Wijzigingswet Mediawet in verband met het versterken van de organisatie van de landelijke publieke omroep

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-1995 t/m heden

Wet van 28 april 1994, houdende wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met het versterken van de organisatie van de landelijke publieke omroep en het bieden van langdurige zekerheid aan omroepinstellingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Mediawet te wijzigen in verband met het versterken van de organisatie van de landelijke publieke omroep en het bieden van langdurige zekerheid aan omroepinstellingen door middel van de verlening van langjarige concessies en de toewijzing van langjarige zendtijd, waardoor de onderlinge samenwerking en de afstemming van de programma's worden bevorderd, opdat, onder behoud van zowel verscheidenheid als identiteit binnen de landelijke publieke omroep, een programma-aanbod tot stand kan komen dat zich blijvend onderscheidt van het aanbod van commerciële omroepinstellingen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel III

  • 1 Op de dag voor die waarop artikel I, onderdelen E tot en met J, van deze wet in werking treedt, doet Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur een notariële akte verlijden, waarbij met ingang van de daarop volgende dag:

    • a. een duidelijk omschreven deel van het vermogen van de Nederlandse Omroepprogramma Stichting wordt afgescheiden, dat samenhangt met de taak die ingevolge de krachtens deze wet gewijzigde Mediawet is opgedragen aan de Nederlandse Programma Stichting;

    • b. door Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur de Nederlandse Programma Stichting wordt opgericht met als vermogen het vermogensdeel, bedoeld in onderdeel a;

    • c. door Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur de statuten van de Nederlandse Omroepprogramma Stichting worden gewijzigd met het oog op de krachtens deze wet gewijzigde Mediawet, waarbij in ieder geval de statutaire naam van de Nederlandse Omroepprogramma Stichting wordt gewijzigd in: Nederlandse Omroep Stichting.

  • 2 Bij de notariële akte wordt een lijst gevoegd van die werknemers in dienst van de Nederlandse Omroepprogramma Stichting, die vanaf het tijdstip van oprichting van de Nederlandse Programma Stichting in dienst zullen zijn van de Nederlandse Programma Stichting. De artikelen 1639aa tot en met 1639dd van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing.

  • 3 Op het tijdstip van oprichting van de Nederlandse Programma Stichting gaat het vermogensdeel van de Nederlandse Omroepprogramma Stichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, overeenkomstig de notariële akte onder algemene titel over op de Nederlandse Programma Stichting.

  • 4 Ter zake van de overgang, bedoeld in het derde lid, is geen overdrachtsbelasting of omzetbelasting verschuldigd.

Artikel IV

De Nederlandse Omroep Stichting en de Nederlandse Programma Stichting staan als hoofdelijk schuldenaar over en weer garant voor de nakoming van de financiële verplichtingen die de Nederlandse Omroepprogramma Stichting voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen E tot en met J, van deze wet is aangegaan.

Artikel V

Een instelling die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel KK, van deze wet een vergoeding voor kosten van investeringen voor nieuwbouw ontvangt van het Commissariaat voor de Media ingevolge artikel 103 van de Mediawet, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel KK, van deze wet, behoudt tot uiterlijk drie jaren na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel KK, van deze wet recht op die vergoeding.

Artikel VI

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen tot twee jaar na de inwerkingtreding van deze bepaling, in gevallen waarin deze wet niet voorziet, regels worden gesteld met betrekking tot de invoering van artikelen van deze wet of onderdelen daarvan.

Artikel VIII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 28 april 1994

Beatrix

De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

H. d'Ancona

Uitgegeven de negende juni 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto

Naar boven