Regeling bevoorschotting personele kosten primair – en voortgezet onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2008.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-08-1993 t/m 31-07-2008

Regeling bevoorschotting personele kosten primair – en voortgezet onderwijs

De minister van onderwijs en wetenschappen,

Gelet op artikel 71 van het Bekostigingsbesluit WBO/OWBO, artikel 72 van het Bekostigingsbesluit ISOVSO/OISOVSO en de artikelen 37 en 52 van het Bekostigingsbesluit W.V.O.;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

In deze regeling wordt verstaan onder:

de minister:

de minister van onderwijs en wetenschappen;

voorschot:

het voorschot op de vergoeding voor de personele kosten in het primair – en voortgezet onderwijs, tenzij uit deze regeling anders blijkt;

CASO-deelnemer:

het bevoegd gezag van een school dat deelneemt aan het door de minister in stand gehouden systeem van automatisering van de salarisadministratie;

Artikel 2. Maandelijkse bevoorschotting

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

  • 1 De hoogte van het voorschot van de CASO-deelnemer wordt door de minister op basis van een maandelijkse voorschotaanvraag vastgesteld.

  • 2 De voorschotaanvraag vermeldt:

    • a. BRIN-nummer;

    • b. indicatie FBS-deelnemer;

    • c. maand en jaar van de voorschotaanvraag;

    • d. bedrag netto loonkosten;

    • e. bedrag af te dragen pensioenpremies en loonheffing;

    • f. aantal verbruikte formatierekeneenheden.

  • 3 De hoogte van het maandelijkse voorschot van niet-CASO-deelnemers wordt vastgesteld op basis van het aan de school toegekende formatiebudget en de voor het betreffende schooljaar geldende gemiddelde personeelslast.

  • 4 Het voorschot wordt aan het bevoegd gezag van de school via GEFIS betaalbaar gesteld.

Artikel 3. Voorschot verzilverde formatierekeneenheden

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

  • 1 De omvang van de verzilvering wordt vastgesteld op basis van de voor het betreffende schooljaar door de minister vastgestelde geldswaarde per formatierekeneenheid en het door het bevoegd gezag voor het betreffende schooljaar opgegeven aantal te verzilveren formatierekeneenheden.

  • 2 Het maandelijkse voorschotbedrag verzilverde formatierekeneenheden voor het schooljaar bedraagt één twaalfde gedeelte van het verzilveringsbedrag, berekend overeenkomstig het eerste lid. De minister stelt het voorschotbedrag aan het bevoegd gezag betaalbaar via GEFIS.

Artikel 4. Bekendmaking

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

Deze regeling en de bijbehorende bijlage worden bekendgemaakt in het officiële publicatieblad van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.

Artikel 5. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 1993.

Artikel 6. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bevoorschotting personele kosten primair – en voortgezet onderwijs.

De regeling zal in het officiële publikatieblad van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

Bijlage behorende bij regeling bevoorschotting personele kosten primair – en voortgezet onderwijs onder FBS

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

In deze bijlage worden nadere administratieve aanwijzingen gegeven en wordt toelichtende informatie verstrekt, voorzover van belang bij de uitvoering van de in deze regeling opgenomen bepalingen.

Voor deze bijlage geldt dat indien wordt gesproken over “eigen personeel” of “aanstelling voor eigen rekening” al het personeel wordt bedoeld waarvan de salariskosten uit eigen middelen worden betaald. De uit verzilvering van formatierekeneenheden verkregen gelden worden ook tot de eigen middelen gerekend. Indien wordt gesproken over “in aanmerking komen voor vergoeding door het ministerie” wordt al het personeel bedoeld waarvan de salariskosten bij het ministerie gedeclareerd kunnen worden ofwel onmiddellijk via CASO danwel bij de Aanvraag Rijksvergoeding.

Ik wijs u erop dat in het hierna volgende wordt verwezen naar de artikelen van het RPBO.

In deze bijlage komen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan de orde:

  • 1. Maandelijkse bevoorschotting niet-CASO deelnemers.

  • 2. Vaststellen maandelijks formatierekeneenheden-verbruik.

  • 3. Overdragen van formatierekeneenheden.

  • 4. Verzilveren van formatierekeneenheden.

  • 5. Kosten voor vervanging, Premie Vervangingsfonds en de vergoeding van de premie door het ministerie.

  • 6. Bestuursaanstellingen.

  • 7. Wachtgeldpremie eigen personeel.

  • 8. Berekeningsinstructies formatierekeneenheden-verbruik.

1. Maandelijkse bevoorschotting niet-CASO-deelnemers

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

De hoogte van het maandelijks voorschot van niet-CASO-deelnemers wordt bepaald op grond van artikel 2, derde lid. In dit voorschot is een opslag ter vergoeding van de premie Vervangingsfonds opgenomen (zie ook onderwerp 5). Tevens wordt bij de bepaling van de maandelijkse voorschotbedragen rekening gehouden met pieken in de salarisbetalingen zoals vakantie-uitkeringen en IZK-vergoedingen. Indien uit de toegezonden bekostigingsinformatie blijkt dat het aldus berekende voorschot onvoldoende is om de personele uitgaven voor het schooljaar te bekostigen, kan door middel van een gemotiveerd verzoek een verhoging van het voorschot aangevraagd worden bij de afdeling CFI/F/PO, CFI/F/VO en CFI/F/BV.

Aangezien een voorschotaanpassing betrekking heeft op het gehele schooljaar, moet u in uw verzoek uitgaan van de te verwachten personele uitgaven over het gehele schooljaar.

2. Vaststellen maandelijks formatierekeneenhedenverbruik

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

Het overzicht verbruikte formatierekeneenheden, dat in de schooladministratie aanwezig behoort te zijn, is bedoeld om vast te stellen of het toegestane aantal formatierekeneenheden niet wordt overschreden.

Voor CASO-deelnemers wordt dit overzicht na verwerking van de dertiende maand automatisch geleverd. Niet-CASO deelnemers dienen maandelijks na afloop van een kalendermaand de verbruikte formatierekeneenheden over die kalendermaand vast te stellen conform de berekeningswijze zoals deze in het onderwerp “berekeningsinstructies formatierekeneen-. heden-verbruik” is weergegeven. Het berekende verbruik wordt geregistreerd naar analogie van het bij deze regeling gevoegde voorbeeld “Overzicht verbruikte formatierekeneenheden”.

3. Overdragen van formatierekeneenheden

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

Via de mei-melding kan worden aangegeven dat rekeneenheden worden overgedragen aan een andere school. De salariskosten behorend bij de overgedragen rekeneenheden, worden door de school die de rekeneenheden ontvangt gedeclareerd.

4. Verzilveren van formatierekeneenheden

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

Op verzoek van de school kan een deel van het toegekende formatiebudget in geld worden uitgekeerd: de verzilvering. Het maximum percentage te verzilveren formatierekeneenheden bedraagt voor het primair onderwijs 10% van het totale in formatierekeneenheden toegekende formatiebudget. Voor het voortgezet onderwijs bedraagt het maximum percentage te verzilveren formatierekeneenheden 15% van het beschikbare formatiebudget, met uitzondering van de aanvullende formatierekeneenheden, bedoeld in artikel 12 van het formatiebesluit dagscholen v.w.o. – a.v.o.-v.b.o. Uitsluitend voor het voortgezet onderwijs geldt dat projectfaciliteiten in de vorm van aanvullende formatierekeneenheden kunnen worden verzilverd indien dit in de betreffende publicaties is aangegeven. In het decentraal georganiseerd overleg kan voor een school worden overeengekomen dat een hoger percentage van het toegekende formatiebudget wordt verzilverd.

De omvang van het te verzilveren aantal formatierekeneenheden wordt éénmaal per jaar vastgesteld via de meimelding. Het aantal te verzilveren formatierekeneenheden dient afgerond te zijn op hele formatierekeneenheden. Uitsluitend voor zover verzilverde formatierekeneenheden voor uitbesteding zijn aangewend geldt het hoge verzilveringsbedrag. Onder uitbesteding wordt verstaan het laten uitvoeren van werkzaamheden door extern personeel op basis van een daartoe afgesloten contract.

5. Kosten voor vervanging, premie vervangingsfonds en de vergoeding van de premie door het Rijk

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

De kosten voor vervanging van personeel dat onder het fbs-regime valt moeten bij het Vervangingsfonds worden gedeclareerd. Het Vervangingsfonds brengt per school een premie in rekening. De Minister verstrekt een vergoeding voor de te betalen premie Vervangingsfonds.

Op het Vervangingsfonds kan geen beroep worden gedaan ter vervanging van personeel aan wie verlof is verleend in verband met werkzaamheden voor organisaties zoals bijvoorbeeld CEVO, ULO, SLO, CITO, LPC en personeelsorganisaties. Ter vervanging van dit personeel, of voor de bekostiging van een uitbreiding van de taakomvang in dit verband, krijgt het schoolbestuur de beschikking over extra formatierekeneenheden.

Uitvoeringsaspecten ten aanzien van CASO-deelnemers Scholen die deelnemen aan het CASO-systeem dienen de vervangingskosten te declareren via het CASO-systeem, met gebruikmaking van declaratiecode 5. CASO verzorgt de declaratie van deze kosten bij het Vervangingsfonds. Tevens berekent het CASO-systeem voor deze scholen – op basis van de door het Vervangingsfonds te stellen regels – de verschuldigde premie en verzorgt in principe ook de afdracht van de premie aan het Vervangingsfonds. Tenslotte wordt de vergoeding voor de premie automatisch door het CASO-systeem in de voorschotaanvraag aan het ministerie opgenomen.

Uitvoeringsaspecten ten aanzien van niet-CASO-deelnemers De premie Vervangingsfonds wordt bij scholen die niet aan het CASO-systeem deelnemen eveneens vastgesteld door het Vervangingsfonds. Bij het vaststellen van de hoogte van het maandelijkse voorschot is rekening gehouden met een opslagpercentage voor de vergoeding van de premie Vervangingsfonds. Verrekening van de gemaakte kosten voor vervanging en de verschuldigde premie dient – naar regels te stellen door het Vervangingsfonds – rechtstreeks met het Vervangingsfonds plaats te vinden.

6. Bestuursaanstellingen

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

Ingeval van bestuursaanstellingen vindt de bekostiging plaats aan de scholen waar betrokkene de werkzaamheden feitelijk vervult. Deze scholen alsmede de verdeling van de uren over die scholen, dienen vastgelegd te zijn in de akte van benoeming (RPBO artikel I-B7 onder 1.f). Ook het verbruik aan formatierekeneenheden moet ten laste komen van de scholen waar betrokkene feitelijk werkzaam is. Bij de berekening van het rekeneenhedenverbruik – zie onderwerp 8 – dient bij bestuursaanstellingen de berekening per school plaats te vinden.

7. Wachtgeldpremie eigen personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

De regeling voor de afdracht van wachtgeldpremie voor eigen personeel is gepubliceerd in Uitleg nr. 8 en 9 van 24 maart 1993 onder kenmerk VO/JP-93000638.

8. Berekeningsinstructies formatierekeneenhedenverbruik per school

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

Het formatierekeneenhedenverbruik dient berekend te worden voor alle aanstellingen bij scholen die onder het formatiebudgetsysteem vallen voor zover de salariskosten voor vergoeding door het Rijk in aanmerking komen

Het verbruik aan formatierekeneenheden wordt bepaald door:

  • -

    de maximumschaal behorende bij de functie waarin betrokkene is benoemd (en dus niet door de salarisschaal waarnaar betrokkene wordt bezoldigd),

  • -

    de categorie personeel waartoe die functie behoort, en

  • -

    de voor vergoeding door het ministerie in aanmerking komende betrekkingsomvang.

De uitkomst van de berekening per aanstelling wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen nauwkeurig (er vinden geen tussentijdse afrondingen op gehelen plaats, ook niet bij tussentotalen per personeelscategorie). Het in de voorschotaanvraag op te nemen formatierekeneenhedenverbruik per school is de som van het per aanstelling berekende verbruik. Uitsluitend dit eindtotaal wordt rekenkundig afgerond op gehele formatierekeneenheden.

De algemene formule voor het berekenen van het formatierekeneenhedenverbruik per maand per aanstelling luidt:

FRE-verbruik =

B- (A of V)

* F *

D

 

N

 

E

waarin,

B - (A of V)

N

als omvangsfactor gedefinieerd wordt, en

B

=

de betrekkingsomvang die voor vergoeding door het ministerie in aanmerking komt, uitgedrukt in minuten

A

=

de voor betrokkene geldende omvang ADV-overgangsrecht, uitgedrukt in minuten*)

V

=

de voor betrokkene geldende omvang TVS, uitgedrukt in minuten*)

N

=

de omvang van de voor betrokkene geldende normbetrekking (RPBO, artikel I-P3), uitgedrukt in minuten

F

=

het aantal formatierekeneenheden overeenkomstig de hierna opgenomen formatierekeneenheden-tabel

D

=

het aantal kalenderdagen waarvoor de hiervoor aangegeven omvangsfactor geldt

E

=

het aantal kalenderdagen in de maand waarvoor de berekening wordt uitgevoerd

*) Indien betrokkene zowel recht op TVS als op ADV-overgangsrecht heeft wordt de betrekkingsomvang verminderd met de omvang van de TVS.

  • -

    In geval van een full-time betrekking die geheel voor vergoeding door het Rijk in aanmerking komt zijn de betrekkingsomvang (B) en de omvang normbetrekking (N) aan elkaar gelijk. In geval van een deeltijd betrekking of indien een deel van de betrekking niet voor vergoeding door het ministerie in aanmerking komt, is de betrekkingsomvang (B) kleiner dan de omvang normbetrekking (N).

  • -

    De factor D/E is 1 (één) indien de omvangsfactor gedurende de maand niet wijzigt.

De formatierekeneenheden-tabel:

De formatierekeneenheden-tabel heeft twee ingangen, te weten:

  • -

    de maximumschaal voor de functie waarin betrokkene is aangesteld

  • -

    de categorie personeel waartoe de betrokken functie behoort

Functie met Maximumschaal

I-Q (DIR)

I-R (OP)

I-S (OOP)

1

   

119

2

   

127

3

   

137

4

   

144

5

   

150

6

   

158

7

   

172

8

   

188

9

211

179

217

10

233

200

236

11

265

232

265

12

306

263

306

13

320

320

326

14

357

 

364

15

388

 

396

16

423

 

432

Uitzonderingen op de algemene berekeningswijze (bij de beschreven uitzondering wordt verwezen naar artikelen in het RPBO waarin dit is vastgelegd)

  • a I-P78, lid 2: Het verbruik voor directieleden wordt bepaald op grond van de functie waarin hij is benoemd en de bij die functie behorende maximumschaal bepaald aan de hand van hoofdstuk I-Q. In geval van artikel I-Q106 betekent dit dat indien bv. ten gevolge van groei voor de functie een hogere maximumschaal gaat gelden en dit nieuwe carrièrepatroon voor betrokkene niet direct ingaat het verbruik aan formatierekeneenheden wel op grond van de hogere maximumschaal vastgesteld moet worden.

  • b I-P87: In geval van anticumulatie wordt het verbruik aan formatierekeneenheden vastgesteld op grond van de onverkorte taakomvang.

  • c I-Q107: In geval van vervanging van een directeur of een adjunct-directeur waarbij de vervangende leraar op enig moment en voor de duur van de vervanging bezoldigd wordt als ware hij in de functie van directeur c.q. adjunct-directeur benoemd, wordt het verbruik aan formatierekeneenheden bepaald op grond van de maximumschaal behorende bij zijn oorspronkelijke functie.

  • d I-S109: Indien een belanghebbende ten gevolge van waarneming in een hogere functie tijdelijk wordt bezoldigd alsof hij in die hogere functie was benoemd, wordt het verbruik aan formatierekeneenheden bepaald op grond van de maximumschaal die behoort bij zijn oorspronkelijke functie.

  • e V-Q101 en V-R101: Over de aan belanghebbende toegekende fictieve extra taakomvang wordt geen verbruik aan formatierekeneenheden berekend.

Uitzonderingen die uitsluitend voor het primair onderwijs gelden

  • f I-Q205: In het geval van twee directeuren aan één school voor het basisonderwijs met minder dan 200 leerlingen, geldt – in afwijking van de formatierekeneenhedentabel – per directeur de volgende waarde voor de F in de formule:

    • -

      206 formatierekeneenheden voor scholen met minder dan 100 leerlingen,

    • -

      222 formatierekeneenheden voor scholen met 100 of meer doch minder dan 200 leerlingen.

  • g I-Q207/I-Q306: Indien een leraar – ex-adjunct-directeur – het carrièrepatroon van adjunct-directeur behoudt blijft het verbruik gehandhaafd op het verbruik behorende bij de functie van adjunct-directeur. Een en ander behoudens de uitzonderingen genoemd in Uitleg nr. 12 d.d. 13 mei 1992, pagina 18.

Uitzonderingen die uitsluitend voor het voortgezet onderwijs gelden

  • h I-P78, lid 3: Voor belanghebbenden bedoeld in artikel I-S401 wordt het verbruik aan formatierekeneenheden bepaald aan de hand van de aan betrokkene toegekende garantieschaal indien deze hoger is dan de maximumschaal behorende bij de functie.

  • i V-Q408, lid 6: voor de adjunct-directeur die in dit geval wordt benoemd in een I-R functie en aanspraak blijft houden op de maximumschaal en het carrièrepatroon dat voor hem als adjunct-directeur gold wordt het verbruik aan formatierekeneenheden vastgesteld op grond van de maximumschaal behorende bij de functie die hij feitelijk vervult.

  • j Verbruik van een leraar voor wie het HOS-uitzicht herleeft bij een benoeming in een 10-functie nadat hij bij hetzelfde bevoegd gezag is ontslagen uit een 12-functie: zie Uitleg nr. 11 van 15 april 1992, blz. 13

  • k Verbruik directie bij samenvoeging (zie circulaire AB/IE-085 d.d. 12 februari 1992, gepubliceerd in OenW-Regelingen nr. 6 d.d. 19 februari 1992).

Naar boven