Mandaatregeling VWS

Geraadpleegd op 28-04-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m 05-04-2013

Mandaatregeling VWS

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Besluit:

Hoofdstuk 1. Definities en reikwijdte

Artikel 1. Definities

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • b. mandaat: de bevoegdheid om in naam van de Minister besluiten te nemen;

  • c. gemandateerde: degene aan wie mandaat is verleend;

  • d. mandaatgever: degene die mandaat verleent;

  • e. machtiging: de bevoegdheid om in naam van de Minister handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2014, 20806, datum inwerkingtreding 25-07-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2012.

  • f. collegiaal managementteam: groep leidinggevenden van een directie of eenheid.

Artikel 1a. Personeelsaangelegenheden

Deze regeling is niet van toepassing op mandaat met betrekking tot personeelsaangelegenheden.

Artikel 1b. Machtiging

Hetgeen in deze regeling is bepaald met betrekking tot mandaat is, behoudens artikel 1a, van overeenkomstige toepassing op machtiging.

Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen

Artikel 2. Uitoefening bevoegdheid door mandaatgever

  • 1 De mandaatgever blijft bevoegd de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.

  • 2 De mandaatgever kan het mandaat te allen tijde beëindigen.

Artikel 3. Aanwijzigingen en inlichtingen

  • 1 De mandaatgever kan ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid zowel algemene als bijzondere aanwijzingen geven.

  • 2 De gemandateerde verschaft de mandaatgever op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid.

Artikel 4. Toerekening aan mandaatgever

Een door de gemandateerde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid genomen besluit geldt als een besluit van de mandaatgever.

Artikel 6. Vermelden mandaatgever

Een krachtens mandaat genomen besluit vermeldt namens welk bewindspersoon het besluit is genomen.

Artikel 7. Vervanging

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Bij afwezigheid of verhindering van een gemandateerde wordt, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens bevoegdheid uitgeoefend door de plaatsvervanger, behoudens de bevoegdheid tot het verlenen, wijzigen of intrekken van een ondermandaat.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2014, 20806, datum inwerkingtreding 25-07-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2012.

1 Bij afwezigheid of verhindering van een gemandateerde wordt, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens bevoegdheid uitgeoefend door de plaatsvervanger, behoudens de bevoegdheid tot het verlenen, wijzigen of intrekken van een ondermandaat.

2 Indien een gemandateerde geen plaatsvervanger heeft is, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, ieder ander lid van diens collegiaal managementteam dan wel ieder hoofd van een direct onder de betrokken gemandateerde ressorterende organisatie-eenheid bevoegd tot de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 3. Verlening algemeen mandaat

Artikel 8. De Secretaris-Generaal

De Secretaris-Generaal heeft mandaat ten aanzien van alle stukken met uitsluiting van de stukken die ingevolge artikel 11 door de Minister dienen te worden ondertekend.

Artikel 9. De plaatsvervangend Secretaris-Generaal

Behoudens artikel 12, heeft de plaatsvervangend Secretaris-Generaal mandaat ten aanzien van dezelfde stukken als de Secretaris-Generaal, voor zover die behoren tot zijn werkterrein.

Artikel 10

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Behoudens de artikelen 12 tot en met 15 hebben de volgende functionarissen mandaat ten aanzien van stukken die tot hun werkterrein behoren:

  • a. de Directeuren-Generaal en de Directeuren van een beleidsdirectie, stafeenheid of een facilitaire eenheid van het kernministerie;

  • b. de Directeur-Generaal van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu;

  • c. de Directeur van het Nederlands Vaccin Instituut;

  • d. de Inspecteur-Generaal voor de Gezondheidszorg;

  • e. de Hoofdinspecteur Jeugdzorg;

  • f. de inspecteur-generaal, de Hoofdinspecteur van de divisie Veterinair en import, de Hoofdinspecteur van de divisie Landbouw en natuur, de Hoofdinspecteur van de divisie Consument en veiligheid, de Directeur van de Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de Directeur Staf, de Directeur Klantencontact en dienstverlening en de Directeur Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

  • g. de Directeur van het agentschap Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg;

  • h. de Directeur van het agentschap College ter beoordeling van Geneesmiddelen;

  • i. de Directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau;

  • j. de hoofden van de direct onder de functionarissen, genoemd onder a tot en met i, ressorterende organisatie-eenheden.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2014, 20806, datum inwerkingtreding 25-07-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2012.

1 Behoudens de artikelen 12 tot en met 15 hebben de volgende functionarissen mandaat ten aanzien van stukken die tot hun werkterrein behoren:

  • a. de Directeuren-Generaal en de Directeuren van een beleidsdirectie, stafeenheid of een facilitaire eenheid van het kernministerie;

  • b. de Directeur-Generaal van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu;

  • c. de Directeur van het Nederlands Vaccin Instituut;

  • d. de Inspecteur-Generaal voor de Gezondheidszorg;

  • e. de Hoofdinspecteur Jeugdzorg;

  • f. de inspecteur-generaal, de Hoofdinspecteur van de divisie Veterinair en import, de Hoofdinspecteur van de divisie Landbouw en natuur, de Hoofdinspecteur van de divisie Consument en veiligheid, de Directeur van de Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de Directeur Staf, de Directeur Klantencontact en dienstverlening en de Directeur Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

  • g. de Directeur van het agentschap Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg;

  • h. de Directeur van het agentschap College ter beoordeling van Geneesmiddelen;

  • i. de Directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau;

  • j. de hoofden van de direct onder de functionarissen, genoemd onder a tot en met i, ressorterende organisatie-eenheden.

2 Indien een directie of eenheid niet is verdeeld in organisatie-eenheden, heeft ieder ander lid van het collegiaal managementteam mandaat ten aanzien van stukken die tot het werkterrein van zijn directie of eenheid behoren.

Hoofdstuk 4. Beperkingen algemeen mandaat

Artikel 11. Minister

  • 1 De Minister ondertekent de stukken gericht aan:

    • a. de Koningin;

    • b. de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal;

    • c. de Ministerraad of daaruit gevormde vaste colleges;

    • d. de Raad van State;

    • e. de Algemene Rekenkamer.

  • 2 Ten aanzien van de in het eerste lid, onder d en e, genoemde colleges geldt het in de aanhef van het eerste lid gestelde niet voor zover het gaat om bestuursrechtelijke procedures onderscheidenlijk stukken van ondergeschikt beleidsmatig of politiek belang.

  • 3 Voorts worden de volgende stukken door de Minister ondertekend:

    • a. stukken, inhoudende vaststelling van algemeen verbindende voorschriften;

    • b. stukken, inhoudende een aankondiging van uitbreiding van de rijksbemoeienis op het terrein van volksgezondheid, welzijn of sport of een aankondiging van wijzigingen van het beleid;

    • c. besluiten, waaruit belangrijke politieke of bestuurlijke gevolgen kunnen voortvloeien;

    • d. besluiten op een beroepschrift;

    • e. besluiten, inhoudende de vernietiging van of de onthouding van de goedkeuring aan een besluit van een ander bestuursorgaan;

    • f. stukken, inhoudende aanwijzingen aan een ander bestuursorgaan op grond van een wettelijk voorschrift.

Artikel 12. Secretaris-Generaal

In afwijking van de artikelen 9 en 10 heeft de Secretaris-Generaal het mandaat met betrekking tot de stukken:

  • a. bestemd voor de Nationale ombudsman;

  • b. behelzende geheel of gedeeltelijk afwijzende beslissingen in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur.

Artikel 13

In afwijking van artikel 10 hebben de Secretaris-Generaal, de Directeuren-Generaal van het kernministerie en de functionarissen genoemd in artikel 10 onder b tot en met g, ieder mandaat ten aanzien van beleidsregels, alsmede ten aanzien van circulaires die tot hun werkterrein behoren en die worden gebruikt voor:

  • a. bekendmaking van beleidsmaatregelen en daarmee samenhangende voorschriften;

  • b. het verzoeken om medewerking;

  • c. het vragen om inlichtingen.

Artikel 14

  • 1 In afwijking van artikel 10 hebben ten aanzien van verweerschriften en beroepschriften ten behoeve van procedures bij de bestuursrechter en machtigingen om de Minister daarin te vertegenwoordigen de volgende functionarissen mandaat:

    • a. de Secretaris-Generaal;

    • b. de Directeur Wetgeving en Juridische Zaken, met uitzondering van het werkterrein van de Directie Bedrijfsvoering;

    • c. ten aanzien van hun eigen werkterrein, de functionarissen genoemd in artikel 10, eerste lid, onder b tot en met g.

  • 2 In afwijking van artikel 10 hebben de Secretaris-Generaal en de Directeur Wetgeving en Juridische Zaken mandaat tot het nemen van beslissingen op bezwaar.

  • 3 In afwijking van het tweede lid blijft aan de Minister voorbehouden de bevoegdheid tot het nemen van een besluit inzake een bezwaar tegen een besluit dat door de Minister dan wel door de Secretaris-Generaal namens de Minister is genomen.

  • 4 Op machtigingen, verleend ten behoeve van het vertegenwoordigen van de Minister in procedures bij de bestuursrechter, zijn de artikelen 16, vijfde lid, voor zover het de goedkeuring van de Secretaris-Generaal betreft, en 17 niet van toepassing.

Artikel 15. Wet openbaarheid van bestuur

In afwijking van artikel 10 heeft de Directeur Communicatie mandaat ten aanzien van stukken in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur, niet inhoudende geheel of gedeeltelijk afwijzende besluiten.

Hoofdstuk 5. Ondermandaat

Artikel 16. Ondermandaat

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De directeuren van beleidsdirecties en stafeenheden zijn bevoegd ondermandaat of ondertekeningsmandaat te verlenen aan de directeur van een facilitaire eenheid. In een dergelijk geval kan de betrokken directeur van de facilitaire eenheid op zijn beurt die bevoegdheid verlenen aan een ondergeschikte.

  • 2 De directeuren van facilitaire eenheden kunnen aan andere ondergeschikten dan hoofden van direct onder hen ressorterende organisatie-eenheden ondermandaat verlenen. Deze bevoegdheid komt in bijzondere gevallen ook toe aan de andere functionarissen, genoemd in artikel 10, onder a tot en met i.

  • 3 De functionarissen, bedoeld in artikel 14, eerste en tweede lid, zijn bevoegd om hoofden van direct onder hen ressorterende organisatie-eenheden ondermandaat dan wel machtiging te verlenen tot het geheel of gedeeltelijk uitoefenen van de daar genoemde bevoegdheden.

  • 4 Ondermandaat kan hetzij algemeen hetzij voor een bepaald geval verleend worden.

  • 5 Elk ondermandaat wordt schriftelijk verleend en behoeft goedkeuring van de Secretaris-Generaal.

  • 6 Op ondermandaat zijn de bepalingen van deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2014, 20806, datum inwerkingtreding 25-07-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2012.

3 De functionarissen, bedoeld in artikel 14, eerste en tweede lid, zijn bevoegd om hoofden van direct onder hen ressorterende organisatie-eenheden, dan wel indien geen sprake is van een verdeling in organisatie-eenheden, de andere leden van het betrokken collegiale managementteam, ondermandaat dan wel machtiging te verlenen tot het geheel of gedeeltelijk uitoefenen van de daar genoemde bevoegdheden.

Hoofdstuk 5a. Bijzonder ondermandaat

Artikel 16a. Bijzonder ondermandaat

  • 1 Onverminderd artikel 11, kan de Secretaris-Generaal, in het kader van een bepaald project en andere bijzondere gevallen, naast of in plaats van de op grond van de Hoofdstukken 3, 4 en 5 bevoegde functionarissen, aan anderen de bevoegdheid verlenen om in naam van de Minister besluiten te nemen.

  • 2 Bijzonder ondermandaat aan personen die geen ambtenaar zijn, wordt slechts verleend voor zover daartoe dwingende redenen zijn.

Hoofdstuk 6. Mandaatregister

Artikel 17

  • 1 De Directeur Bestuurlijke en Politieke Zaken houdt een centraal register bij van alle gemandateerden en van de inhoud van hun mandaat

  • 2 Bij beëindiging of wijziging van een mandaat wordt een kopie van het besluit tot beëindiging c.q. wijziging toegezonden aan de Directeur Bestuurlijke en Politieke Zaken.

Hoofdstuk 7. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18. Overgangsbepaling

  • 1 Mandaten verleend vóór het tijdstip van het inwerkingtreden van deze regeling vervallen met ingang van het inwerkingtreden van deze regeling.

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijven mandaten die verleend zijn aan functionarissen die niet behoren tot een beleidsdirectie, stafeenheid of een facilitaire eenheid, gehandhaafd voor zover niet in strijd met dit besluit.

  • 3 Een kopie van een mandaat als bedoeld in het tweede lid wordt binnen één maand, nadat deze regeling in werking is getreden, toegezonden aan de Secretaris-Generaal.

Artikel 19. Intrekking

De regeling van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 31 januari 1984, kenmerk CDJBZ-46, wordt ingetrokken.

Artikel 20. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 1996.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Naar boven