Wijzigingswet Wet op de rechterlijke organisatie

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-04-1994 t/m heden

Wet van 3 juni 1992, tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Ambtenarenwet 1929, de Beroepswet en enkele andere wetten (integratie raden van beroep/Ambtenarengerechten en arrondissementsrechtbanken; vereenvoudiging regelingen vorming en bezetting kamers)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het kader van de herziening van de rechterlijke organisatie een personele en organisatorische integratie van de raden van beroep/Ambtenarengerechten en de arrondissementsrechtbanken tot stand te brengen, en dat het mede in verband daarmee wenselijk is de regelingen betreffende de vorming en bezetting van de kamers van de rechterlijke colleges te vereenvoudigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel XXII

  • 1 De benoemingen van de voorzitter en de ondervoorzitters van een raad van beroep worden van rechtswege gewijzigd in een benoeming tot vice-president van, onderscheidenlijk rechter in de arrondissementsrechtbank waarvan de zetel gelijk is aan de standplaats van de desbetreffende raad van beroep. De datum van benoeming in het latere ambt wordt gelijkgesteld met de datum van benoeming in het eerdere ambt.

  • 2 De benoeming van een voorzitter of een ondervoorzitter van een raad van beroep tot rechter-plaatsvervanger in een arrondissementsrechtbank vervalt van rechtswege.

  • 3 De benoeming van een plaatsvervangend voorzitter van een raad van beroep wordt van rechtswege gewijzigd in een benoeming tot rechter-plaatsvervanger in de arrondissementsrechtbank waarvan de zetel gelijk is aan de standplaats van de desbetreffende raad van beroep, tenzij de betrokkene reeds president of vice-president van dan wel rechter of rechter-plaatsvervanger in de desbetreffende arrondissementsrechtbank is. De datum van benoeming in het latere ambt wordt gelijkgesteld met de datum van benoeming in het eerdere ambt.

  • 4 De benoeming van een gerechtsauditeur bij een raad van beroep wordt van rechtswege gewijzigd in een gelijke benoeming bij de arrondissementsrechtbank waarvan de zetel gelijk is aan de standplaats van de desbetreffende raad van beroep. De datum van benoeming in het latere ambt wordt gelijkgesteld met de datum van benoeming in het eerdere ambt.

  • 5 De benoeming van een plaatsvervangend griffier van een raad van beroep wordt van rechtswege gewijzigd in een benoeming tot waarnemend griffier van de arrondissementsrechtbank waarvan de zetel gelijk is aan de standplaats van de desbetreffende raad van beroep. De datum van benoeming in het latere ambt wordt gelijkgesteld met de datum van benoeming in het eerdere ambt.

  • 6 De tewerkstelling van een rechterlijk ambtenaar in opleiding bij een raad van beroep wordt van rechtswege gewijzigd in een gelijke tewerkstelling bij de arrondissementsrechtbank waarvan de zetel gelijk is aan de standplaats van de desbetreffende raad van beroep. De datum van de latere tewerkstelling wordt gelijkgesteld met de datum van de eerdere tewerkstelling.

  • 7 De benoemingen van de gerechtssecretarissen en de overige bij een raad van beroep werkzame ambtenaren worden van rechtswege gewijzigd in een gelijke benoeming bij de arrondissementsrechtbank waarvan de zetel gelijk is aan de standplaats van de desbetreffende raad van beroep. De datum van benoeming in het latere ambt wordt gelijkgesteld met de datum van benoeming in het eerdere ambt.

  • 8 De benoemingen van de leden van een Ambtenarengerecht die niet tevens president van, vice-president van of rechter in een arrondissementsrechtbank zijn en van de leden van een Ambtenarengerecht die niet tevens rechter-plaatsvervanger zijn in de arrondissementsrechtbank waarvan de zetel gelijk is aan de standplaats van het desbetreffende Ambenarengerecht, worden van rechtswege gewijzigd in een benoeming tot rechter-plaatsvervanger in de arrondissementsrechtbank waarvan de zetel gelijk is aan de standplaats van het desbetreffende Ambtenarengerecht, mits zij voldoen aan de eisen, genoemd in artikel 48 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De datum van benoeming in het latere ambt wordt gelijkgesteld met de datum van benoeming in het eerdere ambt.

  • 9 De benoeming van een vaste deskundige van een raad van beroep wordt van rechtswege gewijzigd in een gelijke benoeming bij de arrondissementsbank waarvan de zetel gelijk is aan de standplaats van de desbetreffende raad van beroep. De datum van benoeming in het latere ambt, wordt gelijkgesteld met de datum van benoeming in het eerdere ambt.

  • 10 In afwijking van het eerste lid en het derde lid tot en met het negende lid kunnen de daar genoemde functionarissen op hun verzoek met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet in het desbetreffende ambt worden benoemd onderscheidenlijk worden tewerkgesteld bij een andere arrondissementsrechtbank waarvan de zetel is gelegen binnen het rechtsgebied van de raad van beroep dan wel het Ambtenarengerecht waarbij zij waren benoemd onderscheidenlijk waren tewerkgesteld.

  • 11 De benoeming van een ondervoorzitter van het College van beroep studiefinanciering wordt van rechtswege gewijzigd in een benoeming tot lid van het College. De benoeming van een plaatsvervangend voorzitter van het College wordt van rechtswege gewijzigd in een benoeming tot plaatsvervangend lid van het College. De benoeming van een lid van het College wordt van rechtswege gewijzigd in een benoeming tot plaatsvervangend lid van het College, mits het voldoet aan de eisen, genoemd in artikel 48 van de Wet op de rechtelijke organisatie. De datum van benoeming in het latere ambt wordt gelijkgesteld met de datum van benoeming in het eerdere ambt.

Artikel XXIII

  • 1 De gewezen voorzitters en ondervoorzitters van de raden van beroep hebben gedurende vijf jaren na de inwerkingtreding van deze wet geen zitting in een kamer voor burgerlijke zaken of een kamer voor strafzaken, indien zij aan de president van de arrondissementsbank hebben meegedeeld daartegen bezwaar te hebben.

  • 2 De vice-presidenten van en de rechters in de arrondissementsrechtbanken hebben gedurende vijf jaren na de inwerkingtreding van deze wet geen zitting in een kamer voor bestuursrechtelijke zaken, indien zij aan de president van de arrondissementsrechtbank hebben meegedeeld daartegen bezwaar te hebben.

Artikel XXV

  • 1 De zaken die bij een raad van beroep aanhangig zijn, worden van rechtswege, in de stand waarin zij zich bevinden, overgedragen aan de arrondissementsrechtbank waarvan de zetel gelijk is aan de standplaats van de desbetreffende raad van beroep.

  • 2 De zaken die bij een Ambtenarengerecht aanhangig zijn, worden van rechtswege, in de stand waarin zij zich bevinden, overgedragen aan de arrondissementsrechtbank waarvan de zetel gelijk is aan de standplaats van het desbetreffende Ambtenarengerecht.

Artikel XXVI

  • 1 Voor de toepassing van artikel 155 van de Beroepswet treedt de arrondissementsrechtbank waarvan de zetel gelijk is aan de standplaats van de raad van beroep die de aangevallen uitspraak heeft gewezen, daarvoor in de plaats.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 113 van de Ambtenarenwet 1929 treedt de arrondissementsrechtbank waarvan de zetel gelijk is aan de standplaats van het Ambtenarengerecht dat de aangevallen uitspraak heeft gewezen, daarvoor in de plaats.

Artikel XXVII

  • 1 Voor de toepassing van artikel 104 van de Ambtenarenwet 1929 treedt de arrondissementsrechtbank waarvan de zetel gelijk is aan de standplaats van het Ambtenarengerecht dat de zaak heeft behandeld, daarvoor in de plaats.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 111 van de Ambtenarenwet 1929 treedt de arrondissementsrechtbank waarvan de zetel gelijk is aan de standplaats van het Ambtenarengerecht dat de zaak in eerste aanleg heeft behandeld, daarvoor in de plaats.

Artikel XXVIII

  • 1 De administratie en het archief van een raad van beroep worden van rechtswege overgedragen aan de arrondissementsrechtbank waarvan de zetel gelijk is aan de standplaats van de desbetreffende raad van beroep.

  • 2 De administratie en het archief van een Ambtenarengerecht worden van rechtswege overgedragen aan de arrondissementsrechtbank waarvan de zetel gelijk is aan de standplaats van het desbetreffend Ambtenarengerecht.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 3 juni 1992

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de drieëntwintigste juni 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven