Instelling commissie beveiliging gevangeniswezen

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 03-04-1992 t/m heden

Instelling commissie beveiliging gevangeniswezen

De Staatssecretaris van Justitie,

overwegende: dat aan hem de zorg voor een ongestoorde tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en -maatregelen is opgedragen;

dat een adequaat beveiligingsbeleid voor de ongestoorde tenuitvoerlegging een onmisbare voorwaarde is;

dat het beveiligingsbeleid wordt uitgevoerd in samenhang met de andere detentiedoelen en met inachtneming van de rechtspositie van de gedetineerde, waarbij de mate van dominantie van de beveiliging wordt bepaald door de mate van vluchtgevaarlijkheid van de gedetineerde en de detentiefase, waarin de betrokkene zich bevindt;

dat de ontwikkelingen binnen criminaliteit en straftoemeting ertoe hebben geleid dat in de penitentiaire inrichtingen in Nederland in toenemende mate gedetineerden verblijven die extra beveiliging behoeven vanwege hun aanwijsbaar groot vluchtrisico;

dat het beleid met betrekking tot de beveiliging van de hier bedoelde categorie gedetineerden binnen het gevangeniswezen zich voortdurend verder heeft ontwikkeld;

dat het in het kader van deze beleidsontwikkeling voor het departement van Justitie van belang is te beschikken over een evaluatie van het beveiligingsbeleid, zoals dat tot dusverre in het Nederlandse gevangeniswezen wordt gevoerd:

Besluit:

Artikel 1

In te stellen een commissie die tot taak heeft:

  • a. het evalueren van het beleid dat binnen het gevangeniswezen in Nederland wordt gevoerd met betrekking tot de beveiliging van gedetineerden die in verband met hun vluchtrisico extra beveiliging behoeven;

  • b. eventuele knelpunten te signaleren die zich bij de uitvoering van het huidig beveiligingsbeleid ten aanzien van extreem vluchtgevaarlijke gedetineerden in bouwkundig, organisatorisch, instrumenteeltechnisch, regimair en personeel opzicht voordoen;

  • c. te bezien in hoeverre het hier te lande met betrekking tot deze categorie gedetineerden gekozen evenwicht tussen de beveiliging en de andere detentiedoelen zoals het beperken van de detentieschade, het voorbereiden op de terugkeer in de maatschappij en het beheersbaar houden van de inrichting dient te worden herijkt;

  • d. het in dit opzicht hier te lande gevoerd beleid mede te bezien vanuit internationaal perspectief.

Artikel 2

De commissie als volgt samen te stellen:

Voorzitter:

mr. R. J. Hoekstra.

secretaris-generaal

Ministerie van Algemene Zaken.

Leden:
  • prof. dr. F. H. L. Beyaert, buitengewoon hoogleraar Forensische psychiatrie Rijksuniversiteit Utrecht;

  • mr. F. W. R. Evers, directeur-generaal Rijksgebouwendienst Ministerie van VROM;

  • mr. C. R. L. R. M. Ficq. hoofdofficier van Justitie 's-Hertogenbosch;

  • mr. H. B. Greven. directeur-generaal Jeugdbescherming en Delinquentenzorg Ministerie van Justitie;

  • dr. E. E. Nordholt, hoofdcommissaris van politie Amsterdam;

  • mevrouw mr. E. M. A. Schmitz, burgemeester van de gemeente Haarlem;

  • prof. dr. Th. W. van Veen, emeritus hoogleraar Strafrecht Rijksuniversiteit Groningen.

Secretaris:

drs. J. J. L. M. Verhagen, hoofd afdeling Beleidsinformatie, directie D&J.

Adjunct secretaris:

mevrouw drs. M. M. W. Barnars. hoofd directiesecretariaat Directie D&J.

Artikel 3

De commissie te verzoeken voor 1 september 1992 rapport uit te brengen.

Het staat de commissie vrij bij de uitvoering van haar taakopdracht hulp en bijstand in te roepen van functionarissen die werkzaam zijn binnen het Ministerie en het penitentiaire veld en zonodig andere deskundigen te raadplegen.

Artikel 4

Dit besluit, dat zal worden geplaatst in de Staatscourant en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer, treedt in werking met ingang van de dag na die van dagtekening van dit besluit.

's-Gravenhage, 23 maart 1992

De

Staatssecretaris

van Justitie,

A. Kosto

Naar boven