Mandatering ministeriële bevoegdheid aanwijzing ambtenaren rijksbelastingdienst als deurwaarder

[Regeling vervallen per 01-01-2008.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-02-2003 t/m 31-12-2007

Mandatering ministeriële bevoegdheid aanwijzing ambtenaren rijksbelastingdienst als deurwaarder

De Staatssecretaris van Financiën,

Overwegende,

  • -

    dat krachtens het bepaalde in artikel 4 van de Invorderingswet 1990 uitsluitend bevoegd is tot het verrichten van de bij of krachtens de wet aan een deurwaarder opgedragen werkzaamhe-den, voor zover die werkzaamheden geschieden in opdracht van een ontvanger en betreffen de vervolgingen voor de invordering van rijksbelastingen: een belastingdeurwaarder;

  • -

    dat krachtens het bepaalde in artikel 2, eerste lid, onderdeel j, van de Invorderingswet 1990 belastingdeurwaarder is de door de Minister van Financiën als zodanig aangewezen ambtenaar van de rijksbelastingdienst;

  • -

    dat deze wettelijke bevoegdheid tot het aanwijzen van een ambtenaar van de rijksbelastingdienst in de functie van belastingdeurwaarder, krachtens besluit van 31 augustus 1994, nr. WJB94/1208M, wordt uitgeoefend door de Staatssecretaris van Financiën;

  • -

    dat de benoeming van een ambtenaar van de rijksbelastingdienst in groepsfunctie D mede inhoudt dat hij is aangewezen als belastingdeurwaarder zoals bedoeld in de Invorderingswet 1990;

  • -

    dat er thans behoefte bestaat om de deurwaarderswerkzaamheden van het betekenen van dwangbevelen ook te laten verrichten door andere ambtenaren van de rijksbelastingdienst dan zij die zijn benoemd tot groepsfunctionaris D;

  • -

    dat er daarom aanleiding bestaat om de bevoegdheid tot het aanwijzen van ambtenaren van de rijksbelastingdienst als belastingdeurwaarder te mandateren aan de hoofden van de eenheden van de rijksbelastingdienst,

Besluit:

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

  • 1. De uit de Invorderingswet 1990 voortvloeiende bevoegdheid tot het aanwijzen van ambtenaren van de rijksbelastingdienst als belastingdeurwaarder te mandateren aan de voorzitters van de managementteams van de in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003, genoemde organisatieonderdelen;

  • 2. te bepalen dat de aanwijzing als in punt 1 bedoeld, er uitsluitend toe kan leiden dat aan de desbetreffende ambtenaren de betekening van dwangbevelen wordt opgedragen;

  • 3. te bepalen dat de aanwijzing als in punt 1 bedoeld, uitsluitend kan betreffen ambtenaren van de rijksbelastingdienst die zijn benoemd in een groepsfunctie of - als zij zijn benoemd in een individueel gewaardeerde functie - bezoldigd worden volgens schaal 5 of hoger (bijlage A van het BBRA 1984).

De

Staatssecretaris

van Financiën,

W.A. Vermeend

Naar boven