Wijzigingswet Boeken 3, 6 en 8 van het Burgerlijk Wetboek (aansprakelijkheid gevaarlijke stoffen en verontreiniging lucht, water of bodem)

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-02-1995 t/m heden

Wet van 30 november 1994, tot aanvulling van de Boeken 3, 6 en 8 van het Burgerlijk Wetboek met regels betreffende de aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen en verontreiniging van lucht, water of bodem

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Boeken 3, 6 en 8 nieuw BW aan te vullen met regels betreffende de aansprakelijkheid buiten schuld voor gevaarlijke stoffen en verontreiniging van lucht, water of bodem;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel V

  • 1 Deze wet is niet van toepassing, indien de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt, vóór haar inwerkingtreding heeft plaatsgevonden.

  • 2 Is de schade een gevolg van verontreiniging van lucht, water of bodem, dan geldt voor de toepassing van het vorige lid als gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt, het ontstaan van de verontreiniging, met dien verstande dat, indien deze verontreiniging heeft plaatsgevonden doordat de stof in verpakte toestand in water of bodem is gekomen of op de bodem is achtergelaten, zij geacht wordt op dit tijdstip reeds ontstaan te zijn.

  • 3 Deze wet is niet van toepassing op verontreiniging door op een stortplaats gestorte stoffen, indien:

    • a. de stortplaats vóór inwerkingtreding van deze wet reeds was gesloten;

    • b. het een wettelijk toegelaten stortplaats betreft en de verontreiniging uitsluitend is veroorzaakt door stoffen die daar vóór inwerkingtreding van deze wet reeds waren gestort.

  • 4 Deze wet is niet van toepassing, indien de gebeurtenis, bedoeld in artikel 620 onder e, 1030 onder e, 1210 onder d, of 1670 onder e, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, vóór haar inwerkingtreding heeft plaatsgevonden.

Artikel VI

Onze Minister van Justitie stelt de nummering en plaats van invoeging van de artikelen, afdelingen en titels, die bij deze wet in de Boeken 3, 6 en 8 van het nieuw Burgerlijk Wetboek worden ingevoegd, opnieuw vast en brengt de in deze wet voorkomende aanhalingen van artikelen, afdelingen en titels in overeenstemming met die nummering en met de nummering die op het tijdstip van het in werking treden van deze wet voor de Boeken 3, 6 en 8 van dat wetboek is vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 30 november 1994

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de vijftiende december 1994

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven