MDW-operatie Wet Geluidhinder

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 18-12-1996 t/m heden

MDW-operatie Wet Geluidhinder

Circulaire aan besturen van provincies en gemeenten

1. Inleiding

Bij brief van 14 augustus 1996 (Kamerstukken II 1995/96, 24036, nr. 26) heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de voorgenomen herziening van het geluidhinderinstrumentarium in het kader van het project ’Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit’ (MDW). Genoemde brief en het advies van de MDW-werkgroep Wet geluidhinder treft u bijgaand aan.

Op 22 oktober 1996 is het MDW-advies besproken in de Vaste commissie van de Tweede Kamer voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De commissie ziet het belang in van een herziening van het geluidinstrumentarium en stemt in met de planning van het vervolgtraject. De inhoudelijke opmerkingen van de commissie zullen worden meegenomen bij de uitwerking van het MDW-advies in het kader van het Project Modernisering Instrumentarium Geluidbeleid (MIG).

In deze brief informeer ik u over het MDW-advies en het kabinetsstandpunt en ga ik kort in op het vervolgtraject. Ik ga tevens in op de uitvoering van de huidige taken in het kader van de Wet geluidhinder en aanverwante wet- en regelgeving en de wijze waarop nader informatie over het project verkregen kan worden.

2. Hoofdlijnen MDW-advies Wet geluidhinder

De hoofdlijnen van het MDW-advies ’Het geluid geordend’ zijn als volgt. Vanwege het lokale karakter van de geluidhinder en de ruime gemeentelijke ervaring met geluidhinder wordt een verdere decentralisatie voorgesteld van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het gebied van het geluidhinderbeleid.

In het MDW-advies wordt in concreto voorgesteld om de gemeenteraad in een nota een doelstelling te laten vaststellen voor de geluidhinderbestrijding op haar grondgebied alsmede het beleid en de maatregelen om die doelstelling te realiseren. Volgens de werkgroep moet de gemeenteraad zelf de bevoegdheid krijgen om voor elk gebied binnen de gemeente de maximale geluidnormen vast te stellen.

Op centraal niveau zou een richtwaarde moeten worden vastgesteld met dezelfde betekenis en waarde als de huidige voorkeursgrenswaarde, alsmede een aantal voorwaarden waaraan het gemeentelijke geluidbeleid moet voldoen. De bevoegdheden voor de beoordeling van de geluidsaspecten voor rijkswegen, spoorwegen, luchthavens en andere projecten van nationaal belang dienen naar de opvatting van de werkgroep binnen de bevoegdheid van de rijksoverheid te blijven. Naast dit voorstel voor de bevoegdhedenverdeling bevat het MDW-advies voorstellen voor een vereenvoudiging van het stelsel van geluidnormen, vermindering van de administratieve lastendruk en versterking van de marktwerking binnen het geluidbeleid. Kortheidshalve verwijs ik u voor deze elementen van het MDW-advies naar de bijlagen bij deze brief.

3. Het standpunt van het kabinet inzake het MDW-advies Wet geluidhinder

Het advies van de MDW-werkgroep Wet geluidhinder wordt door het kabinet in principe onderschreven. De voorstellen sluiten goed aan bij het streven van het kabinet om te komen tot een versterking van de externe integratie van het milieubeleid. Hierbij past dat er meer ruimte komt voor en een groter beroep wordt gedaan op eigen verantwoordelijkheid van de betrokken partijen. Ook het streven naar grotere beleidsvrijheid van de andere overheden speelt daarin mee.

Voor wat betreft de verdere beoordeling van het advies maakt het kabinet een onderscheid tussen het voorstel voor de bevoegdhedenverdeling en de overige onderwerpen. Het kabinet kan zich in principe vinden in het voorgestelde bevoegdhedenmodel. Wel is het kabinet van oordeel dat dit model ingrijpende en verregaande wijziging van de bestaande verantwoordelijkheden zal betekenen. Naar het oordeel van het kabinet zijn thans nog niet alle consequenties van deze keuze te voorzien. Daarom is er een uitwerkingsfase nodig, dient de discussie over dit model met de betrokken actoren nog verder te worden gevoerd en zal via experimenten in het kader van het Project Stad en Milieu ervaring opgedaan worden. Bij brief d.d. 8 juli 1996 (DGM/B/Mbb 96036088), gericht aan alle gemeenten, heb ik gemeenten uitgenodigd om projecten te melden waarin met de Stad-en-Milieu-benadering kan worden geëxperimenteerd. Het zal hier nadrukkelijk ook kunnen gaan om experimenten waarin geluidhinder een belangrijke rol speelt. Kortheidshalve wil ik u hiervoor verwijzen naar de reeds genoemde brief en het daarbij gevoegde Beleidskader experimenten Stad en Milieu.

Voor het standpunt van het kabinet over de overige onderwerpen van het MDW-advies verwijs ik u naar de bijgevoegde brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer.

4. Het vervolgtraject en het beoogde tijdskader

Binnen mijn ministerie is het project Modernisering Instrumentarium Geluidbeleid (MIG) gestart. In dit project zal in nauw overleg met alle betrokken partijen worden gewerkt aan de uitwerking van de verschillende onderwerpen. De beleidsvoornemens hieruit zullen in meer algemene zin opgenomen worden in het NMP 3 (eind 1997).

De verdere uitwerking vindt plaats in de vorm van een voorontwerp van wet die de Kamer begin 1998 wordt aangeboden. Gelet op de gebruikelijke termijn voor de parlementaire behandeling zal nieuwe wet- en regelgeving pas na 2000 in werking kunnen treden.

5. De uitvoering van het huidige geluidhinderbeleid

Ik heb geconstateerd dat nu reeds vragen rijzen over de relatie van het MDW-model met de huidige regelgeving en over de mogelijkheid een voorschot te nemen op toekomstige wijzigingen. Ik wil benadrukken dat gedurende de periode van verdere uitwerking en parlementaire behandeling van de nieuwe voorstellen de bestaande regelgeving van kracht blijft. Dit betreft zowel de taken in het kader van de uitvoering van de Wet geluidhinder als ook de Wet milieubeheer. Ik ga ervan uit dat u voor een zorgvuldige naleving zult zorgdragen. Dit geldt uiteraard ook voor de uitvoering van de saneringsregelingen voor industrie- en verkeerslawaai.

6. Regelmatig nadere informatie

Zoals uit het voorafgaande blijkt is met de uitwerking van het MDW-advies een traject in gang gezet dat tot belangrijke wijzigingen van het huidig geluidhinderinstrumentarium kan leiden. Dit kan uiteindelijk voor u als directe betrokkenen bij de uitvoering van dit beleid verregaande consequenties hebben. In het licht van deze ontwikkelingen acht ik het van groot belang u regelmatig te informeren over de voortgang van het proces.

7. Ten slotte

Een afschrift van deze brief heb ik gezonden aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg.

Indien u over deze brief nadere formatie wenst, kunt u zich wenden tot het projectbureau Modernisering Instrumentarium Geluidbeleid, bereikbaar onder telefoonnummer 070-339 4365.

Den Haag, 29 november 1996

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

M. de Boer

Naar boven