‘oude’ werknemersbestand (de personen die reeds op 31 december 1997 tot het Wsw werknemersbestand behoorden) is collectief ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie matig. Dit geldt ook voor de begeleid werkers die vanuit de SV-regelingen zijn ingestroomd in 1998 en 1999. Bij hen is dus het aantal SE’en gelijk aan het aantal fte’s.

Alleen voor een aantal oude werknemers bij de twee blindenwerkplaatsen geldt volgens het Besluit financieel verdeelmodel SW een indeling in de arbeidshandicapcategorie ernstig. Voor deze werknemers geldt dus een omrekening met de factor 1,25 om van fte’s SE’en te maken.

Voor het oude werknemersbestand gelden de gerealiseerde SE’en bij code 211 ook zonder meer als subsidiabel. Het aantal vermelde standaardeenheden bij de kolommen realisatie en subsidiabel dienen dan ook aan elkaar gelijk te zijn.

Code 212 Realisatie van het ‘nieuwe’ werknemersbestand (na 1/1/1998)

Voor personen die tot het ‘nieuwe’ werknemersbestand behoren (degenen die voor het eerst na 1 januari 1998 een Wsw-dienstverband hebben gekregen en niet zijn ingestroomd in begeleid werken vanuit de SV-regelingen) wordt gemiddeld maximaal 32 uur per week gesubsidieerd. Dit is geregeld in artikel 8, derde lid, Besluit financieel verdeelmodel SW. Voor het eventueel meerdere boven de 32 uur wordt geen subsidie verkregen; dit dient de gemeente zelf te financieren. Bij code 212 noteert de gemeente de betreffende uitkomsten; voor de berekening daarvan wordt verwezen naar onderstaand rekenvoorbeeld. Voor het overige geldt hetzelfde als voor het ‘oude’ werknemersbestand.

  • Rekenvoorbeeld

    Berekening maximaal gemiddeld 32 uur per week subsidiabel (cijfermatige voorbeelden hebben dan betrekking op nieuwe Wsw-werknemers ingestroomd vanaf 1 januari 1998).

    Realisatie in arbeidsplaatsen

    = b

     

    4,815

    (= aantal gerealiseerde fte’s)

    Norm in arbeidsplaatsen

    = a * 32/36

    -/-

    4,667

     

    Overrealisatie in arbeidsplaatsen

       

    0,148

    (alleen bij positief aantal, anders nul)

    Gemiddeld SE per arbeidsplaats

    = c / b

     

    1,081

    x

    Overrealisatie in SE’en

       

    0,160

    =

             

    Realisatie in SE’en is (c)

       

    5,204

    (= code 212 kolom realisatie)

    Overrealisatie in SE’en

       

    0,160

    -/-

    Maximaal te subsidiëren (afgerond op één decimaal)

       

    5,0

    (= code 212 kolom subsidiabel)

N.B.:

  • Bij begeleid werkers in CAO’s met volledige werkweken >36 uur, dienen uren te worden omgerekend naar 36-uurs equivalenten.

    Voorbeeld: een 34-urige aanstelling bij een volledige werkweek van 38 uur wordt dan geteld als een 32,2-uurs aanstelling.

    Een 20-urige aanstelling bij een volledige werkweek van 40 uur wordt dan geteld als een 18-uurs aanstelling (0,5 fte).

  • Alleen voor rubriek 2.2 kan als gevolg van het maximeren van de subsidie op een gemiddelde werkweek van 32 uur een verschil optreden tussen de kolommen realisatie en subsidiabel. Het aantal bij subsidiabel is bij verschil kleiner dan bij realisatie.

  • Aantallen SE’en worden afgerond op een decimaal (bv. 35,3 SE’en). Ook als de afronding op nul uitkomt, wordt deze vermeld (bv. 42,0 SE’en).

Onderdeel C: Volumegegevens

Codes 301 en 302 Dienstbetrekking/arbeidsovereenkomst aangegaan vóór 1 januari 1998

Bij de codes 301 en 302 vermeldt de gemeente de gemiddelde realisatie in 2004 in personen en fte’s (ook bij totaal) van degenen die al op 31 december 1997 een Wsw-dienstverband hadden (de oude werknemers) en de personen die in 1998 en 1999 zijn ingestroomd vanuit de SV-regelingen.

Het gaat hier derhalve niet om de eindstand 1997, maar om het gemiddelde van de 12 einde maandstanden in 2004 van de oude werknemers.

De verschillende einde maandstanden kunnen door de volgende oorzaken onderling (van maand tot maand) afwijken:

– uitstroom uit het werknemersbestand (personen en fte’s);

– verandering in het aantal gewerkte uren (fte’s); een toename geldt als instroom in het oude werknemersbestand, een daling als uitstroom. Daling in aantal gewerkte uren van (een) werknemer(s) dient ook tot uitdrukking te komen bij 332 (uitstroom in fte’s);

– verhuizing van een ‘oude’ werknemer naar een gemeente waar die persoon niet in dienst is, vervolgens gevolgd door een gelijktijdig ontslag bij de oude gemeente en indienstneming bij de gemeente waarvan die persoon ingezetene is geworden. De werknemer blijft als ‘oude’ werknemer gelden, en is dus instroom in het ‘oude’ werknemersbestand (personen en fte’s);

– overdracht met budget en taakstelling van een ‘oude’ werknemer door een andere gemeente (personen en fte’s) naar de gemeente waar de werknemer ingezetene is. Hierbij geldt eveneens dat de oude werknemer nog aangemerkt blijft als een oude werknemer. Een dergelijke overdracht dient wel te zijn gemeld aan het ministerie van SZW.

– instroom van een ‘oude’ werknemer via de terugkeergarantie binnen drie jaar na uitstroom naar regulier werk (personen en fte’s).

Codes 311 en 312 Dienstbetrekking/arbeidsovereenkomst aangegaan na 1 januari 1998

Evenals bij de codes 301 en 302 vermeldt de gemeente hier de gemiddelde realisatie in 2004 in personen en in fte’s (ook bij totaal). Voor de vaststelling van de gemiddelde realisatie berekent de gemeente het gemiddelde van de 12 einde maandstanden in 2004. De som van de realisaties – in personen en in fte’s – naar licht, matig en ernstig zijn gelijk aan de twee totalen. De twee totalen komen overeen met de betreffende uitkomsten in de hulptabellen opgenomen in de bijlage en de voorbeeldberekening voor de maximaal 32 uur gemiddeld nieuwe instroom Wsw bij code 312.

Bij de plaatsingen vanaf de wachtlijst in het werknemersbestand in 2004, kan het uitsluitend gaan om personen die op het moment van plaatsing ingezetene zijn in de eigen gemeente of het eigen WGR-gebied. Wanneer in 2004 een ingezetene uit een andere gemeente is geplaatst, dient de andere gemeente deze plaatsing op te geven in alle rubrieken waarin deze een rol speelt, inclusief de realisatie (codes 212, 311 en 312).

Codes 321 t/m 324 Wachtlijst (ultimo standen)

De opgave van de personen die gedurende 2004 op de wachtlijst staan vindt op de volgende wijze plaats:

  • De gemeente doet opgave van de personen die op de wachtlijst zijn geplaatst.

  • De opgave van de gemeente betreft uitsluitend personen die ingezetene zijn van die gemeente.

  • De opgave van de wachtlijstgegevens vindt alleen plaats door een samenwerkingsverband als dit is gebaseerd op artikel 8, eerste lid, WGR én als de gemeente al haar taken en bevoegdheden aan dat samenwerkingsverband heeft overgedragen. Wanneer een gemeente niet is aangesloten bij een GR voor 2004, is die gemeente voor 2004 verantwoordelijk voor haar eigen wachtlijst. Gemeenten die gebruik maken van meerdere GR-verbanden zijn eveneens verantwoordelijk voor de eigen wachtlijst. Zij hebben immers hun taken en verantwoordelijkheden niet integraal aan één GR overgedragen.

Bij de codes 321 t/m 324 doet de gemeente opgave van het totaal van:

  • A de ingezetenen die na een (her)indicatiebeschikking op de wachtlijst zijn geplaatst en op de laatste dag van het betreffende kwartaal nog niet waren uitgestroomd vanwege plaatsing in het werknemersbestand of anderszins;

  • B ingezetenen die vanuit de SV-regelingen in de Wsw zijn ingestroomd en onvrijwillig werkloos zijn geworden;

  • C ‘oude’ werknemers die arbeid zijn gaan verrichten buiten het kader van de Wsw en vervolgens binnen drie jaar onvrijwillig werkloos zijn geworden en die niet direct instromen in het werknemersbestand Wsw.

De datum waarop het indicatiebesluit is genomen en waarop de ingezetene formeel is toegelaten tot de doelgroep, geldt als datum voor plaatsing op de wachtlijst. Voor de vaststelling van de omvang van de wachtlijst per einde kwartaal is bij nieuw geïndiceerden deze datum doorslaggevend.

De ingezetene die in februari een verzoek tot plaatsing in de Wsw heeft ingediend en op wiens verzoek in mei de gemeente beslist, wordt derhalve pas vanaf het tweede kwartaal tot de wachtlijst gerekend. De datum van aanmelding is hierbij dan ook niet van belang.

Codes 331 en 332 Totale uitstroom werknemersbestand (in absolute aantallen)

De opgave van het werknemersbestand vindt op de volgende wijze plaats:

  • De gemeente doet opgave van de personen (alleen eigen ingezetenen op het moment van plaatsing in het werknemersbestand) die vanaf 1 januari 1998 tot het werknemersbestand zijn toegelaten. Omdat de plaatsing alleen vanaf de wachtlijst of door naadloze overgang door verhuizing kan plaatsvinden en de wachtlijst vanaf 1 januari 1998 een verantwoordelijkheid van de gemeente is, heeft de gemeente over deze personen ook wachtlijstgegevens verstrekt (uitzondering vormt de zogenaamde overgang door verhuizing).

  • De opgave van dienstbetrekkingen die vanaf 1 januari 1998 e.v. zijn aangegaan, vindt alleen plaats door een samenwerkingsverband als dit voldoet aan de criteria van de nieuwe Wsw.

  • De gemeente of het WGR-verband waarnaar de taken van de oude bestuurlijke eenheid zijn overgegaan bij het in werking treden van de Wsw per 1 januari 1998, doet opgave van alle personen die al op 31 december 1997 een dienstbetrekking bij die bestuurlijke eenheid hadden. Het is hierbij niet van belang of de betrokkene ingezetene is van de betreffende gemeente of van een van de gemeenten die deel uitmaken van het WGR-verband.

De gemeente geeft het aantal personen en het aantal arbeidsplaatsen (fte’s) op van degenen van wie de dienstbetrekking of arbeidsovereenkomst gedurende het betreffende kalenderjaar is beëindigd en dat ten grondslag ligt aan de berekening van het netto-uitstroompercentage als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, Besluit financieel verdeelmodel sociale werkvoorziening. Dit houdt ook in dat een vermindering in aantal arbeidsuren per week wordt opgegeven als een uitstroom, uitgedrukt in arbeidsplaatsen en niet in personen.

De gemeente waarmee de persoon die uitstroomt, een dienstverband had, doet de opgave. De gemeente die verantwoordelijk is voor de opgave over het ‘oude’ werknemersbestand doet ook de opgave over de uitstroom van personen uit dit oude werknemersbestand. Op dezelfde wijze doet de gemeente die verantwoordelijk is voor de opgave over het ‘nieuwe’ werknemersbestand (personen die bij plaatsing na 1 januari 1998 eigen ingezetenen waren) de opgave over de uitstroom van degenen uit dit nieuwe werknemersbestand.

Bij de uitstroomgegevens geeft de gemeente geen gemiddelden op, maar de gehele uitstroom in personen en fte’s die gedurende het kalenderjaar heeft plaatsgevonden. Hierbij gaat het dus om een cumulatief gegeven.

  • Voorbeeld 1

    Uitstroom van persoon A op 1 september 2004 met een arbeidsovereenkomst van 36 uur, aangegaan na 1 januari 1998 is uitgedrukt in uitstroom personen: 1 en uitgedrukt in arbeidsplaatsen: 1 fte.

  • Voorbeeld 2

    Uitstroom van persoon B die tijdens het jaar een dienstverband is aangegaan van 18 uur, en tijdens het jaar weer uitstroomt: uitstroom in personen: 1, en uitstroom in arbeidsplaatsen: 0,5 fte.

  • Voorbeeld 3

    Persoon C werkt 36 uur per week en gaat vanaf 1 augustus 2004 nog maar 28 uur werken. In personen bedraagt de uitstroom: 0 en in arbeidsplaatsen: 8/36 fte.

  • Voorbeeld 4

    Persoon D werkt 36 uur per week aan het begin van het jaar, gaat vervolgens 16 uur werken (20 uur uitstroom), daarna weer 36 uur en eindigt het jaar met 16 uur (nogmaals 20 uur uitstroom). In totaal is er dus sprake van 40 uur uitstroom (en 20 uur instroom).

    In personen bedraagt de uitstroom: 0 en in arbeidsplaatsen: 1,1 fte (= 40/36).

Codes 341 en 342 Uitstroom naar reguliere arbeid (doorstroom)

Als onderdeel van de totale uitstroom werknemersbestand neemt de gemeente apart de uitstroom naar reguliere arbeid op. Ook hier betreft het absolute aantallen zoals bij de codes 331 en 332.

Bijlage 2

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

[Red: Ligt met ingang van 1 november 2003 ter inzage bij Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.]

Bijlage 3

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.]

Bijlage 4

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.]

Bijlage 7. behorende bij de Regeling financiering en verantwoording Wet sociale werkvoorziening , artikel 6, lid 4

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Informatiebehoefte Wsw toezichtsgegevens, te registreren in gemeentelijke administratie

De hierna genoemde hoofdstukken en artikelen corresponderen met de tekst van de Wet sociale werkvoorziening.

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen (art. 1)

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikel 1

Aantekening, indien dit speelt, van gemeenschappelijke regeling op grond van artikel 8, eerste lid WGR, alsmede samenstelling van dit Openbaar Lichaam.

Overige in dit artikel genoemde onderwerpen worden geregeld bij hoofdstuk 5: de Indicatie.

Hoofdstuk 2. De Gemeentelijke Sociale werkvoorziening (art. 2, art. 4, art.5, art. 6)

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikel 2

Algemeen:

  • Aantal ingezetenen (behorend tot de doelgroep), die blijkens een (her-)indicatiebeschikking tot de doelgroep behoren, waarmee de gemeente of het Openbaar Lichaam een dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst heeft afgesloten (de mate waarin bevorderingsplicht is gerealiseerd);

  • Aantekening dat arbeidsovereenkomsten zijn vastgesteld conform de bepalingen van titel 7A BW;

  • Vastleggen in arbeidsovereenkomst het aantal te werken uren per week;

  • Indien relevant, aanwezigheid van aanwijzingsbesluit waarin geregeld de inhoud van de rechtsbetrekking tussen gemeente en betrokken rechtspersoon.

  • Duidelijkheid gegeven over de feitelijke verantwoordelijkheidsverdeling onder handhaving van bestuurlijke verantwoordelijkheid van gemeente voor de uitvoering.

Artikel 4

Uit een document moet blijken op welke wijze de samenwerking tussen betrokken partijen gestalte krijgt, specifiek t.a.v. de in artikel 4 beschreven doelgroepen.

Artikel 5

Model of richtlijnen waaruit objectieve prijsstelling op grond van calculatie blijkt.

Artikel 6

Persoonsniveau:

  • datum opzegging dienstbetrekking bij gebleken niet-medewerking aan herindicatie;

  • datum opzegging dienstbetrekking bij gebleken weigering meewerken aan het behoud dan wel het bevorderen van zijn arbeidsbekwaamheid: aanwezigheid van advies hierover van Indicatiecommissie

  • datum opzegging dienstbetrekking, indien niet meer behorend tot de doelgroep:

    • *

      aangegeven datum beschikbaarheid alternatieve opvangmogelijkheid;

    • *

      vaststellen datum weigering van aanbod passende arbeid;

    • *

      aanwezigheid onaantastbaar geworden herindicatiebeschikking.

Hoofdstuk 3. Subsidieverstrekking door de gemeente (art.7, en Besluit arbeidsinpassing en begeleiding sociale werkvoorziening en de daarop gebaseerde regeling)

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikel 7

Algemeen:

  • Aangeven op welke wijze gemeente toezicht houdt op de begeleidingsorganisatie( s).

  • Controle zichtbaar of personen die feitelijke begeleiding geven, verbonden zijn via contract of overeenkomst aan de rechtspersoon die tot doel heeft de inpassing en begeleiding te verrichten.

  • Zichtbare verificatie op overige controlepunten ex artikel 6 van het Besluit Arbeidsinpassing en begeleiding sociale werkvoorziening;

  • Vastlegging van gemaakte afspraken met de werkgever, waaronder de (loon)kostensubsidie en vergoeding als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van het Besluit arbeidsinpassing en begeleiding sociale werkvoorziening.

Persoonsniveau:

  • In voorkomende situaties (na 6 maanden ex artikel 4, tweede lid, Besluit arbeidsinpassing en begeleiding sociale werkvoorziening) vastlegging van de mededeling van de gemeente dat aan betrokkene automatisch toestemming wordt verleend om zelf te voorzien in een begeleidwerken plaats;

  • Aanwezigheid afschrift van de arbeidsovereenkomst, waarin in ieder geval het aantal werkuren per week is vastgelegd;

  • Vastlegging gemiddelde begeleidingstijd inclusief op de werkplek uitgedrukt in een percentage (artikel 5 van het Besluit arbeidsinpassing en begeleiding sociale werkvoorziening).

Hoofdstuk 4. Subsidie aan de gemeente (art. 8, art. 9, art. 10; ten aanzien van artikel 10 zijn nog geen nadere vast te leggen gegevens geformuleerd)

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikel 8

Zie hoofdstuk 2 Algemeen; arbeidsovereenkomsten.

Artikel 9, eerste lid, onder a

Algemeen:

Het aantal in het betreffende jaar gerealiseerde arbeidsjaren uit dienstbetrekkingen en arbeidsovereenkomsten op basis van volledige werkweken.

Persoonsniveau:

De arbeidshandicapcategorie, zoals vastgesteld door de gemeente naar aanleiding van het advies van de indicatiecommissie en de eventuele afwijking van het advies met motiverende redenen door gemeente.

Artikel 9, eerste lid, onder b

Persoonsniveau:

  • Aanwezigheid van onaantastbaar geworden herindicatiebeschikking m.b.t. vaststelling ’niet meer behorend tot de doelgroep’;

  • Datum feitelijke beschikbaarheid alternatieve opvangmogelijkheid;

  • Datum weigering aanbod van passende arbeid onder normale omstandigheden;

  • Aantekening dat geldende opzegtermijn is toegepast.

Artikel 9, eerste lid, onder c

Vindt uitwerking in alle hier weergegeven artikelen

Artikel 9, eerste lid, onder d

Algemeen:

  • Aanwezigheid bestemmingsbesluit in het jaar na het jaar van verlening t.a.v. besteding subsidie-overschot (niét eventueel positief exploitatie saldo!) voor Wsw- dan wel WIW-uitvoering. Tevens aangeven van termijn waarbinnen feitelijke besteding moet plaatsvinden.

  • Weergave van de feitelijke besteding van subsidie-overschot van de subsidie voor het jaar ’t’(op betreffende jaaropgave die correspondeert met de aangegeven termijn).

Hoofdstuk 5. De indicatie (art. 3, art. 11, art. 12, en Besluit indicatie sociale werkvoorziening en de daarop gebaseerde regeling)

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikelen 11 en 12:

Algemeen:

  • De aanwezigheid gemeentelijk besluit (gemeenteraadsbesluit) over taak en werkwijze commissie en gemeente bij (her)indicatie en voorgenomen opzegging van dienstbetrekking;

    Hierin c.q. op grond hiervan is vastgelegd:

    • *

      de functionele samenstelling van de Indicatiecommissie (cf. Wet, Besluit en Regeling indicatie sociale werkvoorziening) plus een verklaring dat er geen sprake is van incompatibiliteiten;

    • *

      indien van toepassing, functiebeschrijving aanwezig van ambtelijke ondersteuning van de commissie;

    • *

      het voorgeschreven kwaliteitszorgsysteem met beschrijving van de verschillende onderdelen/stappen

    • *

      volgens artikel 9, tweede en derde lid, van de Regeling indicatie sociale werkvoorziening

  • Aanwezigheid van mandateringsregeling van besluitvorming aan gemeenteambtenaar m.b.t.de indicatievaststelling

Persoonsniveau:

  • -

    Aanvraag

    • aanvraag van betrokkene;

    • datum ontvangst aanvraag;

    • ondertekening aanvraag;

    • in geval van niet-zelf ondertekening: reden zichtbaar;

    • toestemming van betrokkene zichtbaar voor raadpleging relevante experts;

    • afschrift aanwezig van bewijs van inschrijving in gemeente;

    • afschrift aanwezig van inschrijving als werkzoekende bij Arbeidsvoorzieningsorganisatie.

  • -

    Advies Indicatiecommissie

    • -

      datum ontvangst van adviesaanvraag door commissie aan te tekenen op het advies;

    • -

      aanwezigheid advies;

    • -

      datum advies;

    • -

      schriftelijk rapport van het gehouden onderzoek toegevoegd.

  • -

    De Indicatie

    • zichtbaarheid van vaststelling door gemeente van volledigheid onderzoeksrapport bij advies (onderwerpen ex artikel 3 van het Besluit indicatie sociale werkvoorziening);

    • tijdigheid vaststelling indicatie: datum vastleggen van vaststelling indicatie;

    • beschikking ex artikel 11, eerste lid, van de wet aanwezig;

    • volledigheid indicatiebesluit:

      • *

        advies van de Indicatiecommissie aanwezig;

      • *

        geldigheidsduur vermeld conform Regeling Indicatie sociale werkvoorziening;

      • *

        vaststelling behorend tot doelgroep (zie facetten artikel 1, eerste lid van de wet);

      • *

        indeling betrokkene in een van de drie arbeidshandicapcategoriëen inclusief aanduiding van prestatieniveau ex artikel 6, vijfde lid Besluit indicatie sociale werkvoorziening;

      • *

        beschrijving van in eerste aanleg noodzakelijk bevonden voorzieningen of maatregelen van/ in werkomstandigheden m.b.t. het verrichten van arbeid van betrokkene;

      • *

        oordeel over eventuele toepassing hoofdstuk 3 van de wet (aangeven of betrokkene in aanmerking komt);

      • *

        oordeel over eventuele toepassing van scholingstraject;

      • *

        kennisgeving indicatie aan aanvrager en rechtspersoon ex art. 2, derde lid van de wet.

  • -

    Herindicatie

    • tijdigheid aanvrage advies tot herindicatie: datum;

    • herindicatieadvies en onderzoeksrapport in dossier aanwezig;

    • datum herindicatiebeschikking;

    • geldigheidsduur herindicatie vermeld;

    • bij herindicatie in situaties als bedoeld in art. 8, vijfde lid van het Besluit indicatie sociale werkvoorziening, vaststelling dat herindicatie beperkt is gebleven tot beoordeling van het in staat zijn tot arbeid als bedoeld in hoofdstuk 3 van de wet.

N.B: Géén indicatie van personen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet werkzaam waren met toepassing van de artikelen 11 en 12 van de ’Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomsten uit arbeid’ en de ’Regeling vergoeding persoonlijke ondersteuning gehandicapte werknemers’; zie artikel 8, eerste en tweede lid, Besluit arbeidsinpassing en begeleiding sociale werkvoorziening.

  • -

    Lijst van ingezetenen behorend tot doelgroep en wachtlijst

    • aanwezigheid van lijst van ingezetenen die tot de doelgroep van de wet behoren;

    • apart of als te onderscheiden onderdeel van de ’lijst van ingezetenen behorend tot de doelgroep’ aanwezig de wachtlijst met geïndiceerde personen;

    • datum aanvraag van geïndiceerden zichtbaar op wachtlijst;

    • aanwezigheid voorgeschreven persoons- en andere gegevens ex art. 7, derde lid a t/m g van Indicatiebesluit;

    • datum van verwijdering van wachtlijst met reden van verwijdering aangegeven (ex artikel 7, vierde lid, van het Besluit indicatie sociale werkvoorziening);

    • terugkeergarantieregelingen cf. artikel 7, zesde, zevende en achtste lid, Besluit indicatie sociale werkvoorziening:

      • *

        op verzoek betrokkene;

      • *

        bewaking van de werkingsduur garantieregeling.

  • -

    Overgangsrecht bestaande wachtlijst

    • tijdigheid indicatie personen op wachtlijst ex art. 1, onder b, van het Besluit indicatie sociale werkvoorziening zoals dit besluit luidde tot datum inwerkingtreding Wsw: aangeven datum van indicatie betrokkene;

    • juistheid volgorde van plaatsing = conform datum waarop persoon was toegelaten tot personenkring van de WSW (deze oorspronkelijke datum vermelden).

  • -

    Overgangsrecht terugkeergarantie

    • voor bedoelde personen terugkeer op wachtlijst zonder indicatie of herindicatie;

    • datum verwijdering van oude wachtlijst;

    • datum ingang garantieplaatsing op nieuwe wachtlijst;

    • voor betrokken personen tevens bij voorrang arbeidsovereenkomst c.q. dienstbetrekking aangeboden bij onvrijwillige werkloosheid (bij dienstbetrekking onvrijwillige werkloosheid binnen één jaar); cf. artikel 12, tweede en derde lid Besluit indicatie sociale werkvoorziening.

Hoofdstuk 6. Toezicht en informatie (art. 13, en art. 14 en 15; ten aanzien van de artikelen 14 en 15 zijn nog geen nadere vast te leggen gegevens geformuleerd)

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikel 13

Aan de administratie zijn eisen van controleerbaarheid van de besluitvormings-, uitvoerings-, controle-, en verantwoordingsprocessen gesteld.

Hoofdstuk 7. Overgangsbepalingen (art. 16, art.17, art. 18, art. 20)

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikel 16

Alle dienstbetrekkingen van vlak voor het inwerking treden van de Wsw alsmede de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen zijn gehandhaafd.

Artikel 20

Instelling ondernemingsraad (toetspunt in jaar waarin de 2-jaarstermijn verloopt)

Naar boven