Wijzigingswet Mediawet (5)

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 24-04-1996 t/m heden

Wet van 4 april 1996, houdende wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met een herziening van de reclameregeling voor de publieke lokale en regionale omroep, het bevorderen van de samenwerking tussen de publieke regionale en landelijke omroep en het toestaan van commerciële omroep op niet-landelijk niveau

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de huidige experimentele reclameregeling voor de publieke lokale en regionale omroep te vervangen door een definitieve regeling, en mogelijkheden te creëren voor de publieke regionale en landelijke omroep om programmatisch samen te werken op het gebied van televisie, en dat het voorts wenselijk is commerciële omroep op niet-landelijk niveau mogelijk te maken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel II

In afwijking van de artikelen 51e, 51f en 52 van de Mediawet, is het lokale en regionale omroepinstellingen die op 31 december 1995 in het bezit waren van een toestemming als bedoeld in artikel 43a van de Mediawet zoals dat artikel toen luidde, toegestaan programma-onderdelen als omschreven in het toenmalige artikel 43a van de Mediawet te verzorgen gedurende het tijdvak van 1 januari 1996 tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, met inachtneming van de artikelen 43c en 43d van de Mediawet, zoals die artikelen luidden op 31 december 1995.

Artikel III

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Artikel II van deze wet werkt terug tot en met 1 januari 1996.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 4 april 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. Nuis

Uitgegeven drieëntwintigste april 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven