Instelling Begeleidingscommissie Experimentele Gezondheidsonderzoeksvisitaties op vrijwillige basis

[Regeling vervallen per 28-08-2004.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 07-08-1991 t/m 27-08-2004

Instelling Begeleidingscommissie Experimentele Gezondheidsonderzoeksvisitaties op vrijwillige basis

De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, en de Minister van Onderwijs en Wetenschappen,

Overwegende dat in het regeringsstandpunt (Kamerstuk 11, 1989–1990, 21 678, nr. 2) op het door de Raad voor Gezondheidsonderzoek uitgebrachte advies ‘Kwaliteitsbewaking in het gezondheidsonderzoek’ is uitgesproken dat

  • -

    WVC en O&W in nauw overleg met alle actoren streven naar één kader van kwaliteitsbewaking voor zowel buiten-universitaire, para-universitaire en universitaire research-inspanningen;

  • -

    onderzoeksvisitaties in principe een goed instrument kunnen zijn om zowel de wetenschappelijke kwaliteit als de maatschappelijke kwaliteit en onderzoeksmanagementkwaliteit in relatie tot de uiteenlopende missies van onderzoeksinstituties te kunnen beoordelen;

  • -

    er onvoldoende ervaring met een dergelijk systeem van kwaliteitsbeoordeling bestaat om goed onderbouwd en gestaafd met effectmetingen een definitieve vormgeving van onderzoeksvisitaties als maatgevend te kunnen aanwijzen;

  • -

    er derhalve op vrijwillige basis op beperkte schaal bij instituties met uiteenlopende missies ervaring te worden opgedaan;

  • -

    die kennis gebundeld dient te worden en gebruikt voor nadere advisering over een wenselijke definitieve vormgeving van een alomvattend visitatiesysteem op het terrein van gezondheidsonderzoek (met een mogelijke uitstraling naar andere onderzoeksterreinen):

Besluiten:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 28-08-2004]

Er is voor een periode van 2 jaar een Begeleidingscommissie Experimentele Gezondheidsonderzoeksvisitaties, hierna te noemen begeleidingscommissie.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 28-08-2004]

De begeleidingscommissie neemt als uitgangspunt de hieronder omschreven intentie voor onderzoeksvisitaties en het navolgende omschreven doel van de experimentele visitaties:

  • -

    De intentie van een onderzoeksvisitatie betreft een inhoudelijk kwaliteitsoordeel alsmede de managementkant. Het inhoudelijk kwaliteitsoordeel dient meer in te houden dan de beoordeling van de wetenschappelijke kwaliteit en de (apparatuur) infrastructuur. Het omvat ook uitdrukkelijk (afhankelijk van de missie van het instituut) een oordeel van het maatschappelijke en/of toepassingsgerichte belang.

  • -

    doel van de experimentele visitaties op het terrein van het gezondheidsonderzoek is het opdoen van ervaring met een kwaliteitsbewakingssysteem dat optimaal kan worden toegesneden op de missie van onderzoeksuitvoerende of -financierende organisaties, op een zodanige wijze dat op basis voor die gedocumenteerde ervaring door de begeleidingscommissie nader geadviseerd kan worden over de meest wenselijke vorm met betrekking tot implementatie in het brede terrein van gezondheidsonderzoek.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 28-08-2004]

De begeleidingscommissie heeft de volgende taken:

  • -

    Het erop toezien dat instituten met uiteenlopende missies met betrekking tot gezondheidsonderzoek participeren in de experimentele visitaties: universitair, niet-universitair, fundamenteel gericht, sterk maatschappelijk of toepassingsgericht, medisch-biologisch of sociaal-wetenschappelijk gericht, een subsidiërend fonds.

  • -

    Het binnen de experimentele periode van maximaal 2 jaar bevorderen en begeleiden van ca 10 visitaties, die op vrijwillige basis plaatsvinden op initiatief van de betrokken instellingen.

  • -

    Het waarborgen van een adequaat proces van visitatie. Duit houdt in dat de begeleidingscommissie erop toeziet.

  • -

    dat de samenstelling van de visitatiecommissie, inclusief de secretaris, geloofwaardig is met betrekking tot niveau, afstandelijkheid en geschiktheid met betrekking tot de missie van het instituut (disciplines en fundamentele, toegepaste en/of maatschappelijke oriëntatie).

  • -

    dat de door het instituutsmanagement benoemde visitatiecommissie kan beschikken over een zelf-evaluatie rapport van voldoende niveau.

  • -

    dat de visitatiecommissie een evenwichtige aandacht heeft voor wetenschappelijke-, maatschappelijke- en operationele kwaliteit, zoals gedefinieerd in de notitie ‘Kwaliteitsbeoordeling van onderzoeksinstituten: enige onderzoekspunten’, die als bijlage F is opgenomen in het Wetenschapsbudget 1991; voor het gezondheidsonderzoek dient maatschappelijke kwaliteit daarbij met name gehanteerd te worden als voldoende relevant met betrekking tot het bijdragen aan oplossingen voor problemen in de samenleving op het terrein van gezondheid en ziekte.

  • -

    dat de visitatiecommissie schriftelijk rapporteert en dat conclusies en aanbevelingen onderbouwd zijn opdat het management daadwerkelijk de resultaten kan gebruiken.

  • -

    Het uitbrengen van een eindadvies waarbij aandacht aan de volgende punten wordt besteed:

  • -

    Advisering over de meest wenselijke vorm van een voor alle partijen acceptabel onderzoeksvisitatiesysteem.

  • -

    De daarbij behorende rollen en verantwoordelijkheden van betrokken actoren, alsmede de samenstelling, omvang en diepgang van de voor een beoordeling benodigde informatie.

  • -

    De mogelijkheid en wenselijkheid van vertrouwelijke passages of deelrapportages ten behoeve van het management (op welke wijze, onder welke voorwaarden en met welke reikwijdte) zonder dat de acceptatie door het veld en door de overheid in gevaar komt; de begeleidingscommissie behandelt de tijdens het experiment verkregen instituutsgegevens vertrouwelijk en wendt deze niet aan voor andere doeleinden, tenzij het betreffende instituut daartoe uitdrukkelijk toestemming verleent.

  • -

    Tijd en financiën die gemoeid zijn met de voorbereiding, de uitvoering en de rapportage van de visitaties.

  • -

    Afstemming op en mogelijke overlap met andere initiatieven met betrekking tot kwaliteitsbewaking in het gezondheidsonderzoek: de voorwaardelijke financiering van onderzoek bij de universiteiten, de onderzoeksscholen, de onderwijsvisitaties en plannen voor de onderzoeksvisitaties van de VSNU, alsmede de disciplineplanning geneeskunde. Daartoe is vereist dat het veld goed geïnformeerd is over rollen, taken en verantwoordelijkheden van de verschillende gremia.

  • -

    De wenselijkheid van het inschakelen van een derde partij als aangeduid in bijlage F bij het Wetenschapsbudget 1991, met een aanduiding van de taken.

  • -

    De wenselijkheid van invoering in zowel het buitenuniversitaire als ook het universitaire gezondheidsonderzoek van een visitatiesysteem.

  • -

    Het doen van voorstellen voor methoden, resp. voor onderzoek naar de ontwikkeling van methoden om vast te stelen of het instituut de maatschappelijke waarde die het nastreeft, ook daadwerkelijk bereikt, c.q. of het onderzoek voldoende relevant is om daadwerkelijk bij te dragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 28-08-2004]

In de begeleidingscommissie worden benoemd:

  • a. tot voorzitter, levens lid: prof. dr. E. Mandema, namens de Raad voor Gezondheidsonderzoek (RGO);

  • b. tot leden: prof. dr. L.A. van Es. namens het Gebiedsbestuur Medische Wetenschappen NWO: prof. dr. M.F. Kramer, namens het Discipline-overleg Medische Weterschappen/VSNU; prof. dr. R.S. Reneman, namens de Commissie Geneeskunde/KNAW; prof. dr. ir. A. Rörsch, op persoonlijke titel; prof. dr. T.E.D. v.d. Grinten, op persoonlijke titel als deskundige op het terrein van sociaal-medische wetenschappen;

  • c. een secretaris.

Daarnaast is de begeleidingscommissie vrij om zich ad hoc te laten adviseren door deskundigen op terreinen waar die deskundigheid in de commissie niet aanwezig is; dit geldt in het bijzonder voor de methodologische aanpak van de visitaties.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 28-08-2004]

Het secretariaat van de begeleidingscommissie wordt ondergebracht bij de KNAW. Deze lokalisering is niet indicatief wanneer na de experimentele periode van aanwijzing van een zogenaamde derde partij sprake is.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 28-08-2004]

De begeleidingscommissie zal financieel door WVC en O&W gefaciliteerd worden op basis van een door de commissie ingediende begroting die ten hoogste f 300 000 bedraagt voor de periode van twee jaar. De kosten van de visitaties komen in principe voor rekening van de instituties die primair verantwoordelijk zijn voor de organisatie en uitvoering, en zijn hierin derhalve niet begrepen. Wel staat het de begeleidingscommissie vrij om in bijzondere gevallen binnen het totale budget van deze beleidslijn af te wijken.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 28-08-2004]

De begeleidingscommissie kan met inachtneming van dit besluit haar eigen werkwijze nader regelen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 28-08-2004]

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de begeleidingscommissie geschiedt door het secretariaat van de begeleidingscommissie met inachtneming van de bepalingen van het Besluit algemene secretarie-aangelegenheden rijksadministratie (Stb. 1980, 182). De bescheiden worden bij opheffing van de begeleidingscommissie overgedragen aan het archief van het ministerie van WVC. Als besloten wordt tot aanwijzing van een derde partij zullen deze bescheiden vervolgens daaraan worden overgedragen.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 28-08-2004]

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van haar plaatsing in de Nederlandse Staatscourant en wordt in afschrift gezonden aan de Algemene Rekenkamer.

Naar boven