Instelling Gemeenschappelijke Raadgevende Commissie

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 15-07-2004 t/m heden

Instelling Gemeenschappelijke Raadgevende Commissie

De Minister van Economische Zaken,

Handelende in overeenstemming met de directeur-generaal van het Europees Ruimte Agentschap;

Overwegende, dat het wenselijk is het functioneren van de Gemeenschappelijke Raadgevende Commissie, bedoeld in artikel 12 van de op 2 februari 1967 gesloten overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Organisatie voor Ruimteonderzoek, van een formele grondslag te voorzien;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

ESA:

het Europees Ruimte Agentschap (European Space Agency);

ESTEC:

het Europese Centrum voor ruimtevaarttechniek (European Space Research and Technology Centre);

IWWON:

Interdepartementale Werkgroep Werving en Opvang van internationale organisaties in Nederland;

commissie;

de in artikel 2 bedoelde commissie.

Artikel 2

Er is een commissie ten behoeve van overleg tussen ESTEC en de Nederlandse overheid, genaamd Gemeenschappelijke Raadgevende Commissie.

Artikel 3

De commissie heeft tot taak:

  • a. te fungeren als aanspreekpunt voor ESTEC over alle onderwerpen die betrekking hebben op het functioneren van de ESTEC-vestiging in Nederland;

  • b. initiatieven te nemen en activiteiten te bevorderen die bij kunnen dragen tot een positieve relatie tussen ESTEC en Nederland;

  • c. de door ESTEC ondervonden of voorziene knelpunten, die het directe gevolg vormen van of in verband staan met de vestiging van ESTEC in Nederland, te analyseren met als doel te komen tot geëigende aanbevelingen aan de Nederlandse autoriteiten en ESA;

  • d. de in onderdeel c genoemde knelpunten, voor zover deze algemeen gelden voor in Nederland gevestigde internationale organisaties, eveneens onder de aandacht te brengen van de IWWON, waarbij aan de IWWON en ESTEC verzocht kan worden daarover rechtstreeks te overleggen;

  • e. indien zij daartoe termen aanwezig acht, aanbevelingen te doen aan de Nederlandse autoriteiten over maatregelen die zij van belang acht voor de verdere ontwikkeling van de relatie tussen ESTEC en Nederland.

Artikel 4

  • 1 Lid van de commissie zijn:

    • a. een onafhankelijke voorzitter;

    • b. de directeur van ESTEC;

    • c. een vertegenwoordiger van het Ministerie van Economische Zaken;

    • d. een vertegenwoordiger van het Ministerie van Buitenlandse Zaken;

    • e. een vertegenwoordiger van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen;

    • f. een vertegenwoordiger van de gemeente Noordwijk;

    • g. een onafhankelijke deskundige,

  • 2 De leden van de commissie bedoeld in het eerste lid, onder a en onder c tot en met g, worden benoemd en ontslagen door de Minister van Economische Zaken.

  • 3 Ter gelegenheid van de instelling worden tot lid van de commissie benoemd:

    • a. als onafhankelijke voorzitter: mr. S. Patijn;

    • b. als vertegenwoordiger van het Ministerie van Economische Zaken; drs. Chr.P. Buijink (met ingang van 1 juni 1991: drs. P.G. Winters);

    • c. als vertegenwoordiger van het Ministerie van Buitenlandse Zaken: mr. S.I.H. Gosses;

    • d. als vertegenwoordiger van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen: dr. Th.J. Siskens;

    • e. als vertegenwoordiger van de gemeente Noordwijk: drs. J.W. van der Sluijs;

    • f. als onafhankelijke deskundige: mr. H.E. Koning.

  • 4 De Minister van Economische Zaken en de directeur-generaal ESA voorzien gezamenlijk in het secretariaat.

Artikel 5

  • 1 De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2 Bij de uitvoering van haar taak dient de commissie nauw samen te werken met de bevoegde Nederlandse autoriteiten.

  • 3 Zo nodig bevordert de commissie dat rechtstreeks overleg plaatsvindt tussen ESTEC en de betrokken Nederlandse autoriteiten.

Artikel 6

Ter uitvoering van haar taak kan de commissie onder meer:

  • a. zich rechtstreeks tot derden wenden tot het verkrijgen van de informatie die zij behoeft;

  • b. daarvoor in aanmerking komende personen ter vergadering uitnodigen om hun mening uiteen te zetten of inlichtingen te verstrekken.

Artikel 8

De commissie brengt ten minste eenmaal per jaar verslag uit over de betrekkingen tussen ESTEC en de Nederlandse overheid aan de Minister van Economische Zaken, in diens hoedanigheid van coördinerend minister voor de ruimtevaart.

Artikel 10

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie opgeborgen in het archief van dat ministerie.

Artikel 11

  • 1 Dit besluit wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 2 Het treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Afschrift van dit besluit zal worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 24 mei 1991

De

Minister

van Economische Zaken,

J.E. Andriessen

Naar boven