Bijlagen
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
‘De Verenigde Staten (1787–1914): samenleving op de rails’
H.a.v.o./v.w.o.
Verantwoording
Afbakening
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
De stofomschrijving over de Verenigde Staten tussen 1787 en 1914 is onderdeel van
het themaveld ‘Een wereldmacht, traditie en verandering.’
De omschrijving omvat een relatief lange periode en een veelheid aan onderwerpen.
Selectie was dan ook onvermijdelijk, mede gelet op het aantal van 20 lessen waarin
de stof behandeld moet worden. De keuze van onderwerpen werd ook bepaald door de opdracht
die de commissie meekreeg, namelijk vooral aandacht te schenken aan de binnenlandse
sociaal-economische ontwikkelingen uit deze periode van de Amerikaanse geschiedenis.
Hoewel met name de einddatum van de periode meer ingegeven lijkt door Europese dan
Amerikaanse gebeurtenissen en enigszins gekunsteld aandoet, is de chronologische afbakening
van de stof niet geheel arbitrair. De periode van deze stofomschrijving krijgt een
‘logisch’ begin in 1787 (het jaar dat de Amerikaanse grondwet geschreven wordt) en
eindigt in 1914 (het begin van een oorlog die de Verenigde Staten tot wereldmacht
maakt en een steeds toonaangevender rol in internationale aangelegenheden doet vervullen).
Deze stofomschrijving is geen reisgids van het Amerikaanse verleden. Verscheidene
historische gebeurtenissen, zoals de Amerikaanse Burgeroorlog, blijven nagenoeg onbesproken;
Amerikaanse partijvorming en buitenlandse politiek zijn eveneens buiten beschouwing
gelaten.
De geschiedenis die hier wordt omschreven werkt niet met nauwkeurig afgebakende standen
en klassen in een zorgvuldig gedefinieerde agrarische of industriële samenleving.
Deze nauwkeurige afbakeningen en definities zijn volgens de commissie slechts in beperkte
mate geschikt als analyse-instrument voor de sociaal-economische dynamiek van de negentiende-eeuwse
Amerikaanse samenleving die in deze stofomschrijving centraal staat.
Kandidaten
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Kandidaten komen binnen dit onderwerp niet alleen een ook in Nederland populaire Amerikaanse
cultuur in een andere context tegen. Kennis over de wijze waarop de jonge Amerikaanse
natie zich heeft ontwikkeld geeft hun inzicht in de beweegredenen van een huidige
wereldmacht. Bovendien confronteert dit onderwerp kandidaten met de problemen van
een multiculturele of multi-etnische samenleving. Ook toont het bijvoorbeeld aan dat
vooruitgang een ingewikkeld proces is dat niet altijd lineair verloopt en dat vooruitgang
voor verschillende groepen uiteenlopende betekenissen en gevolgen kan hebben. Tenslotte
krijgen de kandidaten oog voor karakteristieken van de Amerikaanse samenleving die
als constanten in de Amerikaanse geschiedenis te traceren zijn zoals een sterk optimisme,
een ‘frontier’-mentaliteit en het streven naar individuele vrijheid en de tegenstellingen
tussen individualisme en collectieve actie, ideaal en werkelijkheid, vrijheid en onvrijheid,
(nationale) eenheid en verscheidenheid, arm en rijk, regio's (noord, zuid, oost, west),
tussen de macht van de federale overheid en die van de afzonderlijke staten.
Centrale vraagstelling en deelvragen
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Het thema dat in deze stofomschrijving centraal staat en richting moet geven aan het
onderwijs over de periode beschrijft vanuit de sociaal-economische invalshoek enerzijds
het uit elkaar vallen van de Amerikaanse samenleving, anderzijds de pogingen die ondernomen
worden om van het land een eenheid te maken; het thema is gecentreerd rond de vraag:
‘Hebben de ontwikkelingen naar een industriële samenleving en de reacties daarop van
verschillende bevolkingsgroepen in de periode tussen 1787 en 1914 de eenheid van de
Amerikaanse natie bevorderd?’
Om de bespreking van het thema te vergemakkelijken zijn drie deelvragen geformuleerd.
Deze deelvragen luiden:
-
1. Welke relevante sociaal-economische ontwikkelingen doen zich voor?
-
2. Hoe spelen verschillende bevolkingsgroepen in op de gevolgen van deze ontwikkelingen?
-
3. Welke ideeën over de eenheid van de Amerikaanse natie krijgen in deze ontwikkelingen
en reacties het accent?
Aangezien de processen van bijvoorbeeld industrialisatie, technologische ontwikkeling
en geografische expansie die hier ter sprake komen niet precies samenvallen en niet
de traditionele politieke scheidslijnen in het Amerikaanse verleden volgen, is hier
gekozen voor een chronologische onderverdeling gecentreerd rond vijf, niet geheel
willekeurig gekozen momentopnamen ontleend aan de geschiedenis van de spoorwegen.
Deze momenten, spoorweggebeurtenissen in de jaren 1830, 1869 en 1887, zijn symbolisch
voor een nieuwe situatie in de Amerikaanse samenleving rond die tijdstippen. De stofomschrijving
begint in 1787 omdat dat jaar een nieuwe grondwet een politieke eenheid oplegt die
inspeelt op en ondergraven wordt door de sociaal-economische dynamiek: een centraal
thema binnen deze stofomschrijving. Het jaar 1914 sluit de omschrijving af met een
schets van aspecten uit de centrale vraagstelling die van belang blijven of naderhand
prominent worden. De momentopnamen mogen geenszins verabsoluteerd worden. Zij dienen
slechts om binnen de dynamiek van het onderwerp processen van ontwikkeling, continuïteit
en discontinuïteit te illustreren; zij fungeren als een soort kapstok waaraan de reacties
van telkens een paar bevolkingsgroepen op deze ontwikkelingen opgehangen kunnen worden.
De bevolkingsgroepen die in deze stofomschrijving aandacht krijgen zijn indianen,
zwarten, vrouwen, immigranten, arbeiders, kleine boeren en middengroepen. Aangezien
het onwerkbaar is bij elk van de vijf momentopnamen uitgebreid stil te staan bij de
lotgevallen van elk van deze groepen, heeft de commissie er voor gekozen bij de momentopnamen
de positie van telkens twee van deze groepen uitvoerig te belichten en de posities
van anderen summier te schetsen onder de rubriek ‘sociaal-economische ontwikkelingen.’
Waar nodig worden deelgroepen binnen de zeven hoofdgroepen onderscheiden naar bijvoorbeeld
regio, klasse en/of sekse.
De in de stofomschrijving voorkomende namen van plaatsen, personen, wetten en instellingen
bieden de mogelijkheid ontwikkelingen en reacties concreet uit te werken. De spoorwegen
zijn zelf ook een dergelijke concretisering: zij illustreren een groot aantal van
de processen die hier ter sprake komen.
Opbouw van de hoofdstukken
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
De opzet van de hoofdstukken is steeds dezelfde. Elk hoofdstuk begint met ‘geografische
gegevens.’ Deze gegevens leveren een beeld van de groei van land en bevolking dat
onontbeerlijk is voor een goed begrip van ontwikkelingen en reacties daarop. De deelvragen
worden in afzonderlijke paragrafen behandeld. In de paragraaf ‘ontwikkelingen’ (de
eerste deelvraag) komen eerst de algemene ontwikkelingen aan de orde, gevolgd door
de gebeurtenissen die van invloed zijn op de positie van specifieke bevolkingsgroepen.
Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een soort balans, een rode draad die verwijst naar
de problematiek van de centrale vraagstelling.
Structuurbegrippen en vaardigheden
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Bij het totstandkomen van de stofomschrijving hebben structuurbegrippen een belangrijke
rol gespeeld. Docenten, toetsenmakers en auteurs van examenkaternen krijgen in deze
stofomschrijving een raamwerk aangeboden voor het werken met structuurbegrippen en
vaardigheden. De centrale vraagstelling en de daaruit voortvloeiende deelvragen zijn
opgezet vanuit structuurbegrippen en de daarbij behorende vaardigheden; aldus bepalen
zij mede de opzet van elk hoofdstuk.
In deze stofomschrijving komen alle zeven structuurbegrippen aan de orde. Hieronder
wordt gelet op de centrale vraag en deelvragen per structuurbegrip aangegeven welke
vaardigheden op welke plaats het meeste accent krijgen.
Interpretatie
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
De centrale vraag van deze stofomschrijving, de eenheid of verdeeldheid van de Amerikaanse
natie, brengt heel duidelijk het structuurbegrip ‘interpretatie’ naar voren. Dit structuurbegrip
loopt als een rode draad door de gehele stofomschrijving. De kandidaten kunnen aan
de hand van een aantal factoren een interpretatie geven over de mate van eenheid of
verdeeldheid van de Amerikaanse natie (vaardigheid a, b, c en d, regeling examenprogramma
bijlage C.1).
Verandering, continuïteit en discontinuïteit
De in de centrale vraag genoemde ontwikkelingen naar een industriële samenleving en
de reacties van verschillende bevolkingsgroepen daarop over een periode van meer dan
honderd jaar verwijzen naar het structuurbegrip ‘verandering, continuïteit en discontinuïteit.’
De kandidaten kunnen in sociaal-economische ontwikkelingen en reacties een onderscheid
maken tussen het incidentele en het algemeen voorkomende. Tevens kunnen de kandidaten
factoren onderkennen die ten grondslag liggen aan sociaal-economische verandering
en de weerstand daartegen (vaardigheden a, b en c).
Bron en vraagstelling
De kandidaten kunnen bij het beantwoorden van de drie deelvragen aard en waarde vaststellen
van bronnen die betrekking hebben op sociaal-economische ontwikkelingen, reacties
en ideeën van bevolkingsgroepen (vaardigheid a en d).
Oorzaken en gevolgen
Bij de vraag hoe verschillende bevolkingsgroepen inspelen op de gevolgen van sociaal-economische
ontwikkelingen (deelvraag 2) is het van belang inzicht te krijgen in die gevolgen:
zijn het gewilde/ongewilde, bedoelde/onbedoelde, direct of later optredende gevolgen
(vaardigheid c en d).
Inleving en standplaatsgebondenheid
Voor een juist begrip van reacties (deelvraag 2) en ideeën (deelvraag 3) van verschillende
bevolkingsgroepen is het nodig zich te verplaatsen in o.a. waardensystemen en verwachtingen
van deze groepen in de Amerikaanse samenleving in de periode 1787–1914 (vaardigheid
a en b).
Feit en objectiviteit
Kandidaten kunnen kritisch vaststellen of de reacties (deelvraag 2) en ideeën (deelvraag
3) gebaseerd zijn op feiten en/of meningen. Ook kunnen zij bepalen of meningen ingegeven
worden door vooroordelen en/of stereotypen (vaardigheid a).
Politiek
Reacties (deelvraag 2) en ideeën (deelvraag 3) kunnen een politiek karakter dragen.
De kandidaten zien in dat verschillende bevolkingsgroepen uiteenlopende en soms botsende
belangen en ideeën hebben, die compromissen noodzakelijk maken (vaardigheid b).
Invulling
Hoofdstuk 1.: 1787
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
1.1. Geografische gegevens
De Verenigde Staten bestaan in 1787 uit 13 deelstaten, het land telt bijna 4 miljoen
inwoners; 95% van de bevolking woont en werkt op het platteland. Zwarten wonen hoofdzakelijk
in de zuidelijke deelstaten. Het grondgebied van de natie – deelstaten en territoria – loopt van de oost-kust tot de Mississippi, van Maine tot en met Georgia.
2.1.2. Welke relevante sociaal-economische ontwikkelingen doen zich voor?
Terwijl de ‘Founding Fathers’ in Philadelphia aan een nieuw politiek bestel sleutelen, werkt Oliver Evans, na het
opzetten van een meelfabriek, in diezelfde stad aan een stoommachine die als een soort
locomotief dienst kan doen.
Het Congres neemt in 1787 een derde ‘Northwest Ordinance’ aan, die het bestuur over het gebied tussen de Mississippi, de Ohio en de Grote Meren
in handen van de nationale overheid legt en aan kolonisten in deze regio burgerrechten zoals vrijheid van godsdienst en de afwezigheid van slavernij garandeert.
Commercialisering van de samenleving zorgt er voor dat boeren het produceren voor
eigen behoefte opgeven en de markt opzoeken; zij stimuleert niet alleen de schoenindustrie
en textielnijverheid maar ook contacten tussen voorheen lokale, semi-autarkische regio's,
en bevordert de verdere groei van middengroepen als handwerkslieden en handelaren.
Uitvindingen beginnen een grote rol binnen deze sociaal-economische ontwikkelingen
te spelen. Er worden in de periode 1790–1800 bijna driehonderd uitvindingen geregistreerd.
Uitvinders krijgen een voorbeeldfunctie; de techniek lijkt mensen de mogelijkheid
te bieden hun natuurlijke omgeving te beheersen.
Verdragen met indianen maken Indiaans grondgebied in respectievelijk ‘upstate’ New
York en ten zuiden van de Ohio vrij voor blanke kolonisten: Amerikanen denken dat
niets een verdere geografische expansie van de jonge natie in de wegstaat. De indiaanse
bevolking van de ‘Northwest Territory’ verzet zich echter tegen blanke vestiging.
De groei van de Britse textielindustrie en Eli Whitney's ontwerp van de ‘cotton gin’ (1793) stimuleren de katoenteelt in de zuidelijke deelstaten van het land. Hierdoor
wordt een systeem van slavernij nieuw leven ingeblazen; zuidelijke plantagehouders
voeren massaal nieuwe slaven in om de werkkrachten die tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog
zijn verdwenen te vervangen. Slavenhouders verkondigen met succes de ongelijkheid
van blank en zwart om de arme blanke boeren aan zich te binden: racisme verdoezelt
verschillen tussen blanken onderling. Als de nijverheid in het noorden deze katoen
gaat verwerken, wordt de economie van de noordelijke en zuidelijke deelstaten geïntegreerd,
en begint de textielindustrie uit te groeien tot de belangrijkste industriële sector
van de Verenigde Staten in de periode voor de Burgeroorlog.
1.3. Hoe spelen boeren in op de gevolgen van deze ontwikkelingen?
Bij veel boeren is de drang produkten te verhandelen, al is het maar in de vorm van
ruilhandel, groot; specialisatie is echter nog vol risico's in een relatief primitieve
markt met een geringe geldomloop.
De blanke bevolking is mobiel. In de jaren na de Onafhankelijkheidsoorlog verhuist
jaarlijks vijf tot tien procent van de inwoners. De helft daarvan gaat naar een andere
deelstaat. Kolonisten trekken naar het westen: in deze jaren gaan zij vooral in het
gebied van ‘upstate’ New York, de westelijke helft van Pennsylvania, en de latere
deelstaten Kentucky en Tennessee op zoek naar een eigen stuk grond.
Een ‘Frontier’ samenleving van pelsjagers, pioniers, gelukszoekers en boeren stimuleert zowel individualisme als gemeenschapszin; zij
heeft economische ontwikkeling en verkwisting van natuurlijke hulpbronnen tot gevolg.
De ‘frontier’ bevordert gelijke kansen voor man en vrouw, maar ook het recht van de
sterkste en speculatie in land die het gelijkheidsideaal ondergraven.
1.4. Hoe spelen zwarten in op de gevolgen van deze ontwikkelingen?
De zwarten die als slaven in het zuiden werken als landarbeiders of in het blanke
huishouden bezitten geen burgerrechten, aangezien zij niet als mens maar als bezit
worden beschouwd; wetgeving in zuidelijke deelstaten verankert deze status. Ook vrije
zwarten in Noord en Zuid lijden onder discriminatie. Opstanden van slaven komen sporadisch
voor, sabotage en lijdzaam verzet op de werkplek veelvuldig; sommige slaven proberen
te vluchten, anderen plegen zelfmoord. Organisaties als de ‘African Methodist Episcopal’ kerk creëren een eigen institutioneel kader voor de zwarte bevolking van het land.
Ook op de plantages zijn zwarten vaak in staat een eigen sociaal netwerk op te zetten
en te onderhouden. Het in stand houden van een eigen cultuur met onderlinge hulporganisaties
is een essentieel onderdeel van de zwarte overlevingsstrategie. De persoonlijkheid
van zwarten speelt een rol in hun houding: inschikkelijkheid en opstandigheid, gemengd
met gevoelens van wantrouwen ten opzichte van blanken, karakteriseren de reacties
van veel zwarten.
1.5. Welke ideeën over de eenheid van de Amerikaanse natie krijgen in deze ontwikkelingen
en reacties het accent?
De grondwet roept een nieuwe centrale overheid in het leven, maar laat de deelstaten
voor een belangrijk deel in hun waarde. Politieke macht wordt tegelijkertijd gecentraliseerd
en verdeeld. De grondwet is, zoals de makers zelf erkennen, het resultaat van compromissen
en belangenbehartiging. Zo wordt het slavernijsysteem van de zuidelijke staten door
de grondwet beschermd. De 3/5 clausule telt de slaven in de zuidelijke deelstaten voor 3/5 mee als bevolking en garandeert
aldus deze staten meer vertegenwoordigers in het Huis van Afgevaardigden. De ‘fugitive slave’ clausule eist dat weggevluchte slaven teruggebracht worden naar hun eigenaren. De
internationale slavenhandel wordt de eerste twintig jaar ongemoeid gelaten. De tekst
van 1787 keurt met andere woorden discriminatie van bevolkingsgroepen goed.
Toch wordt door de Amerikaanse constitutie de emancipatie van minderheden of achtergestelde
groepen ook mogelijk gemaakt. De opstellers van de tekst staan wijziging van de grondwet
via amendementen toe. In 1791 worden door tien van dergelijke toevoegingen, de ‘Bill of Rights’, burgerrechten zoals de persvrijheid, de vrijheid van religie en het recht van vergadering
gegarandeerd. Hoewel bevolkingsgroepen als zwarten en vrouwen voor een belangrijk
deel buiten de politiek worden gehouden – slechts in New Jersey hebben vrouwen bijvoorbeeld
stemrecht in 1787 – stimuleert de grondwet ontevredenen binnen de samenleving door
amendering van de tekst in één klap hun situatie te verbeteren.
De autoriteitsgevoeligheid onder de bevolking is door de Onafhankelijkheidsstrijd
afgenomen: geloof en grootgrondbezit zijn onvoldoende om de natie bijelkaar te houden.
Een nieuw bindmiddel wordt de onder andere door Thomas Jefferson onderschreven idylle van een eigen stukje land voor elke blanke burger: de kleine,
zelfstandige boer wordt geïdealiseerd als hoeksteen van een vrije, gedecentraliseerde
samenleving. Tegenover dit ideaal van de ‘yeoman farmer’ formuleren vertegenwoordigers van de commerciële en financiële elites als Alexander Hamilton mercantilistische opvattingen uitgaande van een sturende overheid geleid door henzelf.
1.6. De Verenigde Staten: één of verdeeld?
De gelijkheidsidealen van de Onafhankelijkheidsverklaring van 1776 en de politieke
eenheid die de nieuwe grondwet aan het land oplegt, worden ondergraven door de economische
dynamiek. Individualisme, landhonger en winstbejag ondermijnen de politieke, morele
en geografische grenzen van de maatschappij: blanke Amerikanen komen in conflict met
de oorspronkelijke bewoners van het land, ruziën over de vraag hoe de grond onderling
verdeeld moet worden, en houden een slavernijsysteem in stand dat de natie uiteindelijk
splijt. Ideaalbeelden als de ‘yeoman farmer’ worden gebruikt om de verdeeldheid te
verdoezelen.
Hoofdstuk 2: 1830
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
2.1. Geografische gegevens
De Verenigde Staten bestaan in 1830 uit 24 deelstaten met een totale bevolking van
13 miljoen mensen. Ongeveer 90% van de bevolking leeft op het platteland. Het grondgebied
van de Verenigde Staten heeft zich inmiddels dankzij de ‘Louisiana Purchase’ van 1803 verdubbeld. Het land heeft sinds 1800 een nieuwe hoofdstad: Washington,
D.C. De ‘Frontier’ schuift op naar het huidige Indiana en Illinois, en Louisiana en
Arkansas. Gedurende de tien jaren voor 1830 zijn ongeveer 150.000 immigranten het
land binnen gekomen, in meerderheid afkomstig uit Noord- en West-Europa; in de tien
jaar na 1830 loopt dat aantal op tot zo'n 600.000. Vooral in het noord-oosten van
het land groeien de steden.
2.2. Welke relevante sociaal-economische ontwikkelingen doen zich voor?
Na Robert Fultons succesvolle experiment met een stoomschip in 1807, rijdt in 1830
op een dertien mijl lang traject van de ‘Baltimore and Ohio Railroad’ voor het eerst
een Amerikaanse locomotief. Trein en spoorweg beginnen schip en kanaal te vervangen
als belangrijkste vorm van vervoer en bindmiddel van het land en bevorderen de groei
van de economie en de natie.
Het aantal patenten dat verleend wordt bedraagt in de periode tussen 1820 en 1830
ongeveer 500 per jaar. Er worden electrische apparaten uitgevonden en Samuel Colt
verkrijgt in 1835 een patent op de revolver.
Zelfstandige handwerkers, de meester en diens leerlingen, maken geleidelijk plaats
voor loonarbeiders; werk begint zich te concentreren in de fabriek. In het noorden,
in plaatsjes als Waltham en Lowell (Massachusetts) verschijnen de eerste fabrieken.
Tegen 1820 is meer dan een kwart van de arbeiders in de ‘New England’ en ‘mid-Atlantic’
deelstaten niet langer in huisnijverheid werkzaam maar in kleine fabrieken, waar textiel-produkten
en schoenen vervaardigd worden door vooral kinderen en vrouwen. Hoewel zij experimenteren
met nieuwe vormen van organisatie, zijn de meeste bedrijfjes nog familie-aangelegenheden.
Fabrieken als in Lowell genieten aanvankelijk nog een zekere faam als experimentele
opvoedingscentra: de eigenaren verzorgen onderwijs en vrije-tijdsbesteding om, vooral
vrouwelijke, arbeidskrachten aan te trekken. Zeventig-urige werkweken, vrouwen- en
kinderarbeid worden door werknemers en werkgevers als positief ervaren. Na 1830 verslechteren
de verhoudingen tussen werknemer en werkgever ook in deze centra snel: produktie komt
centraal te staan.
Dankzij uitvindingen als Cyrus McCormicks maaimachine en John Deere's stalen ploeg
en het werk van een voortdurende stroom pioniers wordt de landbouw van het westen
een steeds belangrijker component van de Amerikaanse economie. Gebiedsuitbreiding
en lagere grondprijzen maken een stukje grond voor de kleine boer mogelijk.
Het zuiden concentreert zich op de agrarische productie en katoenteelt en is wat overige
produkten en vervoer betreft in hoge mate afhankelijk van het noorden. In het zuiden
zoeken behalve de kleine boeren ook plantagehouders naar grond.
Het Congres reserveert in 1830 een half miljoen dollar voor gedwongen migratie van
indianenstammen in het zuiden van de natie om verdere expansie te garanderen.
Een slavenopstand in Virginia onder leiding van Nat Turner schokt de zuidelijke samenleving in 1831. In het noorden krijgt de beweging voor
abolitionisme, de afschaffing van slavernij, in 1831 nieuw élan met de publicatie van The Liberator door William Lloyd Garrison en in 1833 door de oprichting van de ‘American Anti-Slavery Society.’ Een ‘underground railroad’ helpt slaven naar het noorden ontsnappen.
Telkens wanneer een territorium voldoende kolonisten heeft om als deelstaat georganiseerd
te worden, rijst de vraag of in de nieuwe staat slavernij mag bestaan en of de grond
onder kleine boeren verdeeld moet worden.
De inkomensverschillen tussen werkgevers en werknemers, kleine boeren en grootgrondbezitters,
groeien; schommelingen in de Amerikaanse economie, bijvoorbeeld in 1837, maken voortdurend
winnaars en verliezers. Steden kennen verpauperde wijken.
2.3. Hoe spelen indianen in op de gevolgen van deze ontwikkelingen?
Door de behoefte aan grond voor landbouw en katoenplantages neemt de druk op indiaans
grondgebied toe. De in verdragen vastgelegde afspraken tussen blanken en indianen
worden door blanken voortdurend geschonden.
Indianenstammen reageren verschillend op de blanke expansiedrift. Sommige indianen
passen zich aan of sluiten allianties met blanke indringers om zo rivaliserende stammen
de baas te worden. Andere indianen verzetten zich met guerrilla-acties of zoeken bescherming
bij het Hooggerechtshof, dat wetten van de nationale overheid en de deelstaten kan
toetsen aan de grondwet.
Pogingen om stammen vrijwillig afstand te laten doen van hun grond, door hen economisch
afhankelijk te maken of via onderwijs en zending te assimileren, mislukken grotendeels.
De ‘Removal Act’ van 1830 geeft President Jackson de middelen over te gaan tot gedwongen verhuizing
van de indianen en vestiging in reservaten. Tijdens zijn presidentschap worden zo'n 90 verdragen met stammen afgesloten om een
door blanken afgedwongen ‘migratie’ te regelen. Stammen als de Cherokees verhuizen,
langs de ‘Trail of Tears.’ Ten oosten van de Mississippi blijven weinig indianen over. In het noord-oosten zijn
al voor de Onafhankelijkheidsoorlog veel indianen verdreven of aan nieuwe ziektes
gestorven.
2.4. Hoe spelen vrouwen in op de gevolgen van deze ontwikkelingen?
De economische dynamiek leidt niet alleen tot een verheerlijking van het begrip arbeid,
maar geeft bij velen tevens aanleiding tot gevoelens van angst en onzekerheid. Vrouwen
spelen een hoofdrol in hervormingsbewegingen die aan misstanden in de samenleving
zoals slavernij, verpaupering, prostitutie en alcoholisme een eind moeten maken. Dankzij
boeken als Harriet Beecher Stowe's Uncle Tom's Cabin krijgt de beweging tegen slavernij grotere aanhang. Tevens komen vrouwen op voor
hun eigen rechten. Kiesrecht hebben zij nergens; New Jersey schaft vrouwenkiesrecht
in 1807 af. Zij beginnen een campagne die in de ‘Seneca Falls Convention’ van 1848 een voorlopig hoogtepunt bereikt. Tegelijkertijd ontstaat door gevoelens
van economische onzekerheid onder middengroepen een verheerlijking van de huiselijke
sfeer, een ‘domestic ideology,’ die ook door veel vrouwen wordt onderschreven. Geïdealiseerd als de hoedsters van
waarden die voor man en kinderen een veilige thuishaven creëren binnen het gezin,
worden vrouwen buiten de politiek en economie gehouden.
Er bestaan grote verschillen tussen de leef- en arbeidsomstandigheden van vrouwen
op het platteland en in de stad en tussen die van vrouwen uit de gegoede burgerij
en arbeiderskringen. De ‘Frontier’ creëert een eigen dynamiek die naast alle nadelen
voor veel vrouwen tot een hoge mate van ook economische zelfstandigheid kan leiden.
2.5. Welke ideeën over de eenheid van de Amerikaanse natie krijgen in deze ontwikkelingen
en reacties het accent?
Een tweetal discussies is van belang. Henry Clay's ‘American System’ roept in navolging van Alexander Hamiltons opvattingen een sturende overheid in het
leven, met tariefmuren die de nijverheid en industrie beschermen en de staatskas vullen
en met een nationale bank als toezichthouder. De vaagheid van de grondwet over de
economische bevoegdheden van de nationale overheid roept echter een ‘States' Rights’ traditie in het leven, die de nationale overheid verregaande zeggenschap over economische
aangelegenheden betwist: aanhangers van de traditie wijzen bijvoorbeeld ‘internal improvements’ – nationale investeringen in de infrastructuur van het land – af en laten economisch
initiatief over aan deelstaten en particuliere ondernemingen. Deze traditie vindt
niet alleen sterke aanhang in het zuiden maar ook in het Witte Huis van Andrew Jackson.
Dat door hun filosofie van ‘States' Rights’ ook het instituut slavernij in stand gehouden
wordt, zien de president en zijn aanhang niet als bezwaarlijk.
De discussie over de organisatie van territoria in deelstaten en dus het al dan niet
toestaan van slavernij wordt door compromissen als die van 1820 (Missouri Compromise) en naderhand 1850 (Compromise of 1850) tijdelijk opgelost en houden de natie voorlopig bijeen.
Groepen als handwerkslieden, arbeiders en boeren die zich bedreigd voelen vinden troost
in de introductie van algemeen kiesrecht voor (vrije) mannen en in religie: evangelische
‘revivals’ introduceren niet alleen protestantse waarden aan de ‘frontier’ en in de steden,
maar brengen het geloof ook dichter bij de mensen en prediken een ‘you can do it,
if you want’ (‘self help’ mentaliteit) binnen een zich ontwikkelend kapitalistisch systeem.
Daarnaast biedt de idee van een door God gegeven bestemming van de blanke Amerikaanse
natie (of, zoals John O'Sullivan in 1845 zegt, ‘manifest destiny’) perspectief voor individuele en gemeenschappelijke toekomst.
2.6. De Verenigde Staten: een of verdeeld?
De economische dynamiek blijkt steeds meer een bron van conflicten: regio's en bevolkingsgroepen
groeien uitelkaar. In de periode na 1830 doen verschillende hervormingsbewegingen
van zich spreken: er is behoefte aan aanpassing aan de nieuwe situatie. De keerzijdes
van de drang naar winst en zelfstandigheid zijn een overdaad aan concurrentie, een
concentratie van macht in beperkte handen en een individualistische ethiek die de
schuld voor het ontbreken van maatschappelijk succes bij het individu legt.
Ondanks politieke compromissen en ideeën als ‘manifest destiny’ verscherpen de tegenstellingen
tussen Noord en Zuid zich: economie, machtsverdeling en slavernij drijven de regio's
uit elkaar. De grondwet bindt de natie niet langer. Na een bloedig treffen van voor-
en tegenstanders van slavernij in Kansas in 1854 valt het land uiteen en begint een
Burgeroorlog (1861–1865).
Hoofdstuk 3: 1869
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
3.1. Geografische gegevens
De Verenigde Staten bestaan dit jaar uit 37 staten en tellen 40 miljoen inwoners,
van wie 75% op het platteland leeft. In de periode tussen 1861 en 1870 komen meer
dan 2 miljoen immigranten het land binnen, het overgrote deel afkomstig uit Noord-
en West-Europa; zij vullen de groep vooral Ierse immigranten aan die zich in de jaren
tussen 1840 en 1860 in de Verenigde Staten gevestigd hebben. Tegen 1850 is met Groot-Brittannië
de noordgrens van het Amerikaanse grondgebied bepaald en na een oorlog met Mexico
ook de zuidgrens van de natie grotendeels vastgelegd. De Verenigde Staten strekken
zich uit van de kust van de Atlantische Oceaan tot de kust van de Stille Oceaan; Alaska
is aangekocht van Rusland.
3.2. Welke relevante sociaal-economische ontwikkelingen doen zich voor?
In 1869 komen de spoorlijnen van de ‘Union Pacific’ en ‘Central Pacific’ samen bij
‘Promontory Point’ en verbinden aldus oost en west met elkaar, dankzij het werk van leren en Chinese
gastarbeiders. De Verenigde Staten staan niet alleen dankzij de ‘Homestead Act’ van 1862 maar vooral dankzij de spoorwegen, die gebruik maken van nieuwe communicatietechnieken
– de telegraaf en typemachine zijn uitgevonden – aan het begin van explosieve demografische
en kapitalistische expansie.
De spoorwegen vervullen in deze expansie in negatieve en positieve zin een voortrekkersrol.
De aanleg van spoorwegen geschiedt vaak ongecoördineerd: soms worden er door concurrerende
maatschappijen twee lijnen naast elkaar aangelegd. Speculatie en ongeremde ondernemingslust
zijn de oorzaken. De spoorwegen introduceren ook een management-cultuur. Grotere afstanden
worden overbrugd. Treinen verbinden niet meer alleen de grote steden in het noord-oosten,
maar leggen ook het gebied ten westen van de Mississippi open. Dankzij de uitvinding
van koelwagons groeien ranches in zuidelijke deelstaten als Texas en drijven cowboys, van wie ongeveer 25% zwart is, jaarlijks honderdduizenden stuks vee over grote afstand
naar de spoorwegstations in het noorden. Vandaar worden de ‘longhorns’ naar de vleesverwerkende
industrie in steden als Chicago vervoerd.
Het aantal patenten dat verleend wordt in het decennium na 1850 is in vergelijking
met de periode tussen 1820 en 1830 vervijfvoudigd.
Grote corporaties ontstaan, die de markt monopoliseren. Het familiebedrijf verdwijnt langzamerhand
en wordt vervangen door industriële conglomeraten, gefinancierd door aandeelhouders
en geleid door managers met een professionele staf. Steeds minder bedrijven beheersen
een steeds groter deel van de markt, vaak daartoe uit noodzaak gedwongen: de concurrentie
is moordend en trusts, kartels, prijsafspraken en voortdurende vernieuwing zijn de
enige manier om investeringen veilig te stellen. Edisons Menlopark en bedrijven als
Standard Oil zijn het resultaat.
De ontwikkelingen leiden tot frequente op- en neergaande conjunctuurbewegingen. Vrijheid
en zelfstandigheid worden voor velen schaarse goederen. De persoonlijke beslissingen
van een handjevol zakenlieden bepalen in belangrijke mate het leven van een groot
deel van de bevolking. De inkomensverschillen in de samenleving nemen toe.
Door de ontdekking van goud in California in 1848 trekken kolonisten via routes als
de ‘Oregon Trail’ en ‘Santa Fé Trail’ naar de Westkust, waar naast de mijnbouwindustrie
een welvarende agrarische samenleving ontstaat; de tussenliggende ‘Great Plains’ blijven
echter nog dunbevolkt.
In het noorden blijkt de Burgeroorlog een stimulans voor de industrie, die weer wordt
beschermd door hoge tariefmuren; arbeidsbesparende machines en standaardisatie komen
op. De landbouw mechaniseert.
De Burgeroorlog heeft de zuidelijke economie sterk aangetast; een blokkade van het
zuiden door de Unie is niet zonder gevolgen gebleven. Door de blokkade maakt het zuiden
echter wel noodgedwongen een begin met industrialisatie.
In het zuiden is door de Burgeroorlog (1861–1865) de slavernij afgeschaft. Een programma
van ‘Reconstructie’ probeert van zwarten in het zuiden gelijkwaardige burgers te maken.
Kleine blanke en zwarte boeren, die zich na afschaffing van de slavernij op de katoenteelt
storten, komen in de problemen wanneer de katoenprijs instort.
Ook andere groepen in de samenleving komen in de knel. Arbeiders richten belangenorganisaties
op om hun positie te verdedigen. Hoewel velen van mening zijn dat vrouwen in het gezin
thuis horen, komen in 1869 twee organisaties voor de rechten van de vrouw tot stand.
De stroom goedkope Chinese arbeidskrachten veroorzaakt aan de Westkust onder Amerikaanse
arbeiders angst voor verlies van banen; in een deelstaat als Californië roepen Amerikanen
om anti-immigratiewetgeving.
3.3. Hoe spelen zwarten in op de gevolgen van deze ontwikkelingen?
Na de ‘Emancipatie Proclamatie’ van president Abraham Lincoln van 1863, schaft het
dertiende amendement op de grondwet slavernij volledig af. Dankzij het veertiende en vijftiende amendement, uitvloeisels van een ‘Radical Reconstruction’ die zuidelijke deelstaten door een progressief Congres wordt opgelegd, krijgt de
zwarte bevolking burgerrechten. Tijdens de Reconstructie zijn in het nationale congres
zwarte senatoren en zwarte leden van het Huis van Afgevaardigden actief; meer dan
vijfhonderd zwarte politici worden in de deelstaten als volksvertegenwoordiger gekozen.
Zwarten zoeken de gezinsverbanden op die vaak verloren zijn gegaan tijdens de slavernij.
De vrijgemaakte zwarte bevolking probeert vooral in de agrarische sector van het zuiden
een bestaan te vinden. Zij vinden direct en indirect steun bij de ‘Freedmen's Bureau’ en mensen die geld zien in economische ontwikkeling van de regio (door zuiderlingen
gezien als noordelijke profiteurs en zuidelijke verraders, respectievelijk ‘carpetbaggers’ en ‘scalawags’). Hoewel hun wettelijke status veranderd is, verbeteren de economische mogelijkheden
van de zwarten niet. Evenals de blanke boeren vervallen zij onder een ‘share-cropper's system’ tot een nieuw soort horigheid.
Zwarten worden geconfronteerd met voortdurende tegenwerking van de blanke zuidelijke
bevolking. In sommige staten worden de voorstanders van Reconstructie al in 1869 weggestemd.
Blanke zuiderlingen hanteren legale en illegale middelen om de verworvenheden van
de Reconstructie van het zuiden te saboteren; een terroristische beweging als de ‘Ku Klux Klan’ komt op.
3.4. Hoe spelen immigranten in op de gevolgen van deze ontwikkelingen?
Nederlandse, Scandinavische of Duitse immigranten vestigen zich als boer of arbeider
in de Verenigde Staten in een poging de ‘American dream’ te verwezenlijken. Aanpassing aan de nieuwe omgeving geschiedt voor deze immigranten
eenvou diger dan voor groepen als de katholieke leren of Chinese gastarbeiders, leren
worden door discriminatie het proletariaat van de noordelijke industrie. Chinezen
worden aan de Westkust door discriminatie gedwongen van de ene naar de andere slechtbetaalde
baan te trekken; alleen werkgevers, met hun verlangen naar laagbetaalde arbeid, houden
beperkingen op immigratie van Chinezen tijdelijk tegen.
3.5. Welke ideeën over de eenheid van de Amerikaanse natie krijgen in ontwikkelingen
en reacties het accent?
‘Radical Reconstruction’ versterkt de positie van de nationale overheid in relatie
tot de deelstaten en laat zien hoe een activistische nationale regering een bijdrage
kan leveren aan de burgerrechten en de eenwording van het land.
De uitwassen van economische ontwikkeling worden ondervangen door mooie woorden over
de zegeningen van het kapitalisme; over het individu dat op eigen kracht de hoogste
sport van de maatschappelijke ladder bereikt, de ‘selfmade man’ die opklimt ‘from rags to riches.’
3.6. De Verenigde Staten: één of verdeeld?
Het land lijkt op weg naar een eenheid, maar de eenheid is meer schijn dan werkelijkheid:
de ‘Reconstructie’ ligt al weer onder vuur. De Reconstructie laat zien hoe het systeem
van federalisme deelstaten de kans biedt nationale wetgeving te omzeilen of naar hun hand te zetten
en hoe miniem de rol van de nationale overheid is. Ook nemen de verschillen in economische
en sociale positie tussen bevolkingsgroepen en individuen snel toe en gelooft lang
niet iedereen in mooie woorden. Net als na de komst van grote groepen leren, groeit
onder bevolkingsgroepen de angst voor immigranten.
Hoofdstuk 4: 1887
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
4.1. Geografische gegevens
In 1887 is het land 38 staten rijk. De bevolking bestaat uit ongeveer 60 miljoen mensen,
van wie zo'n derde deel in steden woont. Tussen 1881 en 1890 komen meer dan 5 miljoen
immigranten het land binnen; met name na 1890 verandert de samenstelling van deze
groep: een meerderheid blijkt afkomstig uit Zuid- en Oost-Europa. In 1890 zijn er
nog steeds meer boeren dan arbeiders.
4.2. Welke relevante ontwikkelingen doen zich voor?
De eerste ‘regulatory agency,’ een overheidscommissie die een sector van de economie moet reguleren, wordt in 1887
opgericht: de ICC (‘Interstate Commerce Commission’). De commissie heeft als taak
de spoorwegen te reguleren door redelijke tarieven vast te stellen en bevoordeling
van grootgebruikers tegen te gaan.
Transport per trein stelt de ‘Plains’ open voor exploitatie van landbouw. Rond de
spoorwegen groeien in snel tempo de staal-industrie en toeleveringsbedrijven. De spoorlijnen
bepalen de plaats en groei van nieuwe gemeenschappen en steden. Spoorwegmaatschappijen
krijgen goedkoop een overgroot deel van de grond die de federale overheid uitgeeft.
Door de spoorwegen worden afstanden nu gemeten in tijd in plaats van ruimte; hun tijdszones
worden nationale standaard.
Het crisis jaar 1886, met stakingen, aanslagen, angstgevoelens voor anarchistische
revoluties en de oprichting van de ‘American Federation of Labor,’ is achter de rug.
Het in ontginning nemen van grond en winning en exloitatie van delfstoffen in het
midden en westen van het land doen de grens tussen beschaving en wildernis verdwijnen:
‘lege’ plekken op de landkaart worden nu ook in ontginning genomen. De census van
1890 laat zien dat van een echte ‘Frontier’ binnen de continentale grenzen van de
Verenigde Staten niet meer kan worden gesproken. De ‘Frontier’-mentaliteit leeft echter
voort: het harde werken en alledaagse bestaan in mijnsteden en houtkampen worden geromantiseerd
in verhalen over geweld en zedeloosheid van het ‘Wilde Westen,’ in mythes over cowboys en indianen.
Het proces van industrialisatie in het zuiden breidt zich uit. In de zuidelijke textielindustrie
is echter door discriminatie geen plaats voor zwarten op de werkplek.
Na de Burgeroorlog maken indianenoorlogen, die voortduren tot het eind van de jaren 1880, en de blanke jacht op bizons een
einde aan het bestaan van de indianencultuur. Het regeringsbeleid erop gericht indianen
in reservaten te houden mislukt; de indianen worden door de ‘Dawes Act’ van 1887 gedwongen zich als individuele boer te vestigen of worden uitgeroeid. Enkele
successen in de oorlogen tegen blanken zoals ‘Custer's Last Stand’ van 1876 helpen
indianen niet.
Na 1877, als de Reconstructie officieel eindigt, is de positie van zwarten bijna even
slecht als voor de Burgeroorlog. Deelstaatwetgeving (‘Jim Crow’ wetten), die zwarten kiesrecht ontneemt en een systeem van segregatie institutionaliseert, en praktijken als lynchen ondergraven de verworvenheden van
de Reconstructie. Segregatie wordt door het Hooggerechtshof in ‘Plessy vs Ferguson’ van 1896 goedgekeurd. Tegen het einde van de eeuw leven veel zwarten vaak zonder
politieke rechten op de oude plantages die moderne bedrijven geworden zijn. Zwarte
leiders als Booker T. Washington zijn bereid zich vergaand aan te passen aan de blanke samenleving en voorlopig af
te zien van politieke rechten; hij raadt zwarten aan eerst economische onafhankelijkheid
na te streven.
De hoge prijzen die de spoorwegen vragen voor het vervoer van landbouwprodukten van
kleinverbruikers verergeren de financiële problemen van boeren in het zuiden en westen;
hun situatie is al slecht door overproduktie in de wereldlandbouw en afhankelijkheid
van banken.
Door de voortdurende depressies is de positie van arbeiders slecht. Arbeid heeft door
de fabriek met de introductie van de lopende band haar autonomie verloren. De veiligheid
op werkplek is nauwelijks verzorgd. Kinderarbeid komt op grote schaal voor. Immigranten-arbeiders
uit Zuid- en Oost-Europa hebben te lijden van vreemdelingenhaat. De opkomst en groei
van een regulerende overheid worden gedwarsboomd door een conservatief Hooggerechtshof,
dat overheidsregulering op nationaal en deelstaatniveau in strijd met de grondwet
verklaart. Arbeiders genieten weinig bescherming omdat een vakbond wordt gezien als
belemmering van economische vrijheid en omdat veel arbeiders immigranten zijn.
4.3. Hoe spelen middengroepen in op de gevolgen van deze ontwikkelingen?
Een mengelmoes van religieuze en humanitaire overwegingen en angst voor sociale chaos
voeden bij de gegoede burgerij een hervormingsbeweging van velerlei aard: vertegenwoordigers
van deze middengroepen nemen deel aan campagnes tegen alcohol-gebruik en prostitutie
en voor professionalisering van de overheidsbureaucratie. Ook steunen zij, als tegenwicht
tegen de uitwassen van de grote corporaties, het initiatief van particuliere, charitatieve
opvangtehuizen voor armen, arbeiders en immigranten zoals Hull House van Jane Addams en sociale wetgeving. Deze beweging, die uitmondt in de ‘Progressive Era,’ is vooral een poging van de kant van de burgerij haar greep op de samenleving te
behouden.
Vrouwen uit de gegoede burgerij ijveren voor hun rechten, maar zijn verdeeld over
over de vraag of vrouwen zich moeten concentreren op kiesrecht. Bovendien zijn de
kiesrechtactivisten het niet eens over de te volgen strategie: actie via nationale
wetgeving, deelstaatwetgeving of amendement op de grondwet.
De kleine boeren in het zuiden en westen van het land eisen regulering van de spoorwegen
en de banken en een ‘ruim-geld’ beleid om te kunnen mechaniseren en onder hun schuldenlast
uit te komen. Zij organiseren zich in ‘Farmers' Alliances’ en beginnen een beweging van ‘Populisme’ die tijdelijk de gevestigde orde verstoort.
De kleine zelfstandigen voelen zich ook bedreigd door het grootbedrijf en monopolistische
financiers en industriëlen en eisen, evenals de boeren, actie tegen trust- en kartelvorming.
Wetgeving als de ‘Sherman Act’ van 1890 voldoet echter slechts in beperkte mate aan deze verlangens: de wet is te
vaag, de uitvoering te traag.
4.4. Hoe spelen arbeiders in op de gevolgen van deze ontwikkelingen?
Arbeiders eisen bescherming tegen werkgevers, de mogelijkheid en erkenning van organisatie,
een achturige werkdag en betere arbeidsomstandigheden. Acties als de Homestead (1892)
en Pullman (1894) stakingen mislukken. De ‘Sherman Act’ belemmert de ontwikkeling
van vakbonden.
4.5. Welke ideeën over de eenheid van de Amerikaanse natie krijgen in ontwikkelingen
en reacties het accent?
Succesvolle ondernemers en managers als John D. Rockefeller en Andrew Carnegie en uitvinders als Thomas A. Edison worden enerzijds verheerlijkt als figuren die de samenleving op orde kunnen brengen.
Anderzijds zijn zij in de ogen van velen ‘robber barons,’ tegen wie politici te weinig
willen of kunnen doen.
4.6. De Verenigde Staten: één of verdeeld?
De idee van de liberale nachtwakersstaat staat onder druk. De ongecontroleerde economische
dynamiek leidt tot veel uitwassen. De kloof tussen de mythe van gelijkheid en de werkelijkheid
is te groot en leidt tot actie Belangen worden gebundeld, collectieve acties op touw
gezet. Arbeidersbeweging en overheid kunnen echter niet op tegen grote corporaties.
Veel burgers zien de managers als de figuren die een oplossing voor problemen kunnen
vinden.
Hoofdstuk 5: 1914
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
5.1 Geografische gegevens
In 1914 telt het land 48 staten en een bevolking van ongeveer 100 miljoen mensen.
Terwijl in 1900 de aantallen arbeiders en boeren bijna gelijk zijn, is in 1910 al
een groter deel van de Amerikanen werkzaam in de fabriek dan in de agrarische sector.
Tussen 1891 en 1914 zijn ongeveer 15 miljoen immigranten het land binnengekomen; velen
van hen zijn afkomstig uit Rusland, Oostenrijk-Hongarije en Italië.
5.2. Welke relevante sociaal-economische ontwikkelingen doen zich voor?
Auto en vliegtuig gaan langzamerhand de rol van de trein in de samenleving overnemen.
De auto wordt onderdeel van de ‘American dream.’
Stroomlijning van produktiemethoden en nieuwe technische vindingen zorgen voor een
overdaad aan goederen. Het aantal patenten is in de tien jaren na 1890 gestegen tot
meer dan 200.000. Het bedrijfsleven creëert winkelketens en een advertentie-industrie
om de overvloed aan produkten aan de man en de vrouw te brengen.
De steden vormen de nieuwe ‘Frontier.’ Daar liggen nieuwe uitdagingen en kansen. In
de steden vestigen zich veel immigranten op basis van hun etnische afkomst in afzonderlijke
wijken. Evenals in de jaren 1840–1860, groeit naar aanleiding van de toevloed immigranten
de roep om immigratiebeperking. Ook trekken zwarten in steeds grotere aantallen naar
de steden in het noorden van het land.
Om de kloof tussen gelijkheidsideaal en realiteit te dichten en een einde te maken
aan machtsmisbruik steunen stedelijke middengroepen hervormingsbewegingen die ook
door andere groepen in de samenleving als arbeiders en vrouwen gestimuleeerd worden.
De ‘Progressive Era’ komt op. Belangengroeperingen van allerlei bevolkingsgroepen
krijgen ruimte binnen politiek. Vrouwen eisen niet alleen, met beperkt succes, kiesrecht
op, maar spelen een hoofdrol in het onderwijs en hervormingsbewegingen als de anti-alcohol
en anti-prostitutiecampagnes. Vrouwen hebben een belangrijke rol gespeeld in hulpverlenende
instanties tijdens de Burgeroorlog en liefdadigheidsinstellingen. Met die ervaring
dragen zij bij aan de opkomst van aanvankelijk nog particuliere sociale organisaties.
Deze instellingen stimuleren de vorming van een verzorgingsstaat en maken carrières
voor vrouwen binnen een groeiend ambtenarenapparaat mogelijk.
Onder leiding van figuren als W.E.B. Du Bois, die een radicalere koers voorstaat dan Booker T. Washington, is in 1909 de NAACP (de ‘National Association for the Advancement of Colored People’) opgericht.
5.3. Hoe spelen immigranten in op deze ontwikkelingen?
Via
Ellis Island en strenge keuringen vestigen veel jonge, mannelijke immigranten zich in tegenstelling
tot vroegere groepen vooral in steden als New York, Chicago en Boston, waar zij als
goedkope arbeidskrachten werk vinden in de fabrieken en waar zij hun traditionele
ambacht proberen op te pakken.
Immigranten helpen zichzelf binnen eigen gemeenschappen en worden geholpen door politici
(de ‘bosses’) die hun sociaal-economische belangen behartigen in ruil voor hun stem bij verkiezingen.
Sommige immigranten assimileren; anderen houden hun subcultuur in stand. Weer anderen
keren teleurgesteld terug naar hun geboorteland. Doorgaans treedt een mengeling van
processen van assimilatie en accommodatie op, die per groep en individu verschillen.
5.4. Welke ideeën over de eenheid van de Amerikaanse natie krijgen het accent?
Toetreding tot de nieuwe, stedelijke middenklasse van carrière-makers in de juridische
en medische wereld, godsdienst, onderwijs en het zakenleven vervangt het beeld van
de onafhankelijke kleine boer als ideaal en bindmiddel van de natie. Consumptief gedrag
krijgt een positieve betekenis. Als potentiële klanten van een groeiend produktievermogen,
worden de lagere sociale lagen en vrouwen economisch aantrekkelijk. De opkomst van
een Amerikaanse massa-cultuur met parken, pretparken en andere vormen van vertier
bevordert de integratie.
De wetenschap wordt naar voren geschoven als wondermiddel tegen verspilling en armoede.
Frederick Winslow Taylor en zijn ideeën over efficiëntie passen de processen die door de spoorwegen zijn begonnen
tot in het extreme toe; tijd wordt geld.
Een regulerende overheid komt met maatregelen zoals de ‘Federal Reserve Act’ van 1913, die een nieuwe nationale bank in het leven roept, en instanties als de
FTC, de ‘Federal Trade Commission’ van 1914. Anti-monopolie-wetgeving wordt aangescherpt;
de vakbonden worden ontzien.
Via instellingen als onderwijs worden Amerikaniseringsprogramma's gepropageerd. Gegoede
burgerij en vroegere immigranten verheerlijken een ‘white anglo-saxon protestant’ (WASP) cultuur. Tegelijkertijd wordt er gedebatteerd over de vraag of de Amerikaanse samenleving
een ‘melting pot’ of een ‘nation of nations’ is: over de vraag hoeveel ruimte er is voor cultureel pluralisme.
Door de introductie van het 17e amendement op de grondwet (geratificeerd in 1913),
dat de rechtstreekse verkiezing van senatoren introduceert en door de mogelijkheid
van referenda in de deelstaten wordt de politiek democratischer.
5.5. De Verenigde Staten: één of verdeeld?
De liberale nachtwakersstaat is geen gemeengoed meer. Een nieuwe golf van hervormingsbewegingen
leidt nu tot een heroriëntatie op de economische dynamiek in relatie tot de oorspronkelijke
idealen. Amerikanen debatteren over de basis van hun natie; eensluidende conclusies
worden niet bereikt. De ‘American dream’ houdt Amerikanen bijelkaar. Discriminatie
blijft. Een coalitie van achtergestelde groepen in de Amerikaanse maatschappij komt
door racisme niet van de grond.
Literatuurlijst
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Er is en overdaad aan uitstekende maar in Nederland niet eenvoudig te vinden Amerikaanse
boeken over deze periode uit de Amerikaanse geschiedenis. Hieronder volgen slechts
enkele van de vele belangrijke titels. De lijst wordt voorafgegaan door recente Nederlandse
handboeken die de periode uit de Amerikaanse geschiedenis tussen 1787 en 1914 behandelen.
Nederlandstalige overzichtswerken
J.W. Schulte Nordholt, Triomf en Tragiek van de Vrijheid (Amsterdam, verschillende edities); A. Kaspi, De Geschiedenis van de Verenigde Staten (Utrecht 1988).
Engelstalige overzichtswerken
Maldwyn Jones, The Limits of Liberty American History 1607–1980 (Oxford 1983), George Brown Tindall en David E Shi, America: A Narrative History (New York 1992); Mary Beth Norton, David M. Katzman e.a., A People and A Nation (Boston 1994). Vooral het laatste werk sluit goed aan bij de opzet van de stofomschrijving.
Een goed, maar ook gedetailleerd handboek voor de geschiedenis van de grondwet is:
Alfred H. Kelly, Wintred A Harbison en Herman Belz, The American Constitution: Its Origins and Development (New York 1991).
Relatief korte, toegankelijke overzichtswerken voor de geschiedenis van bevolkingsgroepen
uit de stofomschrijving, die verdere literatuur ontsluiten, zijn:
Francis Paul Prucha, The Indians in American Society (1985). August Meyer en Elliott Rudwick, From Plantation to Ghetto (1976, enz.). Sara Evans, Born for Liberty: A History of Women in America (1989) en Alice Kessler-Harris, Out to Work: A History of Wage-earning Women in the United States (1982) David Montgomery, The Fall of the House of Labor: The Workplace, the State, and American Labor Activism
1865–1925 (1987) voor de periode na de Burgeroorlog en Sean Wilentz, Chants Democratic: New York City and the Rise of the American Working Class, 1788–1850 (1984) voor de periode tot die oorlog. Lawrence Goodwyn, The Populist Moment (1978) behandelt de beweging van populisme. Oscar Handlin, The Uprooted (1973) en John Higham, Strangers in the Land (1955) zijn al jaren de teksten om de geschiedenis van immigranten mee te beginnen
Relatief lijvige, maar zeer informatieve werken over aspecten of periodes uit de stofomschrijving
zijn:
Gordon Wood, The Radicalism of the American Revolution (1992) met één uitstekende maar ingewikkelde schets van de beginperiode uit de stofomschrijving.
Edward Pessen, Jacksonian America (1978, enz) behandelt het tweede kwart van de negentiende eeuw; Ronald Walters, American Reformers, 1815–1860 (1978) de hervormingsbeweging in de eerste helft van die eeuw. Eric Foner, Reconstruction (1988) is het huidige standaardwerk over Reconstructie. C. Vann Woodward met zijn
The Strange Career of Jim Crow (1955, enz.) en Origins of the New South (1951) geeft fraaie schetsen van de Zuidelijke samenleving na de Burgeroorlog en
zaken als segregatie. A. Dawley, Struggles for Justice (1991) en A. Trachtenberg. The Incorporation of America (1982) bespreken de periode na de Burgeroorlog op een wijze die uitstekend aansluit
bij de stofomschrijving. Alfred Chandler. The Visible Hand: The Managerial Revolution in American Business (1977) schetst vanuit de geschiedenis van de spoorwegen de opkomst van managers en
grote corporaties in de Verenigde Staten Richard Hofstadter, The Age of Reform (1955) blijft een klassiek werk over de hervormingsbeweging na de Burgeroorlog. Richard
Slotkin is met zijn monumentale The Fatal Environment: The Myth of the Frontier in the Age of Industrialization, 1800–1890 (1985) en zijn Regeneration through Violence: The Mythology of the American Frontier 1600–1860 (1973) de expert op het gebied van het Amerikaanse denken over de ‘Frontier’ en de
indianen. Theda Skoopol, Protecting Soldiers and Mothers: The Political Origins of Social Policy in the United
States (1992) behandelt de opkomst van de verzorgingsstaat in de Verenigde Staten na de
Burgeroorlog.
‘De Verenigde Staten (1787–1914): samenleving op de rails’
M.a.v.o./v.b.o.
Verantwoording
Afbakening
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
De stofomschrijving over de Verenigde Staten tussen 1787 en 1914 is onderdeel van
het themaveld ‘Een wereldmacht, traditie en verandering.’
De omschrijving omvat een relatief lange periode en een veelheid aan onderwerpen.
Selectie was dan ook onvermijdelijk, mede gelet op het aantal van 20 lessen waarin
de stof behandeld moet worden. De keuze van onderwerpen werd ook bepaald door de opdracht
die de commissie meekreeg, namelijk vooral aandacht te schenken aan de binnenlandse
sociaal-economische ontwikkelingen uit deze periode van de Amerikaanse geschiedenis.
Hoewel de einddatum van de periode meer ingegeven lijkt door Europese dan Amerikaanse
gebeurtenissen en enigszins gekunsteld aandoet, is de chronologische afbakening van
de stof niet geheel arbitrair. De periode van deze stofomschrijving krijgt een ‘logisch’
begin in 1787 (het jaar dat de Amerikaanse grondwet geschreven wordt) en eindigt in
1914 (het begin van een oorlog die de Verenigde Staten tot wereldmacht maakt en een
steeds toonaangevender rol in internationale aangelegenheden doet vervullen).
Deze stofomschrijving is geen reisgids van het Amerikaanse verleden. Verscheidene
historische gebeurtenissen, zoals de Amerikaanse Burgeroorlog, blijven nagenoeg onbesproken;
Amerikaanse partijvorming en buitenlandse politiek zijn eveneens buiten beschouwing
gelaten.
De geschiedenis die hier wordt omschreven werkt niet met nauwkeurig afgebakende standen
en klassen in een zorgvuldig gedefinieerde agrarische of industriële samenleving.
Deze nauwkeurige afbakeningen en definities zijn volgens de commissie slechts in beperkte
mate geschikt als analyse-instrument voor de sociaal-economische dynamiek van de negentiende-eeuwse
Amerikaanse samenleving die in deze stofomschrijving centraal staat.
Kandidaten
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Kandidaten komen binnen dit onderwerp niet alleen een ook in Nederland populaire Amerikaanse
cultuur in een andere context tegen. Het onderwerp confronteert kandidaten tevens
met de problemen van een multiculturele of multi-etnische samenleving en toont aan
dat vooruitgang voor verschillende groepen uiteenlopende betekenissen en gevolgen
kan hebben.
De kandidaten krijgen oog voor karakteristieken van de Amerikaanse samenleving die
als constanten in de Amerikaanse geschiedenis te traceren zijn zoals een sterk optimisme,
een ‘frontier’ -mentaliteit en het streven naar individuele vrijheid, en de tegenstellingen
tussen individualisme en collectieve actie, ideaal en werkelijkheid, vrijheid en onvrijheid,
(nationale) eenheid en verscheidenheid, arm en rijk, regio's (noord, zuid, oost, west),
tussen de macht van de federale overheid en die van de afzonderlijke staten.
Centrale vraagstelling en deelvragen
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Het thema dat in deze stofomschrijving centraal staat en richting moet geven aan het
onderwijs over de periode beschrijft vanuit de sociaal-economische invalshoek de discriminatie
van bevolkingsgroepen in de Amerikaanse samenleving en pogingen hieraan iets te doen;
het thema is gecentreerd rond de vraag:
‘Zijn in de periode tussen 1787 en 1914 groepen als indianen, zwarten en immigranten
geïntegreerd in de zich ontwikkelende industriële samenleving van de Verenigde Staten?’
Vier deelvragen zijn geformuleerd om de bespreking van het thema te vergemakkelijken.
Deze deelvragen luiden:
-
1. Welke voor de betreffende groepen relevante sociaal-economische ontwikkelingen doen
zich voor?
-
2. Welke gevolgen hebben deze ontwikkelingen voor de genoemde groepen?
-
3. Met welke opvattingen en houdingen van de kant van de gevestigde blanke bevolking
worden de groepen geconfronteerd?
-
4. Hoe spelen de bevolkingsgroepen in op de ontwikkelingen, opvattingen en houdingen?
Aangezien de processen van bijvoorbeeld industrialisatie, technologische ontwikkeling
en geografische expansie die ter sprake komen niet precies samenvallen en niet de
traditionele politieke scheidslijnen in de Amerikaanse geschiedenis volgen, is hier
gekozen voor een chronologische onderverdeling gecentreerd rond vier niet geheel willekeurig
gekozen momentopnamen. Deze momentopnamen (ingegeven door de titel van de stofomschrijving,
‘Natie op de rails’) betreffen 1787-het jaar waarin de Amerikaan Oliver Evans bezig
is met het ontwikkelen van een stoommachine die als een locomotief dienst zou kunnen
doen; 1830-het jaar dat Peter Cooper de eerste Amerikaanse locomotief laat rijden
op een stuk spoorlijn van de ‘Baltimore and Ohio Railroad’; 1869-het jaar waarin de
‘Central Pacific’ en de ‘Union Pacific’ in ‘Promontory Point’ samenkomen en het Amerikaanse
continent van oost tot west verbinden; en 1914, het jaar dat auto en vliegtuig de
trein en de spoorwegen langzaam maar zeker gaan vervangen als katalysator voor verdere
expansie en bindmiddel van de natie. Deze momentopnamen vertegenwoordigen vanuit de
optiek van de spoorwegen, een van de belangrijkste krachten achter de industriële
ontwikkeling van de Verenigde Staten in de negentiende eeuw, belangrijke keerpunten
in de Amerikaanse geschiedenis, maar mogen geenszins verabsoluteerd worden. Zij dienen
slechts om binnen de dynamiek van het onderwerp processen van ontwikkeling, continuïteit
en discontinuïteit te illustreren; zij fungeren als een soort kapstok waaraan de reacties
van de bevolkingsgroepen op deze ontwikkelingen opgehangen kunnen worden.
De bevolkingsgroepen die in deze stofomschrijving aandacht krijgen zijn indianen,
zwarten en immigranten. Aangezien het onwerkbaar is bij elk van de vier momentopnamen
uitgebreid stil te staan bij de lotgevallen van elk van deze groepen, heeft de commissie
er voor gekozen bij de momentopnamen in ieder geval de positie van telkens één van
deze groepen uitvoerig te belichten en de posities van anderen summier te schetsen.
Waar nodig, worden deelgroepen binnen de drie hoofdgroepen onderscheiden, bijvoorbeeld
op basis van klasse, regio of sekse.
Structuurbegrippen en vaardigheden
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Bij het totstandkomen van de stofomschrijving hebben structuurbegrippen en vaardigheden
een belangrijke rol gespeeld. De centrale vraagstelling en de daaruit voortvloeiende
deelvragen zijn opgezet vanuit structuurbegrippen en de daarbij behorende vaardigheden;
structuurbegrippen en vaardigheden bepalen mede de opzet van elk hoofdstuk.
In deze stofomschrijving komen alle zeven structuurbegrippen aan de orde. Hieronder
wordt, gelet op de centrale vraag en de deelvragen, per structuurbegrip aangegeven
welke vaardigheden op welke plaats accent krijgen.
Interpretatie
Het centrale thema in deze stofomschrijving, de integratie van indianen, zwarten en
immigranten in de Amerikaanse samenleving, brengt het structuurbegrip ‘interpretatie’
naar voren. Dit structuurbegrip loopt als een rode draad door de gehele stofomschrijving.
De kandidaten kunnen aan de hand van verschillende ontwikkelingen en gevolgen, opvattingen,
houdingen en reacties een interpretatie geven over de mate en wijze van integratie
bij genoemde bevolkingsgroepen (vaardigheid a, b, c, regeling examenprogramma bijlage
C.1).
Verandering, continuïteit en discontinuïteit
De in de centrale vraag genoemde ontwikkeling naar een industriële samenleving over
een periode van meer dan honderd jaar verwijst naar het structuurbegrip ‘verandering,
continuïteit en discontinuïteit.’ De kandidaten kunnen in sociaal-economische ontwikkelingen,
de gevolgen daarvan, de opvattingen en houdingen van de gevestigde blanke bevolking
en de reacties daarop van indianen, zwarten en immigranten een onderscheid maken tussen
het incidentele en het algemeen voorkomende. Tevens kunnen de kandidaten factoren
onderkennen die ten grondslag liggen aan sociaal-economische veranderingen en de weerstand
daartegen van de kant van de verschillende bevolkingsgroepen (vaardigheid a, b en
c).
Bron en vraagstelling
De kandidaten kunnen bij het beantwoorden van de vier deelvragen aard en waarde vaststellen
van bronnen die betrekking hebben op de sociaal-economische ontwikkelingen en hun
gevolgen en de opvattingen en houdingen van de verschillende bevolkingsgroepen (vaardigheid
a en d).
Oorzaken en gevolgen
Bij de behandeling van de gevolgen van de sociaal-economische ontwikkelingen voor
indianen, zwarten en immigranten (deelvraag 2) is het van belang een onderscheid te
maken tussen gewilde/ongewilde, bedoelde/onbedoelde, direct of later optredende gevolgen
(vaardigheid c en d).
Inleving en standplaatsgebondenheid
Voor een juist begrip van de opvattingen en houdingen van de gevestigde blanke bevolking
(deelvraag 3) en de reacties van indianen, zwarten en immigranten (deelvraag 4) is
het nodig dat de kandidaten zich verplaatsen in o.a. waardensystemen en verwachtingen
van deze groepen in de Amerikaanse samenleving in de periode 1787–1914 (vaardigheid
a).
Feit en objectiviteit
Kandidaten kunnen kritisch vaststellen of opvattingen en houdingen van de gevestigde
blanke bevolking (deelvraag 3) en reacties van indianen, zwarten en immigranten (deelvraag
4) gebaseerd zijn op feiten en/of meningen. Ook kunnen zij bepalen of deze meningen
ingegeven worden door vooroordelen en/of stereotypen (vaardigheid a).
Politiek
Opvattingen en houdingen van de gevestigde blanke bevolking (deelvraag 3) en reacties
van indianen, zwarten en immigranten (deelvraag 4) kunnen een politiek karakter dragen.
De kandidaten zien in dat verschillende bevolkingsgroepen uiteenlopende en soms botsende
belangen en idealen hebben, die compromissen noodzakelijk maken (vaardigheid b).
Invulling
Hoofdstuk 1: 1787
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
1.1 Geografische gegevens
De Verenigde Staten bestaan in 1787 uit 13 deelstaten; het land telt bijna 4 miljoen
inwoners; 95% van de bevolking woont en werkt op het platteland. Zwarten wonen hoofdzakelijk
in de zuidelijke deelstaten. Het grondgebied van de natie -deelstaten en territoria- loopt van de oost-kust tot de Mississippi, van Maine tot en met Georgia.
1.2 Welke sociaal-economische ontwikkelingen zijn van belang voor de positie van indianen
en zwarten?
Terwijl in Philadelphia de ‘Founding Fathers’ aan een nieuw politiek bestel voor de natie sleutelen, wordt in diezelfde stad gewerkt
aan een stoommachine die als een soort locomotief dienst kan doen; technische vernieuwing
stimuleert een al aanwezige economische dynamiek. Blanke boeren gaan produceren voor
de markt, al was het maar in de vorm van ruilhandel. De schoenindustrie en textielnijverheid
komen op en bevorderen de verdere groei van middengroepen als handwerkslieden en handelaren.
Het Congres neemt in 1787 een derde ‘Northwest Ordinance’ aan, die blanke kolonisten in deze regio burgerrechten zoals vrijheid van godsdienst en de afwezigheid van slavernij garandeert. De blanke
bevolking is mobiel. In de jaren na de Onafhankelijkheidsoorlog verhuist jaarlijks
vijf tot tien percent van de inwoners. Kolonisten trekken naar het westen op zoek
naar grond, in deze jaren vooral in het gebied van ‘upstate’ New York, de westelijke
helft van Pennsylvania, en de latere deelstaten Kentucky en Tennessee. Een ‘Frontier’ samenleving van pelsjagers, pioniers, gelukszoekers en boeren stimuleert onder blanken
zowel individualisme als gemeenschapszin. De ‘frontier’ heeft economische ontwikkeling
en verkwisting van natuurlijke hulpbronnen tot gevolg; zij bevordert de emancipatie
van de vrouw en het recht van de sterkste en speculatie in land.
De groei van de Britse textielindustrie en Eli Whitney's ontwerp van de ‘cotton gin’ (1793) stimuleren de katoenteelt in de zuidelijke deelstaten van het land. Het systeem
van slavernij dat leek te verdwijnen na de Onafhankelijkheidsoorlog wordt nieuw leven ingeblazen.
Zuidelijke plantagehouders voeren massaal nieuwe slaven in om de werkkrachten die
tijdens de oorlog zijn verdwenen te vervangen. In zuidelijke steden bloeit de slavenhandel.
Slavenhouders verkondigen met succes de ongelijkheid van blank en zwart om de arme
blanke boeren aan zich te binden: racisme maskeert de onderlinge verschillen tussen
blanken. Als bedrijfjes in het noorden deze katoen gaan verwerken, wordt de economie
van de noordelijke en zuidelijke deelstaten geïntegreerd, en begint de textielindustrie
uit te groeien tot de belangrijkste industriële sector van de Verenigde Staten in
de periode voor de Burgeroorlog.
1.3 Welke gevolgen hebben deze ontwikkelingen voor indianen en zwarten?
De verdragen van Fort Stanwix (1784) en Hopewell (1785–1786) maken Indiaans grondgebied
in respectievelijk ‘upstate’ New York en ten zuiden van de Ohio vrij voor blanke kolonisten:
Amerikanen denken dat niets een verdere geografische expansie van de jonge natie in
de weg staat.
De zwarten die als slaven in het zuiden werken als landarbeiders of in het blanke
huishouden bezitten geen burgerrechten, aangezien zij niet als mens maar als bezit
worden beschouwd; wetgeving in zuidelijke deelstaten verankert deze status.
1.4 Met welke opvattingen en houdingen van de blanke bevolking worden indianen en
zwarten geconfronteerd?
Indianen worden vaak gezien als inferieure wezens; tegelijkertijd fascineren zij vele
blanken. Net als bij zwarten, doen allerlei stereotypen over hen de ronde: hun behandeling
van vrouwen, hun intelligentie en werkzaamheid zijn onderwerp van menig gerucht en
verhaal.
Volgens de grondwet van 1787 moeten weggevluchte slaven naar hun eigenaren worden
teruggebracht; slaven tellen voor 3/5 deel mee als bevolking zodat zuidelijke deelstaten
meer vertegenwoordigers in het nationale Congres krijgen, terwijl slaven volgens diezelfde
deelstaten officieel geen mens maar bezit zijn. Politici als Thomas Jefferson zien
weliswaar in dat slavernij een kwaad is dat de samenleving ondermijnt, maar vinden
zwarten tegelijkertijd minderwaardig in vergelijking met blanken. Het lot van zwarte
slavinnen is des te zwaarder vanwege sexueel misbruik. Ook de vrije zwarten in noord
en zuid lijden onder discriminatie.
1.5 Hoe spelen indianen en zwarten in op deze ontwikkelingen, opvattingen en houdingen?
De indiaanse bevolking van de ‘Northwest Territory’ verzet zich tegen blanke vestiging.
Zij wenst haar onderlinge economische en politieke ordening niet op te geven. Pas
in 1795 sluit de regering een verdrag met de ‘Miami confederacy’ dat het grondgebied
van de huidige deelstaat Ohio vrijmaakt voor kolonisatie.
In de houding van de slaven speelt hun persoonlijkheid een rol: inschikkelijkheid
en opstandigheid, gemengd met gevoelens van wantrouwen ten opzichte van blanken, karakteriseren
de reacties van veel zwarten. Het in stand houden van een eigen cultuur met onderlinge
hulporganisaties is een essentieel onderdeel van de zwarte overlevingsstrategie.
De persoonlijke houding van de eigenaren is eveneens een factor van betekenis. Op
sommige plantages nemen eigenaren hun opvoedende taak (de blanke rechtvaardiging voor
slavernij) serieus en bieden zij ruimte voor geloofsbelijdenis, onderwijs en beroepsopleiding.
Opstanden van slaven komen sporadisch voor, sabotage en lijdzaam verzet op de werkplek
veelvuldig; sommige slaven proberen te vluchten naar het vrije noorden; anderen plegen
zelfmoord. Zwarte cultuur/muziek/godsdienst creëert onderlinge gemeenschapszin en
biedt uitzicht op een ander leven. In hetzelfde Philadelphia waar blanke politici
in 1787 een nieuwe grondwet schrijven, geven zwarten de aanzet tot de oprichting van
één van de organisaties die een eigen institutioneel kader voor de zwarte bevolking
moeten scheppen: de ‘African Methodist Episcopal’ kerk. Ook op de plantages zijn zwarten vaak in staat een eigen sociaal netwerk op te zetten en te onderhouden.
Hoofdstuk 2: 1830
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
2.1 Geografische gegevens
De Verenigde Staten bestaan in 1830 uit 24 deelstaten met een totale bevolking van
13 miljoen mensen. Ongeveer 90% van de bevolking leeft op het platteland. Het grondgebied
van de Verenigde Staten heeft zich inmiddels dankzij de ‘Louisiana Purchase’ van 1803
verdubbeld en door een verdrag met Spanje uit 1819 claimt de natie gebieden die oost-
en westkust verbinden. Het land heeft sinds 1800 een nieuwe hoofdstad: Washington,
D.C. In het noord-oosten van het land groeien steden als New York en Boston.
De ‘Frontier’ schuift op naar het huidige Indiana en Illinois, en Louisiana en Arkansas.
Gedurende de tien jaren voor 1830 zijn ongeveer 150.000 immigranten het land binnen
gekomen, in meerderheid afkomstig uit Noorden West-Europa; in het decennium na 1830
zal dat aantal oplopen tot 600.000. In het decennium na 1840 komen vooral katholieke
leren in groten getale het land binnen.
2.2 Welke sociaal-economische ontwikkelingen zijn van belang voor de positie van indianen,
zwarten en immigranten?
Na Robert Fultons succesvolle experiment met een stoom-schip op de Hudson Rivier van
1807, rijdt in 1830 op een dertien mijl lang traject van de ‘Baltimore and Ohio Railroad’
voor het eerst een Amerikaanse locomotief. Trein en spoorweg beginnen schip en kanaal
te vervangen als belangrijkste vorm van vervoer en bindmiddel van de natie. Het nieuwe
vervoermiddel bevordert de groei van de economie en de natie. Het brengt regio's bij
elkaar en legt nieuwe gebieden open voor landbouw en nijverheid.
Het Congres reserveert in 1830 een half miljoen dollar voor gedwongen migratie van
indianenstammen in het zuiden van de natie om verdere expansie te garanderen.
Het zuiden concentreert zich op de agrarische productie en katoenteelt en is wat overige
produkten en vervoer betreft in hoge mate afhankelijk van het noorden. In het zuiden
zoeken behalve de kleine boeren ook plantagehouders naar grond.
In het noorden, in plaatsjes als Waltham en Lowell (Massachusetts) verschijnen de
eerste fabrieken in het Amerikaanse landschap. Hoewel zij experimenteren met nieuwe
vormen van organisatie (de manager verschijnt ten tonele), zijn de meeste bedrijfjes
nog familie-aangelegenheden.
Dankzij uitvindingen als Cyrus McCormicks maaimachine en John Deere's stalen ploeg
en het werk van een voortdurende stroom pioniers wordt de landbouw van het westen een steeds belangrijker component van de Amerikaanse
economie. Gebiedsuitbreiding en lagere grondprijzen maken een stukje grond voor de
kleine boer mogelijk. Het vooruitzicht op een zelfstandig economisch bestaan maakt
de Verenigde Staten voor velen een aantrekkelijke vestigingsplaats.
2.3 Welke gevolgen hebben deze ontwikkelingen voor indianen en immigranten?
Het nieuwe vervoermiddel ondermijnt de economie en de cultuur van de indianen door
grondonteigeningen. Pogingen om stammen vrijwillig afstand te laten doen van hun grond,
door hen economisch afhankelijk te maken of via onderwijs en zending te assimileren,
mislukken grotendeels. De ‘Removal Act’ van 1830 geeft President Jackson de middelen over te gaan tot gedwongen verhuizing
van de indianen en vestiging in reservaten. Tijdens zijn presidentschap worden zo'n 90 verdragen met stammen afgesloten om een
door blanken afgedwongen ‘migratie’ te regelen. In het zuiden verhuizen stammen als
de Choctaws in de winter van 1831–1832, vier jaar later gevolgd door de Creeks en
in 1838, langs de ‘Trail of Tears,’ de Cherokees. De territoriale afspraken die vastgelegd zijn in verdragen worden door
blanken voortdurend geschonden. De Indianen kunnen niet op tegen het blanke overwicht.
Ten oosten van de Mississippi blijven weinig indianen over. In het noord-oosten zijn
al voor de Onafhankelijkheidsoorlog veel indianen-stammen uit die regio verdreven
of aan nieuwe ziektes gestorven.
Zelfstandige handwerkers, de meester en diens leerlingen, maken geleidelijk plaats
voor loonarbeiders; werk begint zich te concentreren in de fabriek. Fabrieken als
in Lowell genieten aanvankelijk nog een zekere faam als experimentele opvoedingscentra
voor arbeiders (vooral vrouwen en kinderen uit de regio). Na 1830 verslechteren de
verhoudingen tussen werknemer en werkgever in deze centra snel: produktie komt centraal
te staan. De komst van grote groepen leren zorgt voor een goedkoop industrieproletariaat
dat de plaats van vroegere werknemers inneemt.
2.4 Met welke opvattingen en houdingen van de gevestigde blanke bevolking worden zwarten
en immigranten geconfronteerd?
Een slavenopstand in Virginia onder leiding van Nat Turner schokt de zuidelijke samenleving
in 1831 en doet de blanke houding tegenover zwarten daar nog meer dan voorheen verstarren.
In het noorden krijgt de beweging voor abolitionisme, de afschaffing van slavernij, in 1831 nieuw élan met de publicatie van The Liberator door William Lloyd Garrison en in 1833 door de oprichting van de ‘American Anti-Slavery Society.’ Vrouwen zijn belangrijke steunpilaren van de beweging voor abolitionisme en eisen
ook hun rechten op. Hun activisme mondt uit in bijvoorbeeld de verklaringen van de
‘Seneca Falls Convention’ van 1848, maar splijt tegelijkertijd de anti-slavernijbeweging: een ‘cult of domesticity,’ die de vrouw als hoedster van morele waarden en opvoedster van kinderen in het gezin
plaatst en het gezin verheerlijkt als een oase van rust binnen de ruige kapitalistische
buitenwereld, verbiedt vrouwen zich bezig te houden met politieke en economische kwesties.
Een ‘underground railroad’ helpt slaven naar het noorden ontsnappen. Abolitionisten zijn in de ogen van het
overgrote deel van de Amerikaanse bevolking echter extremisten. Pas dankzij werken
als Harriet Beecher Stowe's Uncle Tom's Cabin krijgt de beweging voor afschaffing van slavernij grotere aanhang. Evenals politici
als Abraham Lincoln, suggereert ook Stowe remigratie van slaven naar Afrika als oplossing
voor het probleem van de verhoudingen tussen blank en zwart. Planters en andere zuidelijken
verdedigen hun slavernijsysteem door noordelijke kapitalisten te beschuldigen van
uitbuiting van arbeiders: waar zij zelf zwarten opvoeden, bieden de kapitalisten in
het noorden arbeiders in de zich ontwikkelende kapitalistische samenleving geen enkele
bescherming. Vrije zwarten in het noorden hebben niet automatisch stemrecht.
Vreemdelingenhaat in de vorm van een beweging voor ‘nativism’ komt op.
2.5 Hoe spelen indianen, zwarten en immigranten in op deze ontwikkelingen, opvattingen
en houdingen?
Indianenstammen reageren verschillend op de blanke expansiedrift. Sommige indianen
passen zich aan en sluiten allianties met blanke indringers om zo rivaliserende stammen
de baas te worden. Andere indianen verzetten zich met guerrilla-acties of zoeken bescherming
bij het Hooggerechtshof.
De reacties van Indianen zijn verklaarbaar vanuit hun cultuur en godsdienst. Daarin
worden de relatie met de natuur en de gehechtheid aan de grond van de voorouders als
heilig beschouwd.
Verschillende gevluchte slaven worden belangrijke vertegenwoordigers van de abolitionistische
beweging; in woord en geschrift proberen zij een blank noordelijk publiek te overtuigen
van het kwaad van slavernij.
Net als anderen die in de samenleving in de knel komen, vinden immigranten dankzij
de introductie van algemeen kiesrecht voor (vrije) mannen gehoor in de politiek. Zij
kunnen tevens troost zoeken in religie: evangelische ‘revivals’ introduceren niet alleen protestantse waarden aan de ‘frontier’ en in de steden,
maar prediken ook een ‘you can do it, if you want’ mentaliteit. Daarnaast biedt de
idee van een door God gegeven bestemming van de blanke Amerikaanse natie – of, zoals
John O'Sullivan in 1845 zegt, ‘manifest destiny’-perspectief voor individuele en gemeenschappelijke toekomst: nationalisme zorgt voor
assimilatie. Ook immigranten geloven in de ‘American dream.’
Hoofdstuk 3: 1869
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
3.1 Geografische gegevens
De Verenigde Staten bestaan dit jaar uit 37 staten en tellen 40 miljoen inwoners,
van wie 75% op het platteland woont. In de periode tussen 1861 en 1870 komen meer
dan 2 miljoen immigranten het land binnen, het overgrote deel afkomstig uit Noord-
en West-Europa. In 1846 is met Groot-Brittannie de noordgrens van het Amerikaanse
grondgebied bepaald. Na een oorlog tegen Mexico wordt in 1848 ook de zuidgrens van
de staat grotendeels vastgelegd door annexatie van Mexicaans gebied. De Verenigde
Staten strekken zich uit van de kust van de Atlantische Oceaan tot de kust van de
Stille Oceaan, Alaska is in 1867 aangekocht van Rusland.
3.2 Welke voor indianen, zwarten en immigranten relevante ontwikkelingen doen zich
voor?
Onder impuls van de ontdekking van goud in California in 1848 wordt het spoorwegnet
uitgebreid. Door het werk van Chinese en lerse arbeiders komen in 1869 de spoorlijnen
van de ‘Union Pacific’ en ‘Central Pacific’ samen bij ‘Promontory Point’; oost en
west worden aldus verbonden.
In 1869 neemt het Congres het vijftiende amendement op de grondwet aan, dat de zwarte bevolking van het land kiesrecht geeft. De Burgeroorlog
(1861–1865) is voorbij. Een programma van ‘Reconstructie’ probeert van zwarten in het zuiden gelijkwaardige burgers te maken. De Burgeroorlog
heeft de zuidelijke economie sterk aangetast; een blokkade van het zuiden door de
Unie is niet zonder gevolgen gebleven. Door de blokkade maakt het zuiden echter wel
noodgedwongen een begin met industrialisatie. In het zuiden komen zowel blanke als
zwarte boeren die zich na afschaffing van de slavernij op de katoenteelt storten in
de problemen wanneer de katoenprijs instort.
In het noorden blijkt de Burgeroorlog een stimulans voor de industrie. In landbouw
en industrie vindt op grote schaal mechanisatie plaats, met alle arbeidsbesparende
machines van dien. De produktie van katoenen stoffen, de houtindustrie, de schoenen-
en laarzenfabricage, de confectiekleding en de metaalindustrie vertegenwoordigen in
die volgorde de belangrijkste economische sectoren. Standaardisatie komt op.
De spoorwegen spelen in dit proces een voortrekkersrol, ook in negatieve zin, door
speculatie en kapitaalverspilling, en staan centraal in de economische expansie van
het land. Transport per trein stelt de ‘Plains’ open voor exploitatie van landbouw; landbouw wordt ‘big business.’ Dankzij de uitvinding
van koelwagons groeien ranches in zuidelijke deelstaten als Texas en drijven cowboys, van wie ongeveer 25% zwart is, jaarlijks honderdduizenden stuks vee over grote afstand
naar de spoorwegstations in het noorden. Vandaar worden de ‘longhorns’ naar de vleesverwerkende
industrie in steden als Chicago vervoerd. Rond de spoorwegen groeien in snel tempo
de staalindustrie en toeleveringsbedrijven. De spoorwegen maken als eerste sector
in de economie veelvuldig gebruik van telegraaf en management. De spoorlijnen bepalen
de plaats en groei van nieuwe gemeenschappen en steden. Het land urbaniseert in hoog
tempo. Deze expanderende landbouw en industrie stimuleren de immigratie.
3.3 Welke gevolgen hebben deze ontwikkelingen voor zwarten en immigranten?
Door het dertiende amendement op de grondwet is de slavernij afschaft. Dankzij het
veertiende en vijftiende amendement krijgt de zwarte bevolking burgerrechten. Hoewel
hun wettelijke status veranderd is, verbeteren de economische mogelijkheden van zwarten
niet. Evenals blanke boeren vervallen zij onder een ‘share-cropper's system’ tot een nieuw soort horigheid.
Aan de West-kust groeit onder Amerikanen de afkeer van Chinezen.
3.4 Met welke opvattingen en houdingen van de kant van de gevestigde blanke bevolking
worden zwarten en immigranten geconfronteerd?
Veel blanken kunnen zwarten niet als gelijke accepteren.
Zwarten worden geconfronteerd met voortdurende tegenwerking van de blanke zuidelijke
bevolking. In sommige staten worden de voorstanders van Reconstructie al in 1869 weggestemd.
Blanke zuiderlingen hanteren legale en illegale middelen om de verworvenheden van
de Reconstructie van het zuiden te saboteren; een terroristische beweging als de ‘Ku Klux Klan’ komt op.
In California, waar veel Chinezen zich vestigen, komen spoedig de eerste acties op
om paal en perk te stellen aan immigratie. Uiteindelijk komt in 1882 de eerste anti-immigratiewetgeving tot stand, gericht tegen de Chinezen.
3.5 Hoe spelen zwarten in op deze ontwikkelingen?
Tijdens de Reconstructie zijn in het nationale Congres twee zwarte senatoren en veertien
zwarte leden van het Huis van Afgevaardigden actief; ongeveer 600 zwarte politici
worden in de deelstaten als volksvertegenwoordiger gekozen.
Zwarten zoeken de gezinsverbanden op die vaak verloren zijn gegaan tijdens de slavernij.
De vrijgemaakte zwarte bevolking probeert vooral in de agrarische sector van het zuiden
een bestaan te vinden. Zij vinden direct en indirect steun bij de ‘Freedmen's Bureau’ en lieden die geld zien in economische ontwikkeling van de regio (door zuiderlingen
gezien als noordelijke profiteurs en zuidelijke verraders, respectievelijk ‘carpetbaggers’ en ‘scalawags’).
Hoofdstuk 4: 1914
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
4.1 Geografische gegevens
In 1914 telt het land 48 staten en een bevolking van ongeveer 100 miljoen mensen.
Terwijl in 1900 de aantallen arbeiders en boeren bijna gelijk zijn, is in 1910 al
een groter deel van de Amerikanen werkzaam in de fabriek dan in de agrarische sector.
Tussen 1891 en 1914 zijn ongeveer vijftien miljoen immigranten het land binnengekomen;
velen van hen zijn afkomstig uit Rusland, Oostenrijk-Hongarije en Italië.
4.2 Welke voor indianen, zwarten en immigranten relevante ontwikkelingen doen zich
voor?
Auto en vliegtuig gaan langzamerhand de rol van de trein in de samenleving over te
nemen. De auto wordt onderdeel van de ‘American dream.’ Stroomlijning van produktiemethoden
en nieuwe technische vindingen zorgen voor een overdaad aan goederen. Het bedrijfsleven
creëert winkelketens en een advertentie-industrie om de overvloed aan produkten aan
de man en de vrouw te brengen. Consumptief gedrag krijgt een positieve betekenis.
Het in ontginning nemen van grond en winning en exploitatie van delfstoffen in het
midden en westen van het land doen de grens tussen beschaving en wildernis verdwijnen:
‘lege’ plekken op de landkaart worden nu ook in ontginning genomen. In 1890 wordt
duidelijk dat van een echte ‘Frontier’ binnen de continentale grenzen van de Verenigde
Staten niet meer kan worden gesproken. De ‘Frontier’-mentaliteit leeft echter voort:
het harde werken en alledaagse bestaan in mijnsteden en houtkampen worden geromantiseerd
in verhalen over wetteloosheid en zedeloosheid van het ‘Wilde Westen,’ in mythes over cowboys en indianen.
Het proces van industrialisatie in het zuiden breidt zich uit. In de zuidelijke textielindustrie
is echter door discriminatie geen plaats voor zwarten op de werkplek.
Via Ellis Island en strenge keuringen vestigen veel jonge, mannelijke immigranten zich in tegenstelling
tot vroegere groepen zoals Duitsers, Hollanders en Scandinaviërs vooral in steden
als New York, Chicago en Boston. Daar vinden zij als goedkope arbeidskrachten werk
in de fabrieken.
4.3 Wat zijn de gevolgen van deze ontwikkelingen voor indianen, zwarten en immigranten?
Na de Burgeroorlog maken indianenoorlogen, die voortduren tot het eind van de jaren 1880, en de blanke jacht op bizons een
einde aan het bestaan van de indianencultuur.
In de positie van zwarten verandert weinig. Na 1877, als de Reconstructie officieel
eindigt, is hun positie in het zuiden bijna even slecht als voor de Burgeroorlog.
Tegen het einde van de negentiende eeuw leven zwarten vaak zonder politieke rechten
op de oude plantages die moderne bedrijven geworden zijn.
Immigranten wonen als goedkope arbeidskrachten vaak in verpauperde wijken, waar zij
met moeite een bestaan kunnen opbouwen.
4.4 Met welke opvattingen en houdingen van de kant van de gevestigde blanke bevolking
worden immigranten geconfronteerd?
Het regeringsbeleid erop gericht indianen in reservaten te houden mislukt. De regering
doet pogingen indianen zich als individuele, zelfstandige boer te laten vestigen.
Deelstaatwetgeving (‘Jim Crow’ wetten), die zwarten kiesrecht ontneemt en een systeem van segregatie institutionaliseert, en praktijken als lynchen ondergraven de verworvenheden van
zwarten uit de eerste jaren na de Burgeroorlog.
Segregatie van blank en zwart wordt door het Hooggerechtshof in ‘Plessy vs Ferguson’
van 1896 goedgekeurd: een aparte status voor zwarten hoeft volgens het hof geen ongelijke
positie in te houden.
Naar aanleiding van de toevloed immigranten groeit de roep om immigratiebeperking.
Ondernemers zijn vaak tegen dergelijke beperkingen: zij wensen goedkope arbeidskrachten.
Vreemdelingenhaat jegens de nieuwkomers uit Zuiden Oost-Europa tiert welig.
Via instellingen als onderwijs worden tegelijkertijd Amerikaniseringsprogramma's gepropageerd. Gegoede burgerij en vroegere immigranten verheerlijken een ‘white anglo-saxon protestant’ (WASP) cultuur.
Vakbonden zijn slechts in beperkte mate succesvol in het verdedigen van de positie
van immigranten-arbeiders.
Arbeiders genieten weinig bescherming door de blijvende invloed van het liberale gedachtengoed:
een vakbond wordt gezien als belemmering van economische vrijheid. Juist het feit
dat veel arbeiders immigranten zijn werkt tegen vakbonden.
Er wordt gedebatteerd over de vraag of de Amerikaanse samenleving een ‘melting pot’ of een ‘nation of nations’ is: over de vraag hoe veel ruimte er is voor cultureel pluralisme.
Een mengelmoes van religieuze en humanitaire overwegingen en angst voor sociale chaos
voeden met name bij de gegoede burgerij een hervormingsbeweging van velerlei aard:
vertegenwoordigers van deze middenklasse nemen niet alleen deel aan campagnes tegen
alcohol-gebruik en prostitutie en voor professionalisering van de overheidsbureaucratie,
maar steunen tevens het initiatief van particuliere, charitatieve opvangtehuizen voor
armen, arbeiders en immigranten, zoals Hull House van Jane Addams en sociale wetgeving.
Net als in andere hervormingsbewegingen in de negentiende eeuw, spelen vrouwen in
deze campagnes een hoofdrol; ervaringen opgedaan in hulpverlenende instanties tijdens
de Burgeroorlog en liefdadigheidsinstellingen helpen vrouwen bijdragen aan de opkomst
van aanvankelijk nog particuliere sociale organisaties die de vorming van een verzorgingsstaat
stimuleren. Carrières voor vrouwen binnen een ambtelijke bureaucratie worden mogelijk.
4.5 Hoe hebben indianen, zwarten en immigranten ingespeeld op deze ontwikkelingen?
De indianen vestigen zich als individuele boer (de ‘Dawes Act’ van 1887) of worden uitgeroeid. Enkele successen in de oorlogen tegen blanken zoals
‘Custer's Last Stand’ van 1876 en leiders als Geronimo en Sitting Bull veranderen
hier weinig aan; oplevingen van de indianencultuur zoals de ‘Ghost dance’ beweging leiden in 1890 tot het bloedbad van Wounded Knee.
Zwarte leiders als Booker T. Washington zijn bereid zich vergaand aan te passen aan
de blanke samenleving en voorlopig af te zien van politieke rechten; hij raadt zwarten
aan eerst economische onafhankelijkheid na te streven. Radicale figuren als W.E.B.
Du Bois bekritiseren deze houding. In 1909 richten zwarten een vereniging op die hun
rechten moet verdedigen: de NAACP (de ‘National Association for the Advancement of Colored People’). Zwarten trekken
in steeds grotere mate naar de steden in het noorden van het land.
In de steden vestigen immigranten zich vaak op basis van hun etnische afkomst in afzonderlijke
wijken. Immigranten helpen zichzelf binnen eigen gemeenschappen en worden geholpen
door politici die hun sociaal-economische belangen behartigen in ruil voor hun stem
bij verkiezingen: de ‘bosses.’ Zij profiteren tevens van de hervormingsbeweging van de gegoede burgerij.
Sommige immigranten assimileren: net als andere Amerikanen maken de mannen carrière en worden de vrouwen belangrijke
consumenten binnen de kapitalistische samenleving. Anderen streven omverwerping van
de bestaande orde na: vooral immigranten introduceren socialistische en anarchistische
opvattingen in de Verenigde Staten. Weer anderen houden hun subcultuur in stand of
keren teleurgesteld terug naar hun geboorteland.
Een coalitie van gediscrimineerde groepen in de Amerikaanse maatschappij, van bijvoorbeeld
arbeiders/immigranten en zwarten, komt door racisme niet van de grond.
Literatuur
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Er is en overdaad aan uitstekende maar in Nederland niet eenvoudig te vinden Amerikaanse
boeken over deze periode uit de Amerikaanse geschiedenis. Hieronder volgen slechts
enkele van de vele belangrijke titels. De lijst wordt voorafgegaan door recente Nederlandse
handboeken die de periode uit de Amerikaanse geschiedenis tussen 1787 en 1914 behandelen.
Nederlandstalige overzichtswerken:
J.W. Schulte Nordholt, Triomf en Tragiek van de Vrijheid (Amsterdam, verschillende edities); A. Kaspi, De Geschiedenis van de Verenigde Staten (Utrecht 1988).
Engelstalige overzichtswerken
Maldwyn Jones, The Limits of Liberty: American History 1607–1980 (Oxford 1983); George Brown Tindall en David E. Shi, America: A Narrative History (New York 1992); Mary Beth Norton, David M. Katzman e.a., A People and A Nation (Boston 1994). Vooral het laatste werk sluit goed aan bij de opzet van de stofomschrijving.
Een goed, maar ook gedetailleerd handboek voor de geschiedenis van de grondwet is:
Alfred H. Kelly, Winfred A. Harbison en Herman Belz, The American Constitution: Its Origins and Development (New York 1991).
Relatief korte, toegankelijke overzichtswerken voor de geschiedenis van bevolkingsgroepen
uit de stofomschrijving, die verdere literatuur ontsluiten, zijn:
Francis Paul Prucha, The Indians in American Society (1985) August Meyer en Elliott Rudwick, From Plantation to Ghetto (1976, enz.). Sara Evans, Born for Liberty: A History of Women in America (1989) en Alice Kessler-Harris, Out to Work: A History of Wage-earning Women in the United States (1982). David Montgomery, The Fall of the House of Labor: The Workplace, the State, and American Labor Activism,
1865–1925 (1987) voor de periode na de Burgeroorlog en Sean Wilentz, Chants Democratic: New York City and the Rise of the American Working Class, 1788–1850 (1984) voor de periode tot die oorlog. Lawrence Goodwyn, The Populist Moment (1978) behandelt de beweging van populisme. Oscar Handlin, The Uprooted (1973) en John Higham, Strangers in the Land (1955) zijn al jaren de teksten om de geschiedenis van immigranten mee te beginnen.
Relatief lijvige, maar zeer informatieve werken over aspecten of periodes uit de stofomschrijving
zijn:
Gordon Wood, The Radicalism of the American Revolution (1992) met een uitstekende maar ingewikkelde schets van de beginperiode uit de stofomschrijving.
Edward Pessen, Jacksonian America (1978, enz) behandelt het tweede kwart van de negentiende eeuw; Ronald Walters, American Reformers, 1815–1860 (1978) de hervormingsbeweging in de eerste helft van die eeuw. E. Foner, Reconstruction (1988) is het huidige standaardwerk over Reconstructie C. Vann Woodward met zijn
The Strange Career of Jim Crow (1955, enz.) en Origins of the New South (1951) geeft fraaie schetsen van de zuidelijke samenleving na de Burgeroorlog en
zaken als segregatie. A. Dawley, Struggles for Justice (1991) en A.
Trachtenberg, The Incorporation of America (1982) bespreken de periode na de Burgeroorlog op een wijze die uitstekend aansluit
bij de stofomschrijving. Alfred Chandler, The Visible Hand: The Managerial Revolution in American Business (1977) schetst vanuit de geschiedenis van de spoorwegen de opkomst van managers en
grote corporaties in de Verenigde Staten. R. Hofstadter, The Age of Reform (1955) blijft een klassiek werk over de hervormingsbeweging na de Burgeroorlog. Richard
Slotkin is met zijn monumentale The Fatal Environment: The Myth of the Frontier in the Age of Industrialization, 1800–1890
(1985) en zijn Regeneration through Violence: The Mythology of the American Frontier,
1600–1860 (1973) dé expert op het gebied van het Amerikaanse denken over de ‘Frontier’ en de
indianen. Theda Skocpol, Protecting Soldiers and Mothers: The Political Origins of Social Policy in the United
States (1992) behandelt de opkomst van de verzorgingsstaat in de Verenigde Staten na de
Burgeroorlog.
Jeugdlectuur
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Harriet Beecher Stowe, De Negerhut van Oom Tom, de Nederlandse vertalingen van Dee Brown, Bury My Heart at Wounded Knee, of van het werk van Mark Twain en boeken als Conrad Richter, Vreemdeling in eigen land, bieden leuke en tegelijkertijd leerzame fictie voor kandidaten.