A. Programma overige industrie 1995
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Het doel van het programma is het bevorderen van energiebesparing in de Nederlandse
industrie, opdat 19% efficiency-verbetering van het energiegebruik, exclusief grondstoffen,
wordt bereikt in het jaar 2000 ten opzichte van 1989, conform de doelstelling van
de Vervolgnota Energiebesparing.
Om de doelstelling te bereiken, is voor de industrie een aantal instrumenten opgezet,
met name meerjarenafspraken (MJA’s), het Besluit tenders industriële energiebesparing
(BTIEB), de Subsidieregeling energiebesparings- en milieu-adviezen (E&M) en het onderhavige
programma, dat in het kader van het Besluit subsidies energieprogramma’s is gericht
op de papier- en karton-industrie, de textielindustrie, de grafische industrie, de
basismetaalindustrie, de papierverwerkende industrie, de kunststofverwerkende industrie
en de rubber-verwerkende industrie. Via de meerjarenafspraken worden met de bedrijfssectoren
afspraken gemaakt over de wijze waarop de betreffende bedrijfssectoren zullen bijdragen
aan de bovengenoemde doelstelling.
Het programma beoogt in bovengenoemde bedrijfssectoren waarmee meerjarenafspraken
zijn gemaakt of zullen worden gemaakt, de doelstellingen van die meerjarenafspraken
te realiseren.
De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor subsidie in aanmerking komen, zijn
haalbaarheids-, ontwikkelings-, demonstratie-, marktintroductie- en kennisoverdrachtsprojecten
die passen binnen:
- -
de meerjarenafspraak met de papier- en kartonindustrie;
- -
de meerjarenafspraak met de textielindustrie;
- -
het kader van de Milieubeleidsovereenkomst met de grafische industrie;
- -
de meerjarenafspraak met de ijzer- en staalproducerende industrie;
- -
de meerjarenafspraak met de non-ferro industrie;
- -
de meerjarenafspraak met de rubberverwerkende industrie;
- -
de meerjarenafspraak met de kunststofverwerkende industrie;
- -
het traject om te komen tot een meerjarenafspraak met de papierverwerkende industrie.
Overige beoordelingsaspecten
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van
het programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:
-
a. de slaagkans van het project;
-
b. de milieuverdienste van het project;
-
c. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op
internationale ontwikkelingen;
-
d. de nieuwheid en oorspronkelijkheid van het project en de hoeveelheid relevante informatie
die met het project aan de bestaande kennis wordt toegevoegd;
-
e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen
van het programma;
-
f. de bijdrage van het project aan de realisatie van de meerjarenafspraken;
-
g. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;
-
h. de kostprijsverlaging van voor het programma relevante technieken;
-
i. de mate waarin relevante kennisoverdracht mogelijk is.
Toelichting
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Toelichting op de bovengenoemde aspecten:
Ad a. Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een zeker risico met zich
dragen. Indien de slaagkans van het project op zichzelf te gering wordt geacht, zal
het verlenen van een subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen van de slaagkans
van een project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/economische
haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke
aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager. Demonstratie- en marktintroductieprojecten
kunnen slechts dan voor subsidie in aanmerking komen, indien de technische en financieel-economische
haalbaarheid voldoende is aangetoond.
Ad b. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met:
- -
de mate waarin het project bijdraagt aan een verbetering van de huidige situatie
op het gebied van emissies;
- -
de mate waarin wordt vermeden dat verschuivingseffecten van milieuproblemen van het
ene milieucompartiment naar het andere optreden.
Ad d. Onder het nieuwheidscriterium wordt in onderhavig programma verstaan:
- -
het toepassen van nieuwe dan wel vernieuwende technologieën;
- -
het geven van nieuwe toepassingen aan bestaande technologieën;
- -
(vergaande) procesintegratie.
Het betreft hier voor Nederland in meer of mindere mate grensverleggende toepassingen.
Dit geldt met name bij ontwikkelingsprojecten en demonstratieprojecten.
Ad e. De projectkosten worden getoetst aan de energieverdienste. Hiertoe worden beoordeeld
de projectkosten in termen van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energiedragers
(gulden/GJ).
Ad f. Projecten worden met name beoordeeld aan de hand van de stand van zaken in de
MJA en de behoefte in de desbetreffende sector aan de resultaten.
Ad g. Een project wordt mede beoordeeld op basis van inzicht in de markttoepassing
of het herhalingspotentieel van het specifieke project of produkt.
Ad h. Er wordt belang gehecht aan technieken, apparaten en systemen die voor het totaal
van investerings- en exploitatiekosten substantieel gunstiger zijn dan een referentietechniek.
Ad i. Hierbij kan gedacht worden aan de bereidheid van de aanvrager tot het schrijven
van een artikel voor een vakblad, het organiseren van een work-shop of het openstellen
van de installatie voor het bezoek van derden.
Aan de doelstelling van het programma kunnen met name bijdragen bedrijven behorende
tot de papier- en karton-industrie, de textielindustrie, de grafische industrie, de
basismetaalindustrie, de papierverwerkende industrie, de kunststofverwerkende industrie
en de rubberverwerkende industrie waarmee meerjarenafspraken gemaakt zijn of zullen
worden gemaakt, en voorts organisaties binnen deze bedrijfstakken of organisaties
gericht op deze bedrijfstakken zoals:
- -
branche- en sectororganisaties;
- -
instellingen voor onderzoek en hoger of wetenschappelijk onderwijs;
- -
leveranciers en fabrikanten van produktie-apparatuur of processen, alsmede van procesonderdelen;
- -
adviesbureaus.