Uitvoeringsbesluit aansprakelijkheid gevaarlijke stoffen en milieuverontreiniging

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-07-2019 t/m heden

Besluit van 15 december 1994, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de artikelen 175, zesde lid, van Boek 6, en 620, onderdeel a, 1030, onderdeel a, 1210, onderdeel a, 1218, 1670, onderdeel a, en 1678 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede tot wijziging van het Besluit van 19 februari 1990 ter uitvoering van artikel 951f van het Wetboek van Koophandel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 25 maart 1994, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, nr. 431900/94/6;

Gelet op de artikelen 175, zesde lid, van Boek 6, en 620, onderdeel a, 1030, onderdeel a, 1210, onderdeel a, 1218, 1670, onderdeel a, en 1678 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede artikel 951f van het Wetboek van Koophandel;

De Raad van State gehoord (advies van 18 juli 1994, No. W03.94.0292);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 12 december 1994, stafafdeling Wetgeving Privaatrecht nr. 471491/94/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Aanwijzing gevaarlijke stoffen

Artikel 1

Als stoffen die worden geacht aan de omschrijving van artikel 175, eerste lid, eerste zin, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek te voldoen worden aangewezen:

  • a. de stoffen die zijn opgenomen in Bijlage I bij richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196), zoals gewijzigd door richtlijn nr. 92/32/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 april 1992 (PbEG L 154);

  • b. de gevaarlijke afvalstoffen aangewezen ingevolge artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, voor zover zij niet reeds onder de in onderdeel a bedoelde stoffen vallen.

Artikel 2

  • 1 Als gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 620, onderdeel a, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangewezen een stof die behoort tot een van de volgende categorieën:

    • a. olie in bulk als opgenomen in Appendix I van Annex I van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging van schepen (Trb. 1975, 147) en het bijbehorende Protocol van 1978 (Trb. 1978, 188), daaronder begrepen de latere wijzigingen daarvan, voor zover de aansprakelijkheid ter zake van deze olie niet reeds valt onder de Wet aansprakelijkheid olietankschepen;

    • b. schadelijke vloeistoffen in bulk als bedoeld in Appendix II van Annex II van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging van schepen (Trb. 1975, 147) en het bijbehorende Protocol van 1978 ( Trb. 1978, 188), daaronder begrepen de latere wijzigingen daarvan, en die stoffen en mengsels welke in overeenstemming met artikel 3(4) van Annex II van het Verdrag voorlopig zijn ingedeeld in een van de Categorieën A, B, C of D;

    • c. gevaarlijke vloeistoffen in bulk als opgenomen op de lijst van Hoofdstuk 17 van de door de Internationale Maritieme Organisatie vastgestelde International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk, 1983, daaronder begrepen de latere wijzigingen daarvan, en de produkten voor welke overeenkomstig artikel 1.1.3 van de Code door de betrokken bevoegde autoriteit of havenautoriteit voorlopig geschikte vervoersvoorwaarden zijn gegeven;

    • d. gevaarlijke en schadelijke stoffen, materialen en voorwerpen in verpakte vorm die vallen onder de door de Internationale Maritieme Organisatie vastgestelde International Maritime Dangerous Goods Code, daaronder begrepen de latere wijzigingen daarvan;

    • e. tot vloeistof verdichte gassen als bedoeld in Hoofdstuk 19 van de door de Internationale Maritieme Organisatie vastgestelde International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquified Gases in Bulk, 1983, daaronder begrepen de latere wijzigingen daarvan, en de produkten waarvoor overeenkomstig artikel 1.1.6 van de Code door de betrokken bevoegde autoriteit of havenautoriteit voorlopige geschikte vervoersvoorwaarden zijn gegeven;

    • f. vloeistoffen in bulk met een vlampunt van niet meer dan 60°C (gemeten met de gesloten kroes methode);

    • g. vaste bulkstoffen die chemisch gevaarlijke eigenschappen bezitten die vallen onder Appendix B van de door de Internationale Maritieme Organisatie vastgestelde Code of Safe Practice for Solid Bulk Cargoes, daaronder begrepen de latere wijzigingen daarvan, en die gestort worden vervoerd.

  • 2 Als gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 620, onderdeel a, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek wordt tevens aangewezen het residu van een stof in bulk met een vlampunt van niet meer dan 60°C (gemeten met de gesloten kroes methode).

Artikel 3

Een gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 1030, onderdeel a, en artikel 1060, zesde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek is een stof of voorwerp als bedoeld in hoofdstuk 3.2. van het Reglement behorend bij het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN) (Trb. 2001, 67), daaronder begrepen de latere wijzigingen daarvan.

Artikel 4

Een gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 1210, onderdeel a, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek is een stof of voorwerp waarvan de bijlagen A en B van de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen langs de weg (Trb. 1959, 171), daaronder begrepen de latere wijzigingen daarvan, het internationale vervoer over de weg verbieden of slechts onder bepaalde voorwaarden toelaten, met uitzondering van die stoffen of voorwerpen welke overeenkomstig de voorwaarden van randnummer 10 010 worden vervoerd dan wel waarvan de hoeveelheden tijdens het vervoer die van randnummer 10 011 niet overschrijden.

Artikel 5

Een gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 1670, onderdeel a, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek is een stof of voorwerp waarvan de bijlagen A en B van de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen langs de weg (Trb. 1959, 171), daaronder begrepen de latere wijzigingen daarvan, het internationale vervoer over de weg verbieden of slechts onder bepaalde voorwaarden toelaten, met uitzondering van die stoffen of voorwerpen welke overeenkomstig de voorwaarden van randnummer 10 010 worden vervoerd dan wel waarvan de hoeveelheden tijdens het vervoer die van randnummer 10 011 niet overschrijden.

§ 2. Vaststelling bedragen beperking aansprakelijkheid

Artikel 6

  • 1 Het bedrag bedoeld in artikel 1218 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek tot welke de exploitant van een voertuig zijn aansprakelijkheid kan beperken wordt vastgesteld:

    • a. wanneer het vorderingen betreft terzake van dood of lichamelijk letsel op 7,2 miljoen rekeneenheden per gebeurtenis;

    • b. wanneer het enige andere vordering betreft op 4,8 miljoen rekeneenheden per gebeurtenis.

  • 2 Indien is voldaan aan de vereisten voor aansprakelijkheid van de exploitant uit anderen hoofde dan de artikelen 1210-1217 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, zo artikel 1213, vierde lid, eerste zin, buiten toepassing wordt gelaten, worden in afwijking van het eerste lid, de daar bedoelde bedragen vastgesteld:

    • a. wanneer het vorderingen betreft terzake van dood of lichamelijk letsel op 18 miljoen rekeneenheden per gebeurtenis;

    • b. wanneer het enige andere vordering betreft op 12 miljoen rekeneenheden per gebeurtenis.

Artikel 7

Het bedrag bedoeld in artikel 1678 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek tot welke de exploitant van een spoorweg zijn aansprakelijkheid kan beperken wordt vastgesteld:

  • a. wanneer het vorderingen betreft terzake van dood of lichamelijk letsel op 18 miljoen rekeneenheden per gebeurtenis;

  • b. wanneer het enige andere vordering betreft op 12 miljoen rekeneenheden per gebeurtenis.

Artikel 8

De rekeneenheid, genoemd in de artikelen 6 en 7 is het bijzondere trekkingsrecht, zoals dat is omschreven door het Internationale Monetaire Fonds. De bedragen genoemd in de artikelen 6 en 7 worden omgerekend in Nederlands geld naar de koers van de dag waarop de schuldenaar voldoet aan een ingevolge artikel 642c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gegeven bevel tot storting of andere zekerheidsstelling. De waarde van het Nederlandse geld, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, wordt berekend volgens de waarderingsmethode die door het Internationale Monetaire Fonds op de dag van omrekening wordt toegepast voor zijn eigen verrichtingen en transacties.

§ 3. Slotbepalingen

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit aansprakelijkheid gevaarlijke stoffen en milieuverontreiniging

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 15 december 1994

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de achtentwintigste december 1994

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven