Tweede fase inwerkingtreding saneringsregeling Wet bodembescherming, nadere invulling 'huidig gebruik'

[Regeling vervallen per 02-12-2014.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 02-06-1995 t/m 01-12-2014

Tweede fase inwerkingtreding saneringsregeling Wet bodembescherming, nadere invulling 'huidig gebruik'

Circulaire aan de colleges van burgemeester en wethouders, de besturen van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, de colleges van gedeputeerde staten, de dagelijkse besturen van de waterschappen

Bij brief van 22 december 1994 is u toegezonden de Circulaire tweede fase van inwerkingtreding saneringsregeling Wet bodembescherming.

In de circulaire is opgenomen dat voortzetting van het huidig gebruik van de lokatie als uitgangspunt dient voor het isolatie-alternatief (pagina 47).

Bij de voorbereiding van de circulaire is in het overleg tussen het Directoraat-Generaal Milieubeheer, de Unie van Waterschappen, het Interprovinciaal overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (het DUIV-overleg) overeengekomen spoedig nadere invulling te geven aan het begrip ’huidig gebruik’ in relatie tot de rol van de vigerende bestemming.

In het DUIV-overleg van 23 februari 1995 is over dit onderwerp overeengekomen dat – in afwachting van een definitieve uitwerking – bij de invulling van het begrip ’huidig gebruik’ vooralsnog uitgegaan dient te worden van het bedoelde gebruik conform de vigerende bestemming ten tijde van het Nader Onderzoek, met dien verstande dat hieronder alleen het ’normaal gebruik’ wordt begrepen, zoals omschreven in deel III, paragraaf 2 en 3 van het Beslismodel Systeemkeuze. Daarin is per bestemmingscategorie aangegeven welk gebruik als normaal en welk gebruik als bijzonder dient te worden aangemerkt. De betreffende paragraaf is als bijlage bij deze brief gevoegd.

De in het DUIV gemaakte afspraak heeft een voorlopig karakter omdat er behoefte is bij de definitieve uitwerking te bezien of nadere uitwerking nodig is met betrekking tot aspecten als:

  • het verschil tussen reeds ingerichte en nog in te richten gebieden;

  • mogelijkheden om restverontreiniging mede de inrichting te laten bepalen;

  • hoe om te gaan met verouderde bestemmingsplannen;

  • eventuele financiële consequenties voor de overheidsbudgetten.

Ter voorkoming van misverstand zij opgemerkt dat de systematiek voor de beslissing of een sanering urgent of niet-urgent is uitgaat van het actuele risico gegeven het gebruik van de bodem. Daaronder wordt niet het bedoelde, maar het daadwerkelijke gebruik ten tijde van het Nader Onderzoek verstaan. Het actuele risico is immers maatgevend voor de urgentie van de aanpak.

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Naar boven