Wijzigingsbesluit Besluit brood- of banketbakkerijen milieubeheer, enz. (voorschriften [...] en het bedrijfsafvaltransport van afvalwater)

[Regeling materieel uitgewerkt per 01-03-1999.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 01-03-1996 t/m heden

Besluit van 19 januari 1996, houdende het opnemen van voorschriften in enkele algemene maatregelen van bestuur gebaseerd op artikel 8.40 Wet milieubeheer met betrekking tot het brengen van bedrijfsafvalwater in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 19 mei 1995, nr. MJZ 19595008, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 11, eerste en tweede lid, van richtlijn nr. 91/271/EEG van 21 mei 1992 van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PbEG L 135) alsmede op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 10 oktober 1995, nr. W08.95 0267);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 januari 1996, nr. MJZ 9603543, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel XVI

  • 1 Gedurende één jaar vanaf het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt, zijn de voorschriften over bedrijfsafvalwater, die ten gevolge van dit in werking treden voor een inrichting gaan gelden, niet van toepassing op een reeds opgerichte inrichting. De voorschriften gesteld bij of krachtens een gemeentelijke verordening die regels stelt voor het brengen van afvalwater in een openbaar riool, blijven gedurende die periode van toepassing.

  • 2 Degene die een op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit reeds opgerichte inrichting drijft, waarvoor voorschriften over bedrijfsafvalwater ten gevolge van de inwerkingtreding van dit besluit gaan gelden, meldt ten hoogste 13 weken na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, aan het bevoegd gezag en de inspecteur de gegevens die ten gevolge van dit in werking treden worden verlangd. De melding geschiedt overeenkomstig de betrokken bepaling van het besluit dat op de inrichting van toepassing is.

  • 3 Deze melding is niet vereist, indien voor de inrichting een vergunning krachtens een gemeentelijke verordening als bedoeld in het eerste lid, is verleend, dan wel op grond van een zodanige verordening de gegevens, die ten gevolge van het in werking treden van dit besluit door de houder van een inrichting moeten worden gemeld, reeds aan het bevoegd gezag zijn gemeld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 19 januari 1996

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de dertigste januari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven