Besluit toekenning vaandel aan het Garderegiment Grenadiers en Jagers

Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 06-04-1995 t/m heden

Besluit van 22 september 1994, houdende toekenning vaandel aan het Garderegiment Grenadiers en Jagers

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Defensie van 13 september 1994, Bevelhebber der Landstrijdkrachten nummer KAB/8659;

Overwegende dat het is gewenst, in verband met de herstructurering van de Koninklijke Landmacht, wijziging te brengen in de vredessamenstelling van het Garderegiment Grenadiers en van het Garderegiment Jagers, de plaatsing van officieren, de traditiehandhaving en de vaandels alsmede de opschriften.

Gelet op het gestelde in het Koninklijk Besluit van 7 juli 1829, nummer 104 sindsdien herhaaldelijk gewijzigd en het Koninklijk Besluit van 12 maart 1977, nummer 101 laatstelijk gewijzigd bij Ons besluit van 26 januari 1983, nummer 72.

Hebben goedgevonden en verstaan;

Artikel 1

  • a. Het Garderegiment Grenadiers en het Garderegiment Jagers worden samengevoegd tot het Garderegiment Grenadiers en Jagers. Onze Minister van Defensie is belast met de vaststelling van de organisatie, die minimaal uit een, niet mobilisabel, bataljon bestaat, dat Garde Grenadier- en Garde Jager-compagnieën omvat.

  • b. De Regimentscommandant van het Garderegiment Grenadiers en Jagers wordt, op voordracht van Onze Minister van Defensie, bij Ons Besluit benoemd en behoort, bij toerbeurt voor de duur van de functievervulling, tot de Garde Grenadiers of Garde Jagers.

  • c. De reeds bij Koninklijk Besluit bij het Garderegiment Grenadiers of bij het Garderegiment Jagers geplaatste officieren in werkelijke dienst en reserve-officieren met groot verlof worden geacht te zijn geplaatst bij het Garderegiment Grenadiers en Jagers, in beginsel onder handhaving van hun indeling bij de Garde Grenadiers of Garde Jagers, uitzonderingen ter beoordeling van de Regimentscommandant.

  • d. De bij het Garderegiment Grenadiers en Jagers te plaatsen officieren worden, op voordracht van de Regimentscommandant, bij Ons Besluit geplaatst. De officieren en onderofficieren zullen zoveel mogelijk, zulks ter beoordeling van de Regimentscommandant, gelijkelijk verdeeld behoren tot de Garde Grenadiers en Garde Jagers.

Artikel 2

  • a. De traditie van het Garderegiment Grenadiers en van het Garderegiment Jagers gaat over op en wordt voortgezet door het Garderegiment Grenadiers en Jagers.

  • b. Aan het Garderegiment Grenadiers en Jagers wordt een vaandel toegekend dat, om uiting te geven aan de voortzetting van de traditie, zal worden voorzien van een samenvoeging van eerder aan de afzonderlijke Garderegimenten Grenadiers en Jagers toegekende opschriften, die alle krijgsverrichtingen omvatten vanaf de oprichting in 1829.

  • c. Het vaandel van het Garderegiment Grenadiers en het vaandel van het Garderegiment Jagers zullen worden ingenomen.

Artikel 3

Aan het Garderegiment Grenadiers en Jagers wordt een vaandel uitgereikt:

  • a. Waarop, gelet op de bijlage dezes, vier opschriften komen:

    "Tiendaagse Veldtocht 1831"

    "Ypenburg en Ockenburg 1940"

    "West-Java 1946-1949" en

    "Oost-Java 1947-1949".

  • b. Waaraan, gelet op de bijlage dezes, het Metalen Kruis van Koning Willem II is gehecht.

Artikel 4

Het vaandel bestaat uit:

  • a. Een doek van oranje zijde, lang en breed 60 cm, omzoomd met gouden franje. Langs vier zijden van het doek is geborduurd een doorlopende oranjetak. Het vaandeldoek is omgeven met een rand van goudgalon, breed 11 mm, de omzoming met gouden franje aangevuld met gouden torsaden op onderlinge afstand van 25mm. Voorts op de voorzijde in goud geborduurd een gekroonde "B"; de kroon in de kleuren volgens het Koninklijk Wapen, onder de "B" de benaming "Garderegiment Grenadiers en Jagers". De in artikel 2 genoemde opschriften worden in goud beborduurde letters aangebracht aan de zijde van het doek waarop de naam van het Garderegiment staat. "Tiendaagse Veldtocht 1831" middenboven, "Ypenburg en Ockenburg 1940" in de linker bovenhoek en "West-Java 1946-1949, Oost-Java 1947-1949" in de rechter bovenhoek. Op de achterzijde van het doek in kleuren geborduurd het Koninklijk Wapen, doch zonder de daarbij behorende mantel, omgeven door twee met een lint samengebonden takken, ter linker zijde van het wapen een eikentak, ter rechterzijde een lauwertak.

  • b. Een zwarte essenhouten stok, waarvan het gedeelte, boven het doek uitkomende, voorzien is van een eikenkrans, waarop een langwerpig voetstuk met een rustende leeuw, houdende een opgeheven zwaard. Aan de stok zijn bevestigd twee van gouddraad gevlochten vaandelkwasten met losse bouillons aan een, eveneens van gouddraad gevlochten koord met horizontale schuifpassant. De lengte van de stok bedraagt tot aan het voetstuk waar de leeuw op rust, 2,50 m. Op de korte zijden van het voetstuk een gekroonde "B", op de beide lange zijden de woorden "Koningin en Vaderland", omgeven door een slang. Leeuw, voetstuk en krans zijn van verguld koper.

  • c. Het Metalen Kruis, vrijhangend aan het bijbehorende lint, dat een lengte heeft van 30 cm en dat bevestigd is aan de stok ter hoogte van de eikenkrans.

Artikel 5

In het Koninklijk Besluit van 12 maart 1977, nummer 101, artikel 3 lid 2, wordt het Garderegiment Grenadiers en Garderegiment Jagers vervangen door Garderegiment Grenadiers en Jagers. Een overzicht in de bijbehorende bijlage wordt op overeenkomstige wijze gewijzigd.

Onze Minister van Defensie is belast met de uitvoering van dit Besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan Onze Adjudant-Generaal, tevens Chef van Ons Militaire Huis.

's-Gravenhage, 22 september 1994

Beatrix

De Minister van Defensie,

J. J. C. Voorhoeve

Uitgegeven de tiende november 1994

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven