§ 1. De gronden
Artikel 18
Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van het openbaar ministerie, indien het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon,
a. die wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit waarvoor een bevel tot voorlopige hechtenis is toegelaten, of
b. die onherroepelijk veroordeeld is tot een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel van zes maanden of meer, of een geldboete in Nederland van de derde categorie of hoger, dan wel een daarmee overeenkomende geldboete in de Nederlandse Antillen of Aruba, of
c. die de bijzondere voorwaarden verbonden aan een voorwaardelijke veroordeling, een voorwaardelijke terbeschikkingstelling of een voorwaardelijke gratieverlening niet naleeft,
zich door verblijf buiten de grenzen van een der landen van het Koninkrijk aan vervolging dan wel tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken.
Artikel 19
Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van de rechter-commissaris, indien de betrokken persoon in staat van faillissement verkeert dan wel op hem het bepaalde in artikel 106 van de Faillissementswet (Stb. 1893, 140) of een overeenkomstige regeling in de Nederlandse Antillen of Aruba van toepassing is.
Artikel 20
Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van Onze Minister die het aangaat, indien het gegronde vermoeden bestaat dat de betrokken persoon zich door verblijf buiten het Koninkrijk zal onttrekken aan zijn militaire verplichtingen, dan wel zijn vervangende dienstplicht.
Artikel 21
Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van Onze Minister die het aangaat, indien het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon ten aanzien van wie in buitengewone omstandigheden krachtens de wet of landsverordening een verbod geldt het land te verlaten, dit verbod zal overtreden.
Artikel 22
Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van Onze Minister die het aangaat, onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders, gedeputeerde staten, het eilandbestuur dan wel een ander tot invordering bevoegd orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, dat het aangaat, indien het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon,
a. die nalatig is in het nakomen van zijn verplichting tot betaling van in een der landen van het Koninkrijk verschuldigde belastingen of premies inzake sociale verzekeringen, of
b. die nalatig is in het nakomen van zijn verplichting tot terugbetaling van door de overheid aan hem verstrekte geldleningen, subsidies of renteloze voorschotten, of
c. die nalatig is in het nakomen van een wettelijk op hem rustende dan wel bij uitspraak van een rechter in het Koninkrijk vastgestelde verplichting tot betaling van op hem verhaalbare uitkeringen, door de overheid gemaakte, op hem verhaalbare kosten, dan wel voorgefinancierde of anderszins verstrekte gelden, of
d. die nalatig is in het nakomen van een wettelijk op hem rustende onderhoudsverplichting dan wel een bij uitspraak van een rechter in het Koninkrijk vastgestelde onderhoudsverplichting,
zich door verblijf buiten de grenzen van een der landen van het Koninkrijk aan de wettelijke mogelijkheden tot invordering van de verschuldigde gelden zal onttrekken.
Artikel 23
Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van Onze Minister die het aangaat, indien het gegronde vermoeden bestaat dat de betrokken persoon buiten het Koninkrijk handelingen zal verrichten, die een bedreiging vormen voor de veiligheid en andere gewichtige belangen van het Koninkrijk of een of meerdere landen van het Koninkrijk dan wel de veiligheid van met het Koninkrijk bevriende mogendheden.
Artikel 24
Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van Onze Minister die het aangaat, onderscheidenlijk een met de uitvoering van deze wet belaste autoriteit die het aangaat, indien:
a. het gegronde vermoeden bestaat dat de betrokken persoon zich schuldig zal maken aan gedragingen welke naar Nederlands, Nederlands-Antilliaans onderscheidenlijk Arubaans recht misdrijven opleveren en tot de strafbaarstelling waarvan een het Koninkrijk bindend verdrag verplicht en hij binnen of buiten het Koninkrijk in de voorafgaande tien jaar wegens zodanige gedragingen of medeplichtigheid daaraan onherroepelijk is veroordeeld;
b. het gegronde vermoeden bestaat dat de betrokken persoon handelingen heeft verricht of zal verrichten met of met betrekking tot reisdocumenten die het vertrouwen in reisdocumenten hebben geschaad of zullen schaden dan wel opzettelijk een ander in de gelegenheid heeft gesteld of zal stellen om zulke handelingen te verrichten met of met betrekking tot een aan de betrokken persoon verstrekt reisdocument.