Wijzigingswet Wet educatie en beroepsonderwijs, enz. (decentralisatie rechtspositieregeling educatie en beroepsonderwijs

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1996. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-1997 t/m heden

Wet van 3 juli 1996, houdende wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met decentralisatie van regelgeving op arbeidsvoorwaardelijk terrein, alsmede wijziging van enkele andere wetten (decentralisatie rechtspositieregeling educatie en beroepsonderwijs)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is dat de rechtspositie van het personeel van de instellingen voor educatie en beroepsonderwijs, van de agrarische innovatie- en praktijkcentra en van de landelijke organen, behoudens een aantal op centraal niveau vast te stellen onderwerpen, voortaan zal worden bepaald door de instellingsbesturen en de bevoegde gezagsorganen in overeenstemming met de personeelsorganisaties;

dat in verband hiermee wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs wenselijk is;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL II. INVOERINGS- EN OVERGANGSRECHT

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1996. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • A

    • 1. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet door het bevoegd gezag van een openbare instelling of van een agrarisch innovatie- en praktijkcentrum geen bepalingen omtrent aanstelling, schorsing, disciplinaire maatregelen en ontslag als bedoeld in artikel 4.1.2, vierde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs zijn vastgesteld, worden deze bepalingen vastgesteld door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en, voor zover het betreft landbouwonderwijs, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

    • 2. De overeenkomstig het eerste lid vastgestelde bepalingen worden aangemerkt als te zijn vastgesteld door de in het eerste lid bedoelde bevoegde gezagsorganen.

  • B Voor zover door het bevoegd gezag van een instelling, van een agrarisch innovatie- en praktijkcentrum of het bestuur van een landelijk orgaan nog geen overeenstemming is bereikt met de vakorganisaties voor overheids- en onderwijspersoneel over de wijze van het voeren van overleg als bedoeld in artikel 3.2.1 onderscheidenlijk 3.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs blijven in afwijking van die artikelen de bepalingen van hoofdstuk IV-E van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel van kracht tot het tijdstip waarop de vorenbedoelde overeenstemming wordt bereikt.

  • C

    • 1. Ten aanzien van het personeel van een instelling, van een agrarisch innovatie- en praktijkcentrum of van een landelijk orgaan, blijven in afwijking van de artikelen 4.1.2, 4.1.4 en 4.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldende regels ten aanzien van het desbetreffende personeel van toepassing tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de genoemde instellingen, innovatie- en praktijkcentra en organen verschillend kan worden gesteld.

    • 2. Tot het in het eerste lid bedoelde bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip kunnen de in dat lid bedoelde op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van die wet geldende regels, voor zover bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld, worden gewijzigd bij algemene maatregel van bestuur onderscheidenlijk bij ministeriële regeling.

ARTIKEL III. WIJZIGING WET VAN 31 MEI 1995 (STB. 318)

[Red: Wijzigt de Wet op het voortgezet onderwijs, enz. (regeling lump sum en decentralisatie rechtspositieregeling v.w.o.-a.v.o.-v.b.o.)]

ARTIKEL VI. WIJZIGING LES- EN CURSUSGELDWET

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

ARTIKEL VIII. WIJZIGING WET TEGEMOETKOMING STUDIEKOSTEN

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1996. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt de Wet tegemoetkoming studiekosten.]

ARTIKEL IX. OVERGANGSBEPALING GEORGANISEERD OVERLEG; OVERGANGSBEPALING AANHANGIGE GESCHILLEN

  • 1 [Red: Vervallen.]

  • 2 Op geschillen tussen personeel en bevoegd gezag onderscheidenlijk bestuur van een school, instelling of instituut als bedoeld in artikel 12.3.2, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, of landelijk orgaan voor het beroepsonderwijs als bedoeld in die wet, die aanhangig zijn gemaakt bij een commissie van beroep of bij de burgerlijke rechter ingevolge de voorschriften, geldend op de dag voorafgaand aan het tijdstip waarop Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ten aanzien van die school, die instelling of dat instituut toepassing geeft aan artikel 12.3.1 onderscheidenlijk artikel 12.3.10 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, blijven de op die dag geldende voorschriften van toepassing.

ARTIKEL X. INWERKINGTREDING

  • 1 De artikelen I, onderdelen C tot en met G, en II treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende in die onderdelen genoemde instellingen, innovatie- en praktijkcentra en landelijke organen verschillend kan worden vastgesteld.

  • 3 De artikelen III, onderdeel A, uitgezonderd A.10, IV, uitgezonderd onderdeel J, V, onderdeel A, en VII, onderdelen G en H, treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

  • 4 Artikel III, onderdeel B, treedt in werking met ingang van 31 juli 1996. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 juli 1996, treedt artikel III, onderdeel B, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt terug tot en met 31 juli 1996.

  • 5 Artikel VIII treedt in werking met ingang van 1 september 1996. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 augustus 1996, treedt artikel VIII in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 1996.

  • 7 Artikel VII, onderdeel E, treedt in werking met ingang van 1 augustus 1996. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 juli 1996, treedt artikel VII, onderdeel E, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 1996.

  • 8 Artikel VI treedt in werking met ingang van 1 augustus 1997.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 3 juli 1996

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven drieëntwintigste juli 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven