Besluit Nederlands instituut fysieke veiligheid

[Regeling vervallen per 01-01-2013.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 01-10-2010 t/m 31-12-2012

Besluit van 10 februari 1996, houdende regels ten aanzien van de taken en bevoegdheden en de openbaarheid van de vergaderingen van het bestuur, de verstrekking van bijdragen en de controle op het financieel beheer met betrekking tot het Nederlands instituut voor brandweer en rampenbestrijding alsmede de rechtspositie van het personeel van dit instituut

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Brandweer en Rampenbestrijding, van 16 oktober 1995, nr. EB95/2205;

Gelet op de artikelen 18d, tweede en derde lid, en 18f van de Brandweerwet 1985, artikel 1, onderdeel a, van de Wet openbaarheid van bestuur en artikel 1a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet Nationale ombudsman;

De Raad van State gehoord (advies van 24 januari 1996, nr. W04.95.0562);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Brandweer en Rampenbestrijding, van 5 februari 1996, nr. EB96/248;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsomschrijving

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties:

  • b. instituut: het Nederlands instituut fysieke veiligheid, bedoeld in artikel 66 van de Wet veiligheidsregio’s;

  • c. bestuur: het bestuur van het Nederlands instituut fysieke veiligheid.

§ 2. De taken en bevoegdheden en de openbaarheid van de vergaderingen van het bestuur

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Een door het bestuur aan te wijzen lid of de directeur vertegenwoordigt het instituut in en buiten rechte.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De vergaderingen van het bestuur zijn openbaar, behoudens in de gevallen waarin openbaarheid onevenredige benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen oplevert.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Het bestuur stelt jaarlijks een plan op met betrekking tot het in de komende vijf jaren te voeren beleid, dat vóór 1 februari ter kennisneming aan Onze Minister wordt toegezonden.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Het bestuur stelt met het oog op eisen van doelmatigheid en controle regels vast met betrekking tot de administratieve organisatie en het financieel beheer van het instituut.

  • 2 Het bestuur wijst een accountant aan die wordt belast met het opstellen van de verklaring, bedoeld in artikel 10, eerste lid.

§ 3. Verstrekking van bijdragen en controle op het financieel beheer

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Onze Minister kent de leden van het bestuur een vergoeding toe voor hun werkzaamheden die ten laste komt van het instituut.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Het bestuur besteedt een door Onze Minister te bepalen deel van de bijdrage, bedoeld in artikel 70, eerste lid, eerste volzin, van de Wet veiligheidsregio’s, aan de salariskosten van degenen die deelnemen aan de officiersopleidingen die met een rijksexamen als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Wet veiligheidsregio’s worden afgesloten.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Het bestuur dient jaarlijks vóór 1 februari bij Onze Minister een begroting in van de inkomsten en uitgaven voor het daarop volgende kalenderjaar en een meerjarenraming van de inkomsten en uitgaven voor de daarop volgende vier jaren.

  • 2 Indien de begroting in de loop van het begrotingsjaar wordt bijgesteld, dient het bestuur de bijgestelde begroting bij Onze Minister in.

  • 3 De begroting en de meerjarenraming worden opgesteld op basis van het stelsel van baten en lasten.

  • 4 In de begroting:

    • a. wordt in ieder geval een overzicht gegeven van:

      • 1°. de personeelskosten, waaronder een beschrijving van de aard en de waardering van de functies van het personeel, de stortingen in fondsen, de kapitaalslasten, de kosten van leveranties en diensten van derden, de lasten van belastingen en verzekeringen en de investeringen;

      • 2°. de bijdrage, bedoeld in artikel 70, eerste lid, eerste volzin, van de Wet veiligheidsregio’s, waarbij wordt aangegeven welk deel van deze bijdrage wordt besteed aan de salariskosten, bedoeld in artikel 7, alsmede, voor zover van toepassing, de tijdelijke bijdrage, bedoeld in artikel 70, eerste lid, tweede volzin, van de Wet veiligheidsregio’s, de kosten, die bij de uitvoering van de taken of van de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 66, tweede en derde lid, en 66a van de Wet veiligheidsregio’s bij derden in rekening worden gebracht en de overige inkomsten;

    • b. wordt het te voeren financiële beleid, zoveel mogelijk gekwantificeerd aan de hand van prestaties en geplande activiteiten, toegelicht;

    • c. worden de ramingcijfers van het begrotingsjaar en het lopende kalenderjaar alsmede de werkelijke cijfers van het voorafgaande kalenderjaar opgenomen.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Het bestuur dient jaarlijks vóór 1 april bij Onze Minister de rekening en verantwoording in van de inkomsten en uitgaven van het daaraan voorafgaande kalenderjaar en de toelichting daarop.

  • 2 De rekening en verantwoording van de inkomsten en uitgaven bestaat uit een staat van baten en lasten, een balans en de toelichtingen daarop.

  • 4 De balans en de toelichting daarop bevatten in ieder geval:

    • a. een overzicht van de feitelijke personeelssterkte, de investeringen, de reserves, de voorzieningen, de tijdelijke kredieten in rekening-courant en de gegeven opleidingen overeenkomstig het plan, bedoeld in artikel 4, waarbij een analyse plaatsvindt van de verschillen tussen voorgenomen en gerealiseerde prijzen en prestaties, alsmede een uiteenzetting over de stand, het verloop en een afwijking van de begroting, bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid;

    • b. de bestemming van de mogelijke winst dan wel de wijze waarop een mogelijk verlies wordt gedragen;

    • c. een overzicht van de aanwending of reservering van investeringen in huisvesting, indien registergoederen zijn vervreemd of bezwaard.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 2 Het instituut stelt de in het eerste lid bedoelde stukken algemeen verkrijgbaar.

  • 3 Onze Minister kan nadere regels stellen over de aandachtspunten voor de accountantscontrole.

  • 4 De door Onze Minister aangewezen ambtenaren kunnen een onderzoek verrichten naar de rechtmatigheid van het beheer en de juistheid van de verslaglegging daarover alsmede de doelmatigheid van het beheer, de organisatie en het beleid van het bestuur.

  • 5 Het bestuur geeft aan de krachtens het vierde lid aangewezen ambtenaren desgevraagd inzage van de boeken en bescheiden en verstrekt alle inlichtingen die zij noodzakelijk achten voor de uitoefening van hun taak.

  • 6 De krachtens het vierde lid aangewezen ambtenaren kunnen tevens op eigen initiatief informatie inwinnen bij de accountant die met de controle is belast.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Onze Minister beslist vóór 1 oktober over de goedkeuring van de begroting van de inkomsten en uitgaven voor het daarop volgende kalenderjaar, de meerjarenraming van de inkomsten en uitgaven, bedoeld in artikel 8, eerste lid, en de rekening en verantwoording van de inkomsten en uitgaven, bedoeld in artikel 9, eerste lid.

  • 2 Indien Onze Minister de begroting, bedoeld in het eerste lid, goedkeurt, stelt hij de bijdrage en, voor zover van toepassing, de tijdelijke bijdrage, bedoeld in artikel 70, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s, onder voorbehoud van overeenkomstige vaststelling van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voorlopig vast en verstrekt hij daarover op kwartaalbasis voorschotten.

  • 3 Onze Minister beslist zo spoedig mogelijk over de goedkeuring van een bijstelling van de begroting, bedoeld in artikel 8, tweede lid. Hij kan de voorlopige bijdrage, bedoeld in het tweede lid, bijstellen indien de bijstelling van de begroting daartoe aanleiding geeft.

  • 4 Onze Minister stelt aan de hand van de gegevens in de rekening en verantwoording van de inkomsten en uitgaven, bedoeld in artikel 9, eerste lid, vóór 1 oktober volgend op het kalenderjaar waarvoor de voorlopige bijdrage, bedoeld in het tweede en derde lid, is vastgesteld, de bijdrage definitief vast.

  • 5 De definitieve bijdrage, bedoeld in het vierde lid, kan:

    • a. op een lager bedrag worden vastgesteld dan de voorlopige bijdrage, bedoeld in het tweede en derde lid, indien deze niet aan één van de taken van het instituut, bedoeld in de artikelen 66, tweede lid, en 66a van de Wet veiligheidsregio’s, is besteed;

    • b. op een ander bedrag worden vastgesteld dan de voorlopige bijdrage, bedoeld in het tweede en derde lid, in verband met:

      • 1°. loon- en prijsmutaties die tot wijzigingen in de begrotingsartikelen in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben geleid;

      • 2°. overige wijzigingen in de desbetreffende begrotingsartikelen in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 6 Onze Minister verrekent het verschil tussen de definitieve bijdrage, bedoeld in het vierde lid, en de verstrekte voorschotten, bedoeld in het tweede lid, met het eerstvolgende voorschot.

§ 4. Rechtspositie van het personeel

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Voor de toepassing van de regels, bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, treedt:

  • a. het bestuur in de plaats van Onze Minister, Onze Minister-President, de Raad van Ministers, Ons en Wij, voor zover het gaat om het uitoefenen van de aan hen in die regels toegekende bevoegdheden;

  • b. de directeur van het instituut in de plaats van het hoofd van dienst of van de diensteenheid;

  • c. het instituut in de plaats van het Rijk, het ministerie, het departement van algemeen bestuur, de Rijksdienst, de dienst en de regering;

  • d. de kas van het instituut in de plaats van 's Rijks kas.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Waar in de regels, bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, Onze Minister bevoegd is tot het stellen van regels of voorschriften in overeenstemming met Onze Minister, dan wel het doen van een voordracht tezamen met Onze Minister-President en Onze Minister, is het bestuur bevoegd.

§ 5. Rechtspositie van de studenten

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

In deze paragraaf wordt onder student verstaan: degene die is aangesteld bij het instituut voor de duur van de opleiding.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 2 De student ontvangt kosteloos de opleiding, dienstkleding en de bij zijn rang van adspirant-officier behorende onderscheidingstekenen met het oog op de activiteiten die zijn verbonden aan de opleiding.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Behoudens in de door de directeur van het instituut aan te wijzen gevallen is de student voor de duur van de opleiding gehuisvest op het instituut.

  • 2 De student is gehouden het door de directeur van het instituut vastgestelde studierooster na te leven.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Het bestuur verleent aan de student eervol ontslag:

  • a. op zijn aanvraag met ingang van de datum die daarin is vermeld;

  • b. indien het in redelijkheid aannemelijk is dat hij niet in staat kan worden geacht de opleiding succesvol te voltooien, met ingang van de eerste dag van de maand na de datum waarop dit is vastgesteld.

§ 6. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Archiefbescheiden van de Staat die in beheer zijn bij de Rijksbrandweeracademie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, gaan met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit over naar het instituut, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1996.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Nederlands instituut fysieke veiligheid.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 februari 1996

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H.F. Dijkstal

Uitgegeven de zevenentwintigste februari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven