Beleid met betrekking tot inleners- en ketenaansprakelijkheid

[Regeling vervallen per 01-01-2008.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 25-02-1997 t/m 31-12-2007

Beleid met betrekking tot inleners- en ketenaansprakelijkheid

De plaatsvervangend Directeur-Generaal der Belastingen heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten:

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Ingevolge het bepaalde in art. 34 INV1990 is een derde hoofdelijk aansprakelijk voor de loonbelasting welke de inhoudingsplichtige verschuldigd is in verband met het verrichten van werkzaamheden door zijn werknemer, indien die werknemer, onder instandhouding van zijn dienstbetrekking tot de inhoudingsplichtige, ter beschikking is gesteld aan de derde om onder diens toezicht of leiding werkzaam te zijn (inlenersaansprakelijkheid). Ingevolge het bepaalde in art. 35 INV1990 is de aannemer hoofdelijk aansprakelijk voor de loonbelasting die de onderaannemer verschuldigd is in verband met het verrichten van werkzaamheden door zijn werknemers terzake van dat werk (ketenaansprakelijkheid).

Het onderhavige besluit strekt ertoe om ten aanzien van de wijze waarop de aansprakelijkheid met betrekking tot de loonbelasting in voorkomend geval door de ontvanger wordt berekend, uniformiteit te bevorderen. Daarnaast wordt het aansprakelijkheidsbeleid zoals neergelegd in de LI1990 op een aantal onderdelen aangevuld respectievelijk aangepast.

Daar waar in het hierna volgende wordt gesproken over de aannemer en de onderaannemer wordt daarmee tevens gedoeld op de inlener en de uitlener, tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld.

2. De berekening van de aansprakelijkheid

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Ingevolge het bepaalde in art. 27 LB is de onderaannemer/werkgever verplicht de loonbelasting in te houden (onder andere) op het tijdstip waarop het loon aan de werknemer wordt uitbetaald. De hoofdelijke aansprakelijkheid van de aannemer ontstaat op datzelfde tijdstip en primair ook tot hetzelfde bedrag. Aangezien de aansprakelijkheid steeds op een later tijdstip wordt geconcretiseerd in een aansprakelijkstelling, dient ten tijde van de beschikking ex art. 49 INV1990 te worden vastgesteld in hoeverre het bedrag van de aansprakelijkheid – zoals dat is ontstaan ten tijde van de wettelijke inhoudingsplicht – (de primaire aansprakelijkheid) nog verschuldigd is. Daartoe dient de ontvanger te bezien of, en zo ja in hoeverre, het bedrag van de aansprakelijkheid, zoals primair belopen uit de wet, dient te worden verminderd als gevolg van betalingen (op aangifte en/of op naheffingsaanslag) door de onderaannemer/inhoudingsplichtige. Deze toerekening van betalingen aan ‘het werk’ kan bijvoorbeeld plaatsvinden aan de hand van de (loon)administratie van de onderaannemer en/of aan de hand van de afdrachten/betalingen over de verschillende aangiftetijdvakken. Indien afdrachten/betalingen redelijkerwijs niet kunnen worden toegerekend aan bepaalde werken, vindt een evenredige toerekening daarvan plaats aan alle werken gedurende het naheffingstijdvak. De post indirecte loonkosten wordt in deze evenredige toerekening betrokken. Het bedrag waarvoor de aansprakelijkheid – pro resto – bestaat, wordt verkregen door het bedrag van de primaire aansprakelijkheid te verminderen met de aan het werk toe te rekenen afdrachten en/of betalingen. Bij de vaststelling van dit bedrag wordt primair (zie echter hierna bij 1.3.) geen rekening gehouden met vrijwarende betalingen door de aannemer, zoals betalingen op de g-rekening van de onderaannemer en rechtstreekse stortingen.

3. Vrijwarende betalingen als toetsingsinstrument voor de vaststelling van het bedrag waarvoor de aansprakelijkheid bestaat

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Aannemers kunnen hun hoofdelijke aansprakelijkheid beperken door middel van het verrichten van betalingen op de g-rekening van de onderaannemer (art. 35, lid 5 INV1990) alsmede door middel van rechtstreekse stortingen ten behoeve van de onderaannemer bij de C.B.A.

Na de vaststelling van het bedrag waarvoor de aansprakelijkheid geldt als bedoeld en toegelicht bij 1.2., gaat de ontvanger na of vrijwarende betalingen door de aannemer dienen te leiden tot een neerwaartse herziening van dit bedrag. Daarbij geldt het volgende beleid.

  • a. G-betalingen waarbij aan de gestelde voorwaarden is voldaan In de artikelen 37 en 38 Uitv Reg INV1990 is een aantal voorwaarden opgenomen waaraan in elk geval dient te zijn voldaan teneinde een beroep te kunnen doen op het vermoeden van betaling als bedoeld in art. 35, lid 5 INV1990.Indien de aannemer aan deze voorwaarden heeft voldaan, dient diens primaire aansprakelijkheid (zoals aanvankelijk belopen uit de wet) te worden verminderd met het loonbelastingdeel van het op de g-rekening van de onderaannemer gestorte bedrag. Deze vermindering geldt ook wanneer het gestorte bedrag de ontvanger uiteindelijk niet heeft bereikt, maar vindt geen toepassing in het geval de aannemer wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de onderaannemer in gebreke zou blijven het gestorte bedrag aan te wenden voor de betaling van loonbelasting of sociale verzekeringspremies.

  • b. G-betalingen waarbij aan de gestelde voorwaarden niet is voldaanIn het geval de aannemer niet heeft voldaan aan de onder a. hiervoor bedoelde voorwaarden, wordt diens primaire aansprakelijkheid slechts verminderd voorzover de g-betaling wordt geacht (zie hierna) bij de ontvanger te zijn terecht gekomen. Om dit te bepalen zal de ontvanger alle betalingen die de onderaannemer van zijn g-rekening ten behoeve van het naheffingstijdvak heeft verricht optellen en van de som het bedrag van de gekwalificeerde g-betalingen (ad a.) aftrekken. Het saldo van deze berekening wordt naar evenredigheid van hun g-betalingen – met betrekking tot het naheffingstijdvak –, toegerekend aan de aannemers die niet aan de gestelde voorwaarden hebben voldaan.

  • c. Rechtstreekse stortingen bij de C.B.A. Indien de aannemer ten behoeve van zijn onderaannemer de terzake van het werk verschuldigde loonbelasting rechtstreeks heeft gestort bij de C.B.A., strekt deze betaling tot vermindering van de primaire aansprakelijkheid mits zij voldoende is gespecificeerd. De betaling is in elk geval voldoende gespecificeerd indien daarbij naast de gegevens van de onderaannemer, diens loonbelastingnummer, de benaming van het werk en de periode waarin het werk is verricht, is vermeld.

  • d. G-betalingen van de inlener (uitzondering). In het geval een inlener het in de factuur van zijn uitlener begrepen loonbelastingdeel betaalt via de g-rekening van zijn uitlener , wordt deze betaling in beginsel op gelijke wijze behandeld als ware de inlener een aannemer en de uitlener een onderaannemer. Dit laatste lijdt uitzondering, en in zoverre bestaat er dus onderscheid tussen aanneming van werk enerzijds en inlening van personeel anderzijds, indien het bedrag dat de inlener heeft gestort op de g-rekening van zijn uitlener, afkomstig is van zijn eigen g-rekening (doorstorting). Alleen indien de inlener de g-betaling heeft verricht van zijn vrije rekening, komt hij in beginsel in aanmerking voor beperking van zijn aansprakelijkheid. Het bepaalde onder a. en b. hiervoor, vindt daarbij overeenkomstige toepassing.

Het bedrag van de primaire aansprakelijkheid, verminderd met de ‘vrijwaringen’ als hiervoor genoemd en toegelicht onder a, b en c, wordt vergeleken met de uitkomst van de berekening ad 1.2. In de aansprakelijkstelling zal de ontvanger uitgaan van de laagste van beide uitkomsten.

De berekening van het bedrag waarvoor de aansprakelijkheid geldt (1.2.) alsmede de toetsing van de uitkomst daarvan aan de hand van vrijwarende betalingen (1.3.), is in de bijlage uitgewerkt in een aantal voorbeelden.

4. Aansprakelijkheid met betrekking tot het anoniementarief

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Ingeval de werknemer zijn naam, adres of woonplaats niet aan de onderaannemer (inhoudingsplichtige) heeft verstrekt dan wel de identiteit van de werknemer niet is vastgesteld overeenkomstig art. 28, eerste lid, onderdeel f LB, alsmede ingeval de werknemer terzake onjuiste gegevens heeft verstrekt en de onderaannemer (inhoudingsplichtige) dit weet of redelijkerwijs moet weten, bedraagt de belasting ingevolge het bepaalde in art. 26b LB 60% van het loon (anoniementarief). De aannemer is voor de met toepassing van het anoniementarief berekende loonbelasting aansprakelijk. Een matiging is echter op zijn plaats indien de aansprakelijke aannemer op deugdelijke wijze de identiteit van de werknemer kan aantonen en tevens gegevens overlegt aan de hand waarvan diens loon – terzake van het werk – kan worden geïndividualiseerd. De aannemer kan dit doen door een door hemzelf bijgehouden administratie te overleggen waarin de n.a.w.-gegevens, de geboortedatum, het sofi-nummer van de werknemer, een specificatie van de gewerkte uren en een kopie van het identiteitsbewijs zijn opgenomen.

In dat geval zal de ontvanger de hoogte van de aansprakelijkheid voor de betreffende aannemer verlagen aan de hand van de hierna gegeven herrekeningsregels. Deze matiging van de hoogte van de aansprakelijkheid kan plaatsvinden hetzij ten tijde van de aansprakelijkstelling hetzij naar aanleiding van de betwisting als bedoeld in art. 49, lid 3, INV1990 en is overigens niet van invloed op de hoogte van de naheffingsaanslag zelf.

De herrekening vindt plaats door het loon terzake van het werk te bruteren tegen een marginaal percentage, welk percentage wordt verkregen door het gemiddelde van twee maal het laagste en éénmaal het middelste percentage van de volgens artikelen 20a juncto 27, lid 2 LB geldende tarieven. De belasting terzake van het werk waarvoor de aansprakelijkheid bestaat wordt vervolgens berekend met toepassing van hetzelfde (marginale) percentage.Deze ‘tariefmatiging’ vindt niet plaats en beperking van de hoogte van de aansprakelijkheid blijft mitsdien achterwege indien de aannemer wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de onderaannemer met anoniem (zwart) personeel werkte.

De aannemer is ook aansprakelijk voor de loonbelasting die verschuldigd is als gevolg van een latere brutering. Een latere brutering kan zich bijvoorbeeld voordoen indien blijkt dat de onderaannemer de nageheven loonbelasting niet op zijn werknemers heeft verhaald en dus voor eigen rekening neemt. De loonbelasting die als gevolg van dit ‘voor eigen rekening nemen’ wordt nageheven, wordt aangemerkt als ‘belasting terzake van het werk’.

5. Aansprakelijkheid voor bedragen die verband houden met de belasting waarvoor de aansprakelijkheid geldt

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Ingevolge het bepaalde in art. 32, lid 2, INV1990 is de aannemer/inlener ook aansprakelijk voor de in de belastingaanslag begrepen verhogingen, de renten en de kosten, een en ander voorzover het belopen daarvan door de onderaannemer aan de aannemer is te wijten.

  • a. Heffingsrente

    De wettelijke beperking van aansprakelijkheid voor renten – namelijk voorzover het belopen daarvan aan de aannemer is te wijten – heeft uitsluitend betrekking op de te berekenen invorderingsrente.

    Om beleidsmatige redenen dient de ontvanger echter, in het geval sprake is van in de naheffingsaanslag begrepen heffingsrente waarvoor de aannemer ingevolge art. 35 INV1990 aansprakelijk is, eveneens het belopen van deze heffingsrente aan de in art. 32, lid 2 INV1990 bedoelde verwijtbaarheidstoets te onderwerpen.

  • b. Verhogingen

    Ingevolge het bepaalde in art. 35, lid 3, onderdeel d INV1990, is de aannemer niet aansprakelijk voor de in de naheffingsaanslag begrepen verhoging. Alhoewel aansprakelijkstelling van de inlener voor de in de belastingaanslag begrepen verhoging in beginsel mogelijk is, wordt daarvan om beleidsmatige redenen afgezien. Het thans op dit punt geldende onderscheid tussen ketenaansprakelijkheid en inlenersaansprakelijkheid is daarmee vervallen.

6. Informatieverstrekking aan aansprakelijkgestelden

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Ingevolge het bepaalde in art. 49 INV1990 geschiedt aansprakelijkstelling bij beschikking. De ontvanger maakt de beschikking bekend door middel van een gedagtekende kennisgeving onder vermelding van het bedrag waarvoor de aansprakelijkheid bestaat en de grond waarop de aansprakelijkheid berust. In het geval de aannemer een bezwaarschrift indient tegen de naheffingsaanslag voor de betaling waarvan hij aansprakelijk is gesteld, is de ontvanger ingevolge het bepaalde in art. 50, lid 3 INV1990 gehouden hem desgevraagd de gegevens te verstrekken die redelijkerwijs van belang kunnen worden geacht voor het instellen van bezwaar of beroep.

De ontvanger zal zich ten aanzien van laatstbedoelde gegevens – met betrekking tot de naheffingsaanslag – niet kunnen beroepen op zijn geheimhoudingsplicht.

Anders is dit met betrekking tot de gegevens welke niet rechtsreeks verband houden met de naheffingsaanslag. Gegevens of bescheiden met betrekking tot de aansprakelijkheid zelve, de berekening van de omvang van de aansprakelijkheid alsmede met betrekking tot de g-rekening, de door de C.B.A. geadministreerde depotrekening, andere belastingaanslagen van de onderaannemer, de werknemers van de onderaannemer, overigens aansprakelijk te stellen aannemers of bestuurders etc. worden in beginsel, met een beroep op het bepaalde in art. 67, lid 1 INV1990, niet aan de aannemer verstrekt.

Dit laatste lijdt echter uitzondering, indien er van uit moet worden gegaan dat de gevraagde gegevens of bescheiden, ingevolge de bepalingen inzake het bewijsrecht (art. 176 e.v. WRV), door de ontvanger zullen moeten worden verstrekt in het kader van de te voeren civiele procedure. In dat geval wordt het verstrekken van de gevraagde gegevens of bescheiden – in de betwistingsfase – geacht plaats te vinden in het kader van de uitvoering van de INV1990 (art. 67, lid 1 INV1990).

In de kennisgeving van aansprakelijkheid ex art. 49, lid 2 INV1990 neemt de ontvanger, naast de op grond van de wet te vermelden gegevens, in elk geval de volgende gegevens op:

  • de door de onderaannemer ter zake van het werk gerealiseerde omzet;

  • het in die omzet begrepen casu quo naar aanleiding van die omzet berekende loonbestanddeel;

  • de over dat loonbestanddeel verschuldigde loonheffing;

  • de door de onderaannemer afgedragen en/of betaalde loonheffing terzake van het werk (zie 1.2.);

  • de in aanmerking te nemen vrijwarende betalingen van de aannemer (zie 1.3.).

Indien de aannemer met een uitdrukkelijk beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) feitelijke informatie verzoekt met betrekking tot de (onder andere fiscale) aangelegenheden van de onderaannemer, dient dit verzoek in beginsel te worden afgewezen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de WOB uitsluitend het algemene openbaarheidsbelang en niet het specifieke belang van de aannemer bij de gevraagde gegevens dient. Het verzoek dient overigens steeds te worden getoetst aan de uitzonderingsgronden als vermeld in art. 10 WOB In een aantal gevallen zal de absolute uitzonderingsgrond ex art. 10, lid 1, onderdeel c WOB, de verstrekking van de gevraagde gegevens reeds in de weg staan. Bij de in het kader van art. 10, lid 2 WOB, te verrichten belangenafweging worden enerzijds het algemene of publieke openbaarheidsbelang en anderzijds de door de WOB beschermde belangen – waaronder mede begrepen de belangen van de Belastingdienst bij de geheimhouding van gegevens en van de ontvanger als procespartij – betrokken.

7. Samenloop derdenbeslag en aansprakelijkheid

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Indien vooraleer tot aansprakelijkstelling wordt overgegaan, door de ontvanger ten laste van de onderaannemer derdenbeslag wordt gelegd onder de aansprakelijke aannemer, is de aannemer ingevolge het bepaalde bij art. 476a e.v. WRV verplicht verklaring te doen van hetgeen hij onder zich heeft en de door het beslag getroffen geldsom – onverkort – aan de ontvanger af te dragen.

Bij een daarop volgende aansprakelijkstelling van de aannemer, zal de ontvanger het uit hoofde van het eerdere derdenbeslag verhaalde bedrag op het bedrag van de aansprakelijkstelling in mindering brengen indien (bijvoorbeeld in de betwistingsfase) blijkt dat zowel het door het derdenbeslag getroffen bedrag – ongeacht op welke belastingschuld dit bedrag is afgeboekt – als de aansprakelijkheidsvordering van de ontvanger beide betrekking hebben op dezelfde rechtsverhouding (de overeenkomst van aanneming van werk) tussen de aannemer en de onderaannemer.

8. Overgangsbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2008]

Voorzover in het voorgaande sprake is van nieuw of gewijzigd beleid, geldt een en ander voor alle aansprakelijkstellingen waarvoor op het tijdstip waarop dit besluit is genomen nog niet is overgegaan tot dagvaarding als bedoeld in art. 49, lid 4 INV1990.

Naar boven