Heffing van omzetbelasting ten aanzien van woningcorporaties, gemeentelijke woningbedrijven, [...] van ziekenhuizen en bejaardentehuizen

[Regeling vervallen per 01-01-2010.]
Geraadpleegd op 27-04-2024.
Geldend van 30-11-1994 t/m 31-12-2009

Heffing van omzetbelasting ten aanzien van woningcorporaties, gemeentelijke woningbedrijven, pensioenfondsen en dergelijke instellingen, alsmede ten aanzien van exploitanten van ziekenhuizen en bejaardentehuizen

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

§ 1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Woningcorporaties, gemeentelijke woningbedrijven, pensioenfondsen en dergelijke instellingen, die ingevolge artikel 11, lid 1, onderdeel b, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de wet) vrijstelling van die belasting genieten ter zake van de verhuur van woningen, zijn ingevolge artikel 3, lid 1, onderdeel h, van de wet omzetbelasting verschuldigd over het bedrag exclusief omzetbelasting dat voor de in hun opdracht op door hen ter beschikking gestelde grond gebouwde woningen zou moeten worden betaald, indien zij op het tijdstip van de levering zouden worden voortgebracht in de toestand waarin zij zich op dat tijdstip bevinden. De ter zake aan hen door derden in rekening gebrachte omzetbelasting kan in verband daarmede door hen als zgn. voorbelasting in aftrek worden gebracht. Een en ander geldt niet, indien de bouw geschiedt op grond van de bouwondernemer die deze te zijner tijd tezamen met het gebouwde aan de desbetreffende instelling overdraagt.

In gevallen waarin meergenoemd artikel 3, lid 1, onderdeel h, toepassing vindt, is de omzetbelasting verschuldigd wegens het aldaar omschreven beschikken voor bedrijfsdoeleinden. Van een dergelijk beschikken is in deze gevallen sprake bij het ingaan van de verhuur van de desbetreffende woningen. Ook de hoogte van het tarief van de omzetbelasting is gebonden aan het moment waarop het in voornoemde bepaling omschreven belastbare feit plaatsvindt.

Ingevolge punt 7 van de aanschrijving van 27 juni 1979, nr. 279-7382 (BTW-9), behoeft tot de maatstaf van heffing onder meer niet te worden gerekend een op de woningen betrekking hebbend aandeel in de constante algemene kosten van de desbetreffende woningcorporatie of dergelijke instelling. Tot die constante algemene kosten kunnen ook nog worden gerekend de onder de categorie ‘onvoorziene kosten’ te rangschikken administratiekosten van de woningcorporatie, vergaderkosten e.d. Tot de maatstaf van heffing behoren mede:

  • de door de woningcorporaties en dergelijke instellingen gemaakte kosten voor het eigen dagelijk toezicht, uitgeoefend door bij de desbetreffende instelling in vaste dienst zijnde opzichters;

  • de kosten van de grond die een gemeente aanwendt ten behoeve van het gemeenschappelijke woningbedrijf, in welk geval de gemeente uiteraard aanspraak heeft op aftrek van de omzetbelasting die op de verwerving en het bouwrijp maken van die grond drukt. Bij het bepalen van de kosten van de grond kan het gestelde in punt 4 van evengenoemde aanschrijving toepassing vinden.

§ 2. Achterwege laten van integratieheffing

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Ik keur goed dat woningcorporaties, gemeentelijke woningbedrijven, pensioenfondsen en dergelijke instellingen ten aanzien van de verhuur van de door hen of in hun opdracht gebouwde woningen de toepassing van artikel 3, lid 1, onderdeel h, van de wet achterwege laten, indien wordt afgezien van het recht, de omzetbelasting die betrekking heeft op de aankoop van de grond en de bouw van de woningen in aftrek te brengen. In dit verband dienen onder ‘dergelijke instellingen’ te worden verstaan lichamen die zonder winstoogmerk en met het oog op een sociale doelstelling woningen verhuren.

De betrokken ondernemer wordt geacht af te zien van het toepassen van evenbedoelde faciliteit, indien hij overgaat tot het in aftrek brengen c.q. teruggaaf vragen van voorbelasting die betrekking heeft op de aanschaf van de grond of de bouw van de woningen. In deze gevallen zal de toepassing van de evengenoemde wettelijke bepaling niet achterwege kunnen blijven.

De faciliteit is uitsluitend van toepassing op de verhuurde woningen. Dit brengt onder meer mede, dat artikel 3, lid 1, onderdeel h, van de wet niet buiten toepassing kan blijven voor zover de betreffende zaak wordt gebezigd ten behoeve van eigen huisvesting.

§ 3. Ziekenhuizen en bejaardentehuizen

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Het onder § 1 en § 2 gestelde kan op overeenkomstige wijze worden toegepast door exploitanten van ziekenhuizen en bejaardentehuizen, met dien verstande dat de faciliteit in voorkomende gevallen van toepassing is op het gehele ziekenhuis respectievelijk bejaardentehuis, inclusief het gedeelte daarvan dat voor eigen huisvesting is bestemd.

§ 4. Beheer en/of onderhoud van woningen

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Woningcorporaties en door gemeenten opgerichte stichtingen, verenigingen, enz., welke zijn belast met het beheer en/of onderhoud van aan woningcorporaties of gemeenten toebehorende woningwetwoningen en premiewoningen behoeven geen omzetbelasting te voldoen ter zake van de tegen vergoeding verrichte werkzaamheden, die voortvloeien uit het beheer en/of onderhoud van die woningen, mits ter zake geen aanspraak wordt gemaakt op aftrek van voorbelasting.

Eveneens kan heffing van omzetbelasting achterwege blijven ingeval een zgn. gemeentelijke woningstichting mede is belast met het beheer en/of onderhoud van aan de desbetreffende gemeente toebehorende woningen, niet zijnde woningwetwoningen of premiewoningen, zulks uiteraard ook onder de voorwaarde dat geen aanspraak op aftrek van voorbelasting wordt gemaakt.

Ten slotte keur ik goed dat eenzelfde gedragslijn wordt gevolgd met betrekking tot werkzaamheden van woningcorporaties die voortvloeien uit het beheer en/of onderhoud van zgn. Ambonnezenwoningen alsmede van gemeentelijke woonwagenstandplaatsen, ook indien het geen woningwetwoningen of premiewoningen betreft. Tot de werkzaamheden die voortvloeien uit het beheer en/of onderhoud van woonwagenstandplaatsen kunnen in dit verband alle activiteiten worden gerekend die normaliter voortvloeien uit het beheer en het onderhoud van woonwagens en woonwagenstandplaatsen. De goedkeuring ziet evenwel niet op groot of buitengewoon onderhoud van woonwagens.

De hiervoor bedoelde faciliteiten zijn niet van toepassing op prestaties die ingevolge artikel 9 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 en artikel 9a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 zijn uitgezonderd van de vrijstelling ex artikel 11, lid 1, onderdeel u, van de wet (de vrijstelling voor zgn. samenwerkingsverbanden).

§ 5. Slotbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

De aanschrijving van 27 juni 1979, nr. 279-7000 (BTW-10), heeft hiermee haar belang verloren en wordt derhalve ingetrokken.

Het vorenstaande houdt ten opzichte van evengenoemde aanschrijving geen beleidswijziging in, maar bevat een verduidelijking ten aanzien van het begrip ‘dergelijke instellingen’ (zie § 2, eerste alinea, laatste volzin) en de toepasselijkheid van de regeling ten aanzien van eigen huisvesting (zie § 2, derde alinea, en § 3, slot). Voorts is de beslissing van 9 februari 1993, nr. VB 91/653 (Infobulletin 93/131), in de tekst verwerkt.

Naar boven