Wet van 19 december 1991, tot wijziging van de Algemene wet inzake de douane en de
accijnzen en enkele andere wetten (aanpassing in verband met communautaire regelgeving
alsmede enkele andere wijzigingen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Algemene wet inzake
de douane en de accijnzen in overeenstemming te brengen met Verordening (EEG) nr. 4046/89 betreffende de zekerheid die moet worden gesteld om de betaling van een douaneschuld
te waarborgen (PbEG L 388), Verordening (EEG) nr. 2503/88 betreffende de douane-entrepots (PbEG L 225), Verordening (EEG) nr. 2561/90 tot uitvoering van de Verordening douane-entrepots (PbEG L 246), Verordening (EEG) nr. 2504/88 betreffende de vrije zones en de vrije entrepots (PbEG L 225), Verordening (EEG) nr. 2562/90 tot uitvoering van de Verordening vrije zones en vrije entrepots (PbEG L 246), Verordening (EEG) nr. 4151/88 tot vaststelling van de bepalingen die van toepassing zijn op goederen die het douanegebied
van de Gemeenschap worden binnengebracht ( PbEG L 367), dat het eveneens wenselijk is om de wetgeving inzake de verbruiksbelastingen
aan te passen aan de verordeningen betreffende het binnenbrengen, de douane-entrepots
en de vrije zones en vrije entrepots, dat het voorts wenselijk is in de Algemene wet
inzake de douane en de accijnzen regeling te treffen voor de berekening van de belasting
in bepaalde gevallen van vermis van goederen in fictief entrepot en ter zake van het
mogelijk maken van een andere wijze van toezicht dan door middel van documenten en
dat het ten slotte wenselijk is enkele andere wijzigingen in die wet aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: