Wijzigingsbesluit Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (formatiebudget)

[Regeling vervallen per 01-12-2005.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-01-1993 t/m 30-11-2005

Besluit van 3 juli 1992, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (Stb. 1985, 110) en het Uitvoeringsbesluit W.O.V. (Stb. 1989, 413) (formatiebudget)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van 12 februari 1992, nr. 921000, Directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit;

Gelet op de artikelen 33, tweede lid, 37, 53, 59, 62, vijfde lid, en 64 van de Wet op het primair onderwijs;

de artikelen 33, tweede lid, 37, 56, 62, 65, vijfde lid en 66 van de Wet op de expertisecentra;

de artikelen 153, tweede lid, 157, 174, 180, 183, vijfde lid en 184 van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs;

de artikelen 4 en 4a van de Experimentnewet onderwijs (Stb. 1970, 170);

de artikelen 39, tweede lid, 40, 43, 51 en 53, vierde lid van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 552);

de artikelen 23, derde lid, 25, vierde lid, en 26 van de Wet op het leerlingwezen (Stb. 1966, 215);

de artikelen 58, tweede lid, 59, 61 en 64, vierde lid van de Wet op de onderwijsverzorging (Stb. 1986, 635);

De Raad van State gehoord (advies van 10 juni 1992, nr. 1005.92.0074;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 26 juni 1992, nr. 92043144, Directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel II

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

  • 1 In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. Rechtspositiebesluit: het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (Stb. 1985, 110);

    • b. instelling: een instelling, bedoeld in artikel 1-A1, onder d1 tot en met d5, d9, d10 en d12, van het Rechtspositiebesluit;

    • c. belanghebbende: de belanghebbende, bedoeld in artikel I-A1, onder e1 tot en met e5, e9, e10 en e12, die op 31 juli 1992 aan een instelling is verbonden.

  • 2 De op 31 juli 1992 in vaste dienst benoemde belanghebbende blijft op 1 augustus 1992 benoemd aan dezelfde instelling in een functie met dezelfde maximumschaal, hetzelfde carrièrepatroon en dezelfde betrekkingsomvang als die behorende bij de functie waarin hij op 31 juli 1992 was benoemd. Het bepaalde in de eerste volzin geldt niet indien dit in het licht van een goede en doelmatige uitvoering van de aan de instelling te verrichten werkzaamheden in redelijkheid niet van het bevoegd gezag kan worden gevergd.

  • 3 De betrekkingsomvang bedoeld in het tweede lid, eerste volzin, wordt voor de belanghebbende die op 31 juli 1992 werkzaam was in een functie als bedoeld in hoofdstuk I-Q of I-R aan een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d3 en d9, op 1 augustus 1992 vastgesteld op de uitkomst van

    Bijlage 7806.png

    waarbij F gelijk is aan de voor de belanghebbende op 31 juli 1992 geldende betrekkingsomvang. De aldus berekende uitkomst wordt op rekenkundige wijze afgerond op minuten.

  • 4 Binnen de betrekkingsomvang berekend op grond van het derde lid wordt voor de belanghebbende die op 31 juli 1992 werkzaam was in een functie als bedoeld in hoofdstuk I-Q of I-R aan een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d3 en d9, en die op 31 juli 1992 aanspraak had op verlof op grond van artikel V-V1, dit verlof op 1 augustus 1992 vastgesteld op de uitkomst van de formule O - (F-B), waarin,

    O = de voor de belanghebbende op 31 juli 1992 geldende omvang van het wekelijks verlof in verband met arbeidsduurverkorting als bedoeld in artikel V-V1, vermenigvuldigd met 2369/28,63 en op rekenkundige wijze afgerond op minuten;

    F = de voor de belanghebbende op 31 juli 1992 geldende betrekkingsomvang, vermenigvuldigd met 2369/28,63 en op rekenkundige wijze afgerond op minuten;

    B = de voor de belanghebbende op 1 augustus 1992 geldende betrekkingsomvang berekend op grond van het bepaalde in het derde lid.

  • 5 Onverminderd het bepaalde in het tweede lid van de artikelen V-Q101 en V-R101 wordt voor de belanghebbende die op 31 juli 1992 werkzaam was in een functie als bedoeld in hoofdstuk I-Q of I-R aan een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d3 en d9, en die op 31 juli 1992 aanspraak had op extra taakomvang als bedoeld in de artikelen V-Q101 en V-R101 zoals die artikelen luidden op 31 juli 1992, deze extra taakomvang op 1 augustus 1992 vastgesteld op de uitkomst van de formule

    Bijlage 7807.png

    waarbij E gelijk is aan de voor de belanghebbende op 31 juli 1992 geldende extra taakomvang. De aldus berekende uitkomst wordt op rekenkundige wijze afgerond op minuten.

  • 6 Het bepaalde in het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing voor de belanghebbende, bedoeld in artikel I-A1, onder e1 tot en met e5, e 9 en e10, die op 31 juli 1992 is benoemd bij een instelling en wiens benoeming op 1 augustus 1992 wordt omgezet in een bestuursbenoeming als bedoeld in artikel I-A1, onder p.

  • 7 Het bepaalde in het derde, vierde en vijfde lid is van overeenkomstige toepassing voor de belanghebbende die op 31 juli 1992 werkzaam was in een functie als bedoeld in hoofdstuk I-Q of I-R van het Rechtspositiebesluit aan een instelling bedoeld in artikel I-A1, onder d3 en d9, en wiens benoeming op 1 augustus 1992 wordt omgezet in een bestuursbenoeming als bedoeld in artikel I-A1, onder p.

Artikel III

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel IV. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

  • 1 Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 1992.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, geldt dat dit besluit, met uitzondering van artikel I, onderdeel S, ten aanzien van belanghebbenden aan instellingen bedoeld in artikel I-A1, onder d12 in werking treedt op 1 januari 1993. Tot 1 januari 1993 gelden voor de in de eerste volzin bedoelde belanghebbenden de bepalingen in de hoofdstukken I-P tot en met I-S en V-P tot en met V-S van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals die luidden op 31 juli 1992.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, geldt dat dit besluit, met uitzondering van artikel I, onderdeel S, in werking treedt op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip ten aanzien van belanghebbenden aan:

    • a. instellingen bedoeld in artikel I-A1, onder d3, voor zover het betreft:

      • 1. een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere avondschool of dag-avondschool voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, hoger algemeen voortgezet onderwijs of middelbaar algemeen voortgezet onderwijs;

      • 2. de ingevolge artikel 75, eerste lid van de Wet op het voortgezet onderwijs uit de openbare kas bekostigde cursus voor algemeen en op het beroep gericht onderwijs, als bedoeld in artikel 2 van de Wet op het leerlingwezen (streekschool);

      • 3. de ingevolge artikel 75, eerste lid van de Wet op het voortgezet onderwijs uit de openbare kas bekostigde cursus voor algemeen en op het beroep gericht onderwijs, als bedoeld in artikel 2 van de Wet op het leerlingwezen, voor zover geen deel uitmakende van een streekschool;

    • b. instellingen bedoeld in artikel I-A1, onder d4, d5, d9 en d10.

    Tot dat tijdstip gelden voor de belanghebbenden die zijn benoemd aan de in dit lid bedoelde instellingen de bepalingen in de hoofdstukken I-P tot en met I-S en V-P tot en met V-S van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals die luidden op 31 juli 1992.

  • 4 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid treedt het bepaalde in artikel I, onderdeel Z, AA en BB in werking met ingang van 1 augustus 1993.

  • 5 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid treedt artikel I, onderdeel S in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip waarbij kan worden geregeld dat het Koninklijk Besluit terugwerkt.

  • 6 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid treedt artikel III in werking met ingang van 1 januari 1993.

Artikel V. Overgangsregiem in geval van niet-aanvaarding wetsvoorstel 22 467 voor 1 augustus 1992

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

Indien het bij koninklijke boodschap van 16 december 1991 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op het leerlingwezen en de Wet op de onderwijsverzorging in verband met onder meer de invoering van de mogelijkheid van bestuursaanstelling, de invoering van decentraal georganiseerd overleg, de invoering van de mogelijkheid van centrale diensten en de uitbreiding van de commissies van beroep (regelingen in verband met invoering TBS) (Kamerstukken II vergaderjaar 1991-1992, 22 467, nr. 2) niet tot wet is verheven dan wel niet voor 1 augustus 1992 tot wet is verheven en niet in werking is getreden, zijn de bepalingen van dit besluit voor zover zij met genoemd wetsvoorstel samenhangen, niet van toepassing tot het tijdstip waarop genoemd wetsvoorstel tot wet is verheven en inwerking is getreden.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

’s-Gravenhage, 3 juli 1992

Beatrix

De Minister van Onderwijs en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

P. Bukman

Uitgegeven de drieëntwintigste juli 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven